blog | werkgroep caraïbische letteren

De Afrikaanse dimensie in de poëzie van de Puerto Ricaanse dichter Luis Palés Matos

door Fred de Haas

Het heeft tot het begin van de 20e eeuw geduurd voordat er op de Spaanssprekende eilanden van de Cariben überhaupt sprake was van een duidelijke Afrikaanse component in de dichtkunst van de eilanden. Dat kwam omdat de blanke bovenlaag het Afrikaanse element in de cultuur heeft proberen weg te moffelen of te negeren.

Het Spaanse ideaalbeeld, tamtam van kroeshaar en mulat, het engagement van Césaire, poesía negra en black poetry, een zwarte Majesteit, de Creoolse dans, de fascinerende Caraïben, sensualiteit als blikvanger, een ‘expliciete’ kijk op de vrouw.

Men koesterde een idyllisch beeld van de Spaanse veroveraars  en degene die daarop leek was een goede Puerto Ricaan. Manuel A. Alonso beschreef deze in zijn gedicht ‘El jíbaro’ (de blanke boer) uit 1849 als volgt:

Color moreno, frente despejada,
Mirar lánguido, altivo y penetrante,
La barba negra, pálido el semblante,
Rostro enjuto, nariz proporcionada,

Lichtgekleurd en hoog van voorhoofd,
blik doordringend, trots en kwijnend,
zwarte baard en mat van aangezicht,
met scherpe trekken en klassieke neus

Tuntún de Pasa y Grifería

Nog voordat Nicolás Guillén op Cuba begon met in zijn gedichten daadwerkelijk aandacht te vragen voor de zwarte culturele component in de samenleving en nog voordat Aimé Césaire in zijn poëzie stelling begon te betrekken tegen de invloed van de Europese cultuur en een geëngageerd pleitbezorger werd van de Afrikaanse wortels in de cultuur van de Franse eilanden, was er bij de Puerto Ricaanse dichter Luis Palés Matos sprake van een focus op de duidelijke aanwezigheid van het Afrikaanse deel van de bevolking in zijn bundel Tuntún de pasa y grifería ( ‘Tamtam van kroeshaar en mulat’), een nogal ironische omschrijving van zijn onderwerp. De bundel verscheen in 1937. De gedichten waren al enige jaren voor die datum geschreven.

Het engagement van Aimé Césaire was van een andere orde dan dat van Palés Matos.

Het engagement van Aimé Césaire

Aimé Césaire (1913-2008)

Het engagement van Césaire en zijn volgers was duidelijk politiek gericht. Césaire bekleedde verschillende politieke functies en was burgemeester van Fort-de-France, Martinique. Als zodanig heeft hij grote invloed uitgeoefend op de sociale status van Martinique en Guadeloupe. Hij heeft er zelfs voor gezorgd dat de Franse eilanden uiteindelijk een Franse departementale status kregen. Hij zag geen andere uitweg om zijn volk te beschermen dan de aanvaarding van de paraplu van Frankrijk, ondanks zijn ingehouden woede tegen de Franse koloniale invloed van de voorbije eeuwen.

Césaire heeft in een spagaat geleefd. Hij was op en top Frans wat zijn opvoeding betreft en, aan de andere kant, als zwarte bewoner van zijn eiland Martinique, voelde hij zich verbonden met de andere Creoolse inwoners, hoewel hijzelf uit de gegoede burgerij afkomstig was en weinig last had van racisme of discriminatie. Pas later, toen hij in Frankrijk begon te studeren, is hij gaan beseffen, door zijn ontmoetingen met andere – zwarte – door Frankrijk gekoloniseerde mensen als de uit Senegal afkomstige Léopold Sédar Senghor en Birago Diop, dat hij, als zwarte Antilliaan, toch een andere sociale positie innam dan de gemiddelde, blanke Fransman.

Césaire’s Cahier d’un retour au pays natal, verschenen in 1956. Coll. M. van Kempen

Die bewustwording heeft ervoor gezorgd dat hij zich is gaan bezighouden met de invloed die de Franse cultuur heeft uitgeoefend en hoe dit proces zich verhield tot zijn Afrikaanse afkomst. Dat heeft ertoe geleid dat hij is blijven vechten voor een eigen ‘identiteit’ voor de zwarte bevolking die door knechting en vernedering praktisch vernietigd was. Op dichterlijke wijze heeft hij zijn frustraties verwerkt in o.a. zijn beroemd geworden Cahier d’un retour au pays natal (Aantekeningen over een terugkeer naar het geboorteland), waar ik in een ander artikel nader op zal ingaan.

Palés Matos behoorde tot de blanke laag van de Puerto Ricaanse bevolking en was als zodanig een andere ‘speler’ dan Césaire. Zijn betrokkenheid met de zwarte Puerto Ricaanse bevolking was meer een schrijftafel engagement[1] en als zodanig moeten we zijn ‘Antilliaanse’ (synoniem voor ‘zwarte’) poëzie (‘poesía negra’) dan ook bekijken.

Poesía negra

Buste van Luis Palés Matos (1898-1959) in Guayama, Puerto Rico

De naam ‘poesía negra’ (zwarte poëzie) wordt vereenzelvigd met de poëzie die is geschreven in het Caribisch gebied over leven en cultuur van de bevolking van Afrikaanse afkomst. Die ‘poesía negra’ kan worden geschreven door witte of zwarte mensen, in tegenstelling tot wat het geval is met wat men meestal verstaat onder ‘black poetry’ die alleen door de zwarte mens is en wordt geschreven. Palés Matos heeft zelf altijd gezegd dat hij geen ‘zwarte’ of ‘witte’ poëzie schreef maar ‘Antilliaanse’. Dat lijkt mij inderdaad de meest geëigende term.

Gezien het type ‘engagement’ van Palés Matos is het niet verwonderlijk dat hij een zekere afstand houdt tot zijn, overigens trefzekere, beschrijving van bepaalde ‘Afro-Caribische’ uitingen. Dat is hem komen te staan op verwijten van oppervlakkigheid en zelfs van racisme. In dat opzicht verschilt hij zeker van een Cubaanse dichter als Nicolás Guillén en komt dichter in de buurt van een Papiamentstalige dichter als Pierre Lauffer die de zwarte vrouw in lyrische en ritmische verzen heeft bezongen zonder zich ermee te vereenzelvigen.

Fragment uit ‘Numen’:

Jungla africana – Tembandumba
Manigua haitiana – Macandal

Al bravo ritmo del candombe
despierta el tótem ancestral :
pantera, antílope, elefante,
sierpe, hipopótamo, caimán.
En el silencio de la selva
bate el tambor sacramental,
y el negro baila poseído
de la gran bestia original.

Afrikaanse jungle – Tembandumba[2].
Drassig bos van Haïtí en Macandal[3].

Het ritme van de felle Candombe[4]
wekt het oude totemdier:
panter, olifant of antiloop,
nijlpaard, slang of krokodil.
In de stilte van het woud
slaat de heilige tamtam,
dansen zwarten als bezeten: animaal.

Candombe (screenshot)

Haïtí wordt in dit gedicht opgevoerd als zijnde het eerste land waar de Afrikaanse slaven zich verzetten tegen de Franse kolonisator en waar in 1804 de eerste vrije ‘zwarte’ Republiek tot stand kwam.

De dans, bijvoorbeeld de Candombe, was een van de weinige toegestane uitingen van vermaak op de suikerrietplantages. De dans staat centraal in de poëzie van Palés Matos. Eenzelfde inspiratie spreekt uit het beroemdste gedicht van Palés Matos ‘Majestad Negra’ waarin de zwarte vrouw tot Majesteit wordt verheven. Hier een interpretatie van Majestad Negra door Lucecita Benítez & Alberto Carrión:

Por la encendida calle antillana
va Tembandumba de la Quimbamba.
Flor de Tórtola, rosa de Uganda,
por ti crepitan bombas y bámbulas;

Por ti en calendas desenfrenadas
quema la Antilla su sangre ñáñiga[5].
Haítí te ofrece sus calabazas;
fogosos rones te da Jamaica;
Cuba te dice: ¡dale, mulata!
Y Puerto Rico: ¡melao, melamba!

‘In de gloeiend hete Antilliaanse straat
gaat Tembandumba uit Quimbamba[6].
Roos van Tórtola, roos van Oeganda,
jouw lichaam spettert bámbulas[7] en bombas[8],

jouw lichaam ontketent calendas[9].
Het magisch Antilliaanse bloed kookt vurig,
Haïtí schenkt je haar kalebassen [10] en
Jamaica geeft je sterke rum en
Cuba spoort je aan: ¡Zet ‘m op, mulattin!
¡Puerto Ricaanse suikerstroop druipt van je af!

Dit is zonder meer een loflied op de indrukwekkende danskunst van de zwarten en de mulatten die zich in de hele Caribe kan manifesteren als protest tegen de kolonisator.

Ook breekt Palés een lans voor het magisch-religieus denken van de gekleurde Antilliaan in zijn gedicht ‘Ñáñigo al cielo’ waarin de zwarte mens uitbundig wordt binnengehaald in de hemel en door God persoonlijk in de armen wordt gesloten:

Palabra de Dios, no es música
transportable a ritmo humano,
lo que Jehová preguntara,
lo que respondiera el ñáñigo,
pide un más noble instrumento
 y exige un atril más alto.

Mijn woord van eer:
geen menselijke trom die sloeg
kan verklanken wat God vroeg
noch wat het antwoord van de Zwarte was.
Daarvoor is geen instrument of klank,
geen muziekstandaard te rank.

Palés’ twijfelt aan het nut van zijn gedichten

In het gedicht ‘Preludio en Boricua[11] worden we door Palés Matos enigszins op het verkeerde been gezet omdat hij zich in de laatste verzen toont als een teleurgesteld mens dat nauwelijks gelooft in het belang van zijn eigen werk:

Tuntún de Pasa y Grifería,
este libro que va a tus manos
con ingredientes antillanos
compuse un día…
Y en resumen, tiempo perdido,
que me acaba en aburrimiento.
Algo entrevisto o presentido,
poco realmente vivido
y mucho de embuste y de cuento.

Tamtam van Kroeskop en Mulat
vol moois uit het Antillenvat,
dit boek dat je nu lezen mag
– ik schreef het op een goede dag –
is eigenlijk verloren tijd
die louter tot verveeldheid leidt,
door mij wat vaag gevoeld, gezien,
bijeen gelogen en geklets misschien.

Een paar strofen eerder neemt hij echter wel de moeite om ons uit te leggen waar het dansen van de Caribische vrouw goed voor was en daaruit spreekt zijn bezwaar tegen de westerse wereld:

De su bachata por las pistas
vuela Cuba, suelto el velamen,
recogiendo en el caderamen
su aúreo Niágara de turistas.
(Mañana serán accionistas
de cualquier ingenio cañero
y cargarán con el dinero…)

Cuba draait in elke dans
met haar heupen in kadans.
Een gouden waterval toeristen
volgt haar swingkont op de piste.
(Morgen zijn het aandeelhouders
van een suikerrietfabriek
en niemand die hun winst nog ziet…)

Kritiek, afstandelijkheid en spot

Palés Matos ergert zich aan het indolente, burgerlijke leven van zijn landgenoten. In ‘Pueblo’ zegt Palés dat onomwonden:

¡Piedad, Señor, piedad para mi pobre pueblo!
Sobre estas almas simples, desata algún canalla
que contra el agua muerta de sus vidas arroje
la piedra redentora de una insólita hazaña…

Heb meelij met mijn arme volk, o Heer!
Stuur een schurk af op die simpele zielen
die een steen gooit in het dode water
van hun leven en ze opwekt uit hun duffe kater.

Die ergernis deelt Palés Matos ook met andere Caribische schrijvers als, op Martinique, met Césaire en, op Curaçao, met Pierre Lauffer en Elis Juliana.

Wat het Afrikaanse element in zijn maatschappij betreft, is hij erdoor gefascineerd, maar aan de andere kant maakt hij er, als intellectueel, niet echt deel van uit, evenmin als Aimé Césaire.

Henri Christophe,
Limonade, Campus
Université d’Haïti

Hij spot ook met de gekleurde mens die zich vereenzelvigt met het Europese model en zich daardoor enigszins belachelijk maakt. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van de ‘Elogía del Duque de la Mermelada’ dat zich afspeelt aan het Hof van Christophe die zich in Haïtí tot keizer liet kronen en er een ‘Europese’ hofhouding op nahield.

¡Oh, mi fino, mi melado Duque de la Mermelada!
¿Dónde están tus caimanes en el lejano aduar del Pongo,
Y la sombra azul y redonda de tus baobabs africanos,
Y tus quince mujeres olorosas a selva y fango ?

(in proza) :

O, mijn fijnzinnige, honingkleurige Hertog van Marmelade, waar zijn je krokodillen in dat verre gehucht aan de Pongo? En de blauwronde schaduw van je Afrikaanse baobabs[12]? En je vijftien vrouwen die geuren naar modder en eenvoud?

Een erg prettige toon slaat Palés hier niet aan. Hij zou op zijn minst begrip hebben kunnen tonen voor de moeite die het menig Caribisch mens heeft gekost om een eigen identiteit te vinden.

Lofzang op de Antillen

Als Antilliaanse dichter beschouwt Palés Matos zich als onderdeel van de Afro-Caribische cultuur, ook al is hij blank en bevoorrecht. Ook de ‘Europese blanke man’ wordt meegezogen in de sfeer van de eilanden waar men Kreyòl en Papiaments spreekt:

Las islas del patois y el papiamento.
Acordeón con sordina de palmeras.
Azul profundidad de mar y cielo,
donde las islas quedan más aisladas.

[…]

De landen van het Papiaments [13] en het Creools.
Akkordeon gedempt door palmen.
Blauwe diepte van zee en lucht
die eilanden nog verder in zichzelf doet keren.

[…]

Y en la terraza del hotel sin nombre
algún aislado capacete blanco,
alelado de islas
bajo el puño de hierro de los rones.

Op het terras van een naamloos hotel
zit een tropenhelm, wit en eenzaam.
Suffig van eilandelijkheid en
in de stalen vuist van rum geklemd.

Uit: Intermedios del Hombre Blanco, Islas

Hij waarschuwt de blanke man voor de invloed van de trommels die hem met hun zoete gif voor altijd zullen binden aan het land van de zwarte mens:

[…]

¡Ahí vienen los tambores!
Ten cuidado, hombre blanco, que a ti llegan
para clavarte su aguijón de música.
Tápate las orejas,
cierra toda abertura de tu alma
y el instinto dispón a la defensa;
que si en la torva noche de Nigricia
te picara un tambor de danza o guerra,
su terrible ponzoña
correrá para siempre por tus venas.

[…]

Daar komen de trommels!
Pas op, blanke man! Ze komen je steken
met hun angel vol muziek.
Houd je oren dicht,
sluit je ziel hermetisch af
en zet je schrap,
want in het dreigend Negerland
zal een dans- of oorlogstrom je steken;
en zijn meedogenloze gif
zal voor altijd door je aderen breken.

Uit: Intermedios del Hombre Blanco, Tambores

In Spaanse superlatieven beschrijft hij de culinaire en andere kwaliteiten van de Caribische eilanden:

[…]

Cuba, Santo Domingo, Puerto Rico,
fogosas y sensuales tierras mías.
¡Oh los rones calientes de Jamaica!
¡Oh fiero Calalú de Martinica!
¡Oh noche fermentada de tambores
del Haití impenetrable y voduista !
Domínica, Tórtola, Guadalupe :
¡Antillas, mis Antillas!

[…]

Cuba, Santo Domingo, Puerto Rico,
mijn landen, sensueel, onstuimig,
¡Die warme Jamaicaanse rum!
¡Die Calalú[14] van Martinique!
¡Die trommels die de nacht doen gisten,
trommels uit het magisch, ondoorgrondelijk Haïtí!
Domínica, Guadalupe en Tórtola:
¡Antillen, mijn Antillen!

De sensualiteit als blikvanger

Palés Matos heeft voornamelijk bekendheid gekregen door het opvoeren van de mulattin als symbool van beweging en sensualiteit. Het ging hem erom het stereotype denken van het Puerto Rico van zijn tijd te doorbreken. Daar koesterde men nog steeds het ideaal van de zogenaamde ‘hispanidad’ en de Spaanse schoonheid zoals dit tot uitdrukking werd (en wordt) gebracht in vele liederen. Luister maar eens naar het lied ‘Preciosa’; het lied van Rafael Hernández wordt gezongen door Alfredo Kraus. Het plaatje beantwoordt aan het ‘ideaalbeeld’ van Puerto Rico:

Enkele coupletten :

Yo sé lo que son los encantos,
de mi Borinquen hermosa
por eso la quiero yo tanto
y siempre la llamaré preciosa
Isla del Caribe
Isla del Caribe,
Borinquen.
Yo sé de tus hembras trigueñas,
y del olor de tus rosas
y a esa mi tierra riqueña,
por siempre la llamaré, preciosa.

[…]

Y tienes la noble hidalguía
de la madre España
y el fiero cantillo del indio bravío
lo tienes también.

Ik ken de charmes van mijn mooie Borinquen[15]. Daarom houd ik zo van haar en noem ik haar mijn Schoonheid. Eiland in de Caraïben. Ik weet van het bestaan van je vrouwen met hun graankleurige uiterlijk, ik ken de geur van je rozen, en dat rijke land zal ik altijd mijn Schoonheid noemen. Je hebt de adellijke  trekken van het moederland Spanje en ook de krijgshaftige taal van de dappere Indiaan.

Dat de Indiaan al honderden jaren is verdwenen neemt de componist maar voor lief.

Palés Matos was de eerste die het sexuele taboe van de mulattin heeft doorbroken. Overigens was hij bepaald geen feminist en duidelijk een machokind van zijn tijd. De dichteres Julia de Burgos (1914-1953), een mulattin, was wel wat progressiever:

Ay ay ay, que mi negra raza huye
y con la blanca corre a ser trigueña ;
a ser la del futuro,
fraternidad de América

Ach, dat mijn zwarte ras verdwijnt
en met het blanke naar de olijfkleur snelt,
toekomstig ras
van broederlijk Amerika.

Expliciete beschrijvingen

Palés was in zijn gedichten uitzonderlijk expliciet in zijn beschrijvingen van de donkergekleurde vrouw. Bijvoorbeeld in het gedicht ‘Ten con Ten’ (Voorzichtig):

Pasarías ante el mundo
por civil y ciudadana,
si tu axila – flor de sombra –
no difundiera en las plazas
el rugente cebollín
que sofríen tus entrañas

Je zou voor het oog van de wereld
kunnen doorgaan voor urbaan, beschaafd,
als je oksels – schaduwbloemen –
niet op onze pleinen
de penetrante geur van uien,
stovend in je binnenste, zouden achterlaten

In ‘Canción festiva para ser llorada’ (Feestlied om bij te huilen) maakt hij het wel erg bont (hij richt zich zogenaamd tot het eiland Guadeloupe dat symbool staat voor de mulattin):

¿En qué lorito aprendiste
ese patuá de melaza,
Guadalupe de mis trópicos,
mi suculenta tinaja ?
A la francesa resbalo
sobre to carne mulata,
que a falta de pan, tu torta
es prieta gloria antillana

Van welke papegaai heb je
die taal van melasse geleerd,
smakelijk potje
uit mijn tropisch Guadeloupe?
Op z’n Frans daal ik af
naar je mulattenvlees,
je kut, die, bij gebrek aan brood,
een zwarte lekkernij uit de Cariben is

Tenslotte: Nicolás Guillén en Luis Palés Matos

Door de aandacht die in bovenstaande regels aan Luis Palés Matos werd geschonken lijkt het haast of Palés de enige is die zich heeft bezig gehouden met de Afrikaanse dimensie in de samenleving en de eerste die in zijn poëzie kritiek heeft uitgeoefend op racisme en discriminatie. Het tegendeel is waar. Virgilius waarschuwde al voor discriminatie als inherente en hardnekkige neiging van de (ver)oordelende mens.

In de klassieke Spaanse en Portugese literatuur van de 16e en 17e eeuw wordt de zwarte mens zwaar gediscrimineerd en op een ‘grappige’ manier opgevoerd o.a. door deze mensen in gebrekkig Spaans en Portugees te laten praten, bijvoorbeeld in het theater, tot vermaak van de toeschouwers.

Julien-Joseph Virey (1775-1846)

Ook in later tijden werd de zwarte vrouw en haar verschijning meer als dierlijk dan als menselijk beschreven, zoals door de Franse arts en bioloog J.J. Virey in zijn boek De la femme sous ses rapports physiologiques, moral et littéraire uit 1825 die zijn mening ten beste gaf over de wellustige dansen uit de tropen:  ‘C’est surtout dans leurs danses qu’elles peignent l’excès de leurs passions, par les postures les plus obscènes et les mouvements les plus lubriques que puisse solliciter l’orgasme vénérien porté à son comble’. (‘Vooral in hun dansen laten ze het extreme karakter van hun dansen zien  door de meest obscene houdingen en de geilste bewegingen die het genitale orgasme kan opwekken als dit op zijn hoogtepunt is’).

Laten we niet vergeten dat Virey een tijdgenoot was van de door ons bewonderde Franse romantische dichters onder wie Alfred de Musset (1810-1857) die zich als volgt over ‘de vrouw in het algemeen’ uitliet: ‘Qu’est-ce après tout, qu’une femme? L’occupation d’un moment, une coupe fragile qui renferme une goutte de rosée, qu’on porte à ses lèvres et qu’on jette par-dessus son épaule. Une femme, c’est une partie de plaisir. Ne pourrait-on pas dire quand on en rencontre une: Voilà une belle nuit qui passe?’

(Wat is nou eigenlijk een vrouw? Een tere kelk gevuld met een dauwdruppel die je naar je lippen brengt en over je schouder gooit. Een vrouw is een feestje. Als je er een tegenkomt, zou je dan niet kunnen zeggen: daar komt een mooie nacht voorbij?).

Zo verwonderlijk is het niet dat menigeen er nog zo over dacht in de tijd van Palés.

Ésta es la tierra estéril y madrastra en donde brota el cacto. Salitral blanquecino que atraviesa roto de sed el pájaro; (Dit is de steriele, stiefmoederlijke aarde waarin de cactus kiemt, witachtige salpetergrond waardoorheen, stervend van dorst, de vogel trekt)

 (uit: Topografía, 1925)

Over het algemeen neemt men aan dat Palés Matos de eerste is geweest die in zijn werk een grote plaats heeft ingeruimd voor de zwarte vrouw. In 1926 schreef hij al het gedicht ‘Pueblo negro’. In gedachten zie je Guayama voor je, de streek uit Puerto Rico waar Palés vandaan komt, een omgeving van droogte en verlatenheid van waaruit de stem opklinkt van een zwarte vrouw:

Es la negra que canta
su sobria vida de animal doméstico,
la negra de la zona soleadas
que huele a tierra, a salvajina, a sexo.
Es la negra que canta,
y su canto sensual se va extendiendo
como una clara atmósfera de dicha
bajo la sombra de los cocoteros.

Het is de zwarte vrouw die zingt
 over haar leven als huisdier,
 de negerin uit de zondoorstoofde tropen
 die naar aarde ruikt, naar wilde dieren en naar seks.
Het is de zwarte vrouw die zingt
en haar sensuele zang breidt zich traag en
als een heldere gelukssfeer in de schaduw van de palmen uit.

Nicolás Guillén (1902-1989)

Palés werd op de voet gevolgd door de Cubaanse dichter Nicolás Guillén die in 1931 zijn ‘Motivos del son’ publiceerde waaruit hieronder het volgende fragment uit het gedicht ‘Sóngoro Cosongo’ (een klanknabootsing van het geluid van de trommel) dat hij schreef op de manier waarop de zwarten het Spaans plachten uit te spreken, compleet met de bijbehorende grammaticale tekortkomingen:

Si Tu Supiera

“Ay, negra,
si tú supiera!
Anoche te bi pasá
y no quise que me biera.
A é tú le hará como a mí,
que cuando no tube plata
te corrite de bachata,
sin acodadte de mí.
Sóngoro cosongo,
songo bé;
sóngoro cosongo
de mamey;
sóngoro, la negra
baila bien;
sóngoro de uno
sóngoro de tre.
Aé,
bengan a be;
aé,
bamo pa be;
bengan, sóngoro cosongo,
sóngoro cosongo de mamey!”

Als je eens wist

Ach, mulattin, als je eens wist! Gisteravond zag ik je langskomen maar ik wilde niet dat je me zag. Ik behandel jou als jij mij toen je doorliep naar een feest op een ogenblik dat ik geen geld had en je me gewoon liet staan.  Sóngoro Cosongo, songo bé, sóngoro cosongo van mamey (= boom). Sóngoro, wat kan die mulattin dansen! etc.

Ter afsluiting en ter ere van de Caribeña, de vrouw uit de Cariben, laat ik u achter op de nostalgisch Caribische muzikale vertolking van bovenstaand gedicht Sóngoro Cosongo, gezongen door Eliseo Grenet (begeleid op piano, trompet, bongó en claves): 


[1] In 1985 heeft F. H. Habibe een proefschrift geschreven met de titel El compromiso en la poesía afroantillana de Cuba y Puerto Rico. Hij heeft in zijn proefschrift duidelijk aangegeven dat hij zich bewust was van het feit dat het engagement (‘el compromiso’) van Palés Matos literair en niet sociaal/politiek gericht was. Hij vermeldt ook de beweging van de ‘négritude’ maar gaat hier in zijn proefschrift nauwelijks op in.

[2] Metafoor voor Afrika, gekozen vanwege het  klankeffect. Het gebruik van klank was al een soort protest tegen de officiële dichterlijke canon van Puerto Rico.

[3] Macandal was een van de eerste leiders van de Haïtiaanse opstand.

[4] Naam van een –  uit Afrika afkomstige –  dans in Zuid-Amerika en ook de naam van de trommel die de dans begeleidt.

[5] Ñáñigo: lid van een sectarische gemeenschap

[6] Quimbamba: een verzonnen naam voor een niet-bestaand Afrikaans land

[7] Bámbula: Caribische dans (Franse Antillen)

[8] Bomba: Caribische dans uit Puerto Rico. Op https://youtu.be/z0vzkGKEWX4 (vanaf minuut 3)

[9] Calenda: inheemse dans

[10] In het Frans heet een kalebas ‘gourde’. Gourde is de naam van het Haïtiaanse geld

[11] De oude Taíno naam voor Puerto Rico

[12] Apenbroodboom

[13] De inheemse taal van de Benedenwindse eilanden Aruba, Curaçao en Bonaire

[14] Een vezelrijke groene soep

[15] Oude inheemse naam voor Puerto Rico

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter