blog | werkgroep caraïbische letteren

Cynthia McLeod: Tutuba – Het meisje van het slavenschip Leusden

door Wim Rutgers

‘Één van de grootste, maar ook onbekendste, scheepsrampen uit de Nederlandse geschiedenis’

Soms gebeuren er dingen in de werkelijkheid die je voor onmogelijk en volstrekt onwaarschijnlijk zou houden als ze in een roman zouden staan. Een voorbeeld daarvan is het vergaan van het slavenschip Leusden dat begin 1738 in de Marowijnerivier op de grens van Frans Guyana en Suriname aan de grond liep waarbij alle 664 tot slaaf gemaakten omkwamen, omdat de bemanning moedwillig om ontsnappen onmogelijk te maken alle luiken had dichtgetimmerd, zodat iedereen in de val zat en verdronk in de in het ruim binnenstromende watermassa. Met zoveel slachtoffers betekende het één van de grootste, maar ook onbekendste, scheepsrampen uit de Nederlandse geschiedenis.

Fort Zeelandia

Die werkelijkheid ervoer ik toen ik in november in het beruchte Fort Zeelandia in Paramaribo in Suriname de tentoonstelling zag, die daar rond deze ramp werd gehouden onder de naam Smart van een slavenschip – Scheepsramp op de Marowijne.

Het was een indrukwekkende expositie in een donker gemaakte bovenzaal van het fortmuseum waarin een scheepsruim, waar de slaven geketend werden vervoerd, was nagebouwd. Toen ik er was zat er een lerares met een klas stil luisterende kinderen uitleg te geven. Er hingen posters die de geringe hoogte van het slavenverblijf aangaven, waaruit ook bleek hoe de slaven in het benauwde ruim samengeperst moesten verblijven.

Met de herinnering aan die tentoonstelling las ik de roman Tutuba, het meisje van het slavenschip Leusden die de Surinaamse auteur Cyntha McLeod schreef, in het Engels vertaald als Tutuba, The girl from the slave-ship Leusden. Dat is ook de versie die ik in de boekhandel zag en las. Ik was dus voorbereid door de nagebootste werkelijkheid, maar toch …

 
 

Leusden

Het speciaal voor het vervoer van tot slaaf gemaakten van Afrika naar het Caribische gebied, slavenschip Leusden, werd in  1718-1719 gebouwd, waarna het in bijna twintig jaar in tien reizen  van West-Afrika naar Amerika 6.564 Afrikanen heeft vervoerd, waarvan bijna een kwart de overtocht niet overleefde. [Bron hier en hierna: Wikipedia – diverse artikelen]

De laatste reis van 19 november tot 1 januari 1738 werd fataal voor nagenoeg alle zevenhonderd gedeporteerde Afrikanen die aan boord waren, omdat de Leusden van kapitein Jochem Outjes in dichte mist en slecht weer met hevige regens niet in de veronderstelde Surinamerivier aankwam, maar in de monding van de ondiepe Marowijnerivier, waar het schip aan de grond liep op een zandbank. Het roer brak, er ontstond een groot gat in de romp, waardoor het water snel naar binnen stroomde.

De gevangenen, die op dat moment net aan dek waren gebracht om te eten, werden direct door de bemanning terug het slavenruim in gedreven, met uitzondering van zestien gevangenen: vrouwen die ter beschikking waren gesteld van de bemanning, zieke slaven en slaven die behulpzaam waren bij het distribueren van voedsel.

De gevangenen probeerden uit het vollopende ruim naar boven te komen, maar de bemanning, bang dat zij door de gevangenen overmeesterd zouden worden, besloot hierop de luiken dicht te timmeren. De bemanningsleden brachten zichzelf in veiligheid met twee boten, waarmee ze naar Paramaribo roeiden. Alle 664 in het ruim gevangen slaven verdronken. Onderzoeker Leo Balai karakteriseerde in 2013 de ramp in een studie als “de grootste verzwegen moordpartij op een Nederlands slavenschip.’’

Cynthia McLeod

De roman Tutuba geeft het verbeelde verslag van het gebeuren. De vijftienjarige, mooie Tutuba staat op het punt van uitgehuwelijkt te worden aan de knappe jongeman Kinta, maar wordt gevangen en onder vreselijke ontberingen naar de kust getransporteerd door Afrikaanse slavenjagers die haar verkopen aan de witte slavenhaler Outjes. Vervolgens lezen we de tocht over de oceaan, waar Tutuba een ‘voorrechtspositie’ verwerft door niet in het vrouwenverblijf opgesloten te worden. Maar dat betekent wel dat ze overgeleverd is aan terugkerende verkrachting door willekeurige bemanningsleden.

In het verhaal zijn Tutuba en kapitein Jochem Outjes beurtelings aan het woord, wat de verteller de mogelijkheid geeft zowel het persoonlijke leed van de tot slaaf gemaakte te laten zien als het dollar-getekende perspectief van de slavenhalers.

Cynthia McLeod benadrukt zo halverwege het verhaal hoe voorspoedig de reis binnen zes weken met nauwelijks sterfgevallen en ontbreken van oproer verliep, waarna de ramp in de Marowijne des te wranger wordt. De bemanning heeft de 664 slaven moedwillig van de kans op te overleven beroofd uit angst voor wraak en marronage. Navrant is de tegenstelling dat de kapitein alle moeite doet een kistje met goud uit het ondergelopen schip te redden, terwijl hij zich geen moment om de slaven bekommert, anders dan de grote financiële verliespost die hun dood voor hem betekent.

De nuchtere titel symboliseert de feitelijke verteltrant, maar bij een dergelijk verhaal werkt de relatief koele weergave beter dan een toon van verontwaardiging. Die werking ontstaat immers juist door weergave van de feiten, niet door een toon van – terechte – morele verontwaardiging.

Tutuba overleeft als een van de zestien slaven omdat ze als seksslaaf niet werd opgesloten en wordt vervolgens in Paramaribo verkocht waarna ze meer dan twintig jaar tot haar dood op een suikerplantage als veldslaaf op plantage Breukelerwaard moest werken.

Vergelijking

Cynthia McLeod heeft in diverse bekende romans het leven tijdens de periode van de Surinaamse slavernij romantisch verbeeld. Haar debuut Hoe duur was de suiker is verfilmd. Interessant is de vergelijking van Tutuba met haar ook door Conserve uitgegeven ‘Slavernij en de Memorie’ en de novelle ‘Kofi’ van 2002, waarin het achtereenvolgens gaat om een historische beschouwing door middel van een keuze uit bekende feiten en een persoonlijke interpretatie daarvan en vervolgens de verbeelding door middel van een novelle. Kofi beschrijft volgens bekende en traditionele motieven in twee delen de tot slaaf gemaakte jongeman, de roof, de tocht naar de kust, de overtocht en de verkoop aan de eigenaar van een koffieplantage. Als Kofi probeert te vluchten naar de marrons in het binnenland, wordt hij gepakt en wordt zijn linkerbeen geamputeerd, waarna hij ambachtsslaaf en timmerman op de plantage wordt. Hij wordt vervolgens tot aan zijn dood verhuurd aan een timmerman in de stad. Maar de mooie doodkist die hij voor zichzelf gemaakt heeft gaat naar de gouverneur waarna hij zelf in een eenvoudige kist begraven wordt. Wel blijkt aan het einde dat hij geld heeft kunnen sparen waardoor zijn kleinzoon misschien ooit vrijgekocht zal kunnen worden.

De grote verdienste van Cynthia McLeod ligt niet zozeer in het naar voren brengen van nieuwe feiten en een daarop gebaseerde diepgravende interpretatie als wel de verbeelding van al bekende, traditionele gegevens die ze op unieke wijze weet te populariseren.

Cynthia McLeod: Slavernij en de Memorie.

Samen met Carel de Haseth: Slaaf en Meester, in één band gepubliceerd

Schoorl: Conserve

2002

Cyntha McLeod: Tutuba – het meisje van het slavenschip Leusden[Tutuba, The girl from the slave-ship Leusden. Historical novella. Schoorl: Conserve, 2013

[uit Antilliaans Dagblad, 22 februari 2014]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter