blog | werkgroep caraïbische letteren

Curaçao op de grens van het surrealisme

door Klaas de Groot

Bij God en op Curaçao is alles mogelijk, zegt men op het eiland. Zelfs dat Koningin Beatrix een hoed draagt met een beeltenis van Che Guevara erop, in een soort Andy Warholrepetitie. Of dat Echnaton, de Egyptische farao, zijn wagens laat dwalen op de vlakte van Hato, begeleid door zumbi-muziek. Onze koningin is aldus te bewonderen op p. 20 van het boek van dichter Hans Vaders en beeldend kunstenaar Herman van Bergen: Kate Moss in Mahaai. Ook deze titel laat zien dat in deze bundel gedichten bijzondere combinaties niet geschuwd worden. Zo bijzonder in sommige gedichten en illustraties dat het surrealisme niet ver weg is.
Het boek is een echt Curaçaos werk. Vaders en Van Bergen wonen en werken al zeer lang op het eiland. Vaders als journalist en auteur van onder andere de roman Tropische wintersen Van Bergen is immers de maker van het allerlei lusten opwekkende Snèkboek. In de inleiding wordt het boek een poëziebundel genoemd, maar door de combinatie van woord en beeld is een boek ontstaan dat meer is dan een verzameling gedichten. Het resultaat van de samenwerking is zeer verzorgd uitgegeven door In de Knipscheer, de uitgeverij in Haarlem die zoveel Caribiana in haar fonds heeft en Mon Art Poductions / Mon Art Gallery op Curaçao. Een instelling die nu alweer jaren heel wat kunst op het eiland heeft laten zien.
De vierentwintig gedichten zijn verdeeld over drie reeksen: Otrobanda telt negen gedichten, Kate Moss in Mahaai krijgt er drie en de derde groep omvat twaalf gedichten. Het middelste en kortste deel werkt een beetje als scharnier, van Curaçao en de Cariben wordt de lezer verplaatst naar plaatsen buiten het eiland.
De drie gedichten hebben een opdracht, ze zijn ‘voor Ana’. Het onderwerp is het verlies van een liefde en de herinnering aan het verlies. Het derde gedicht Guayaquil eindigt met de schrijnende en overtuigende strofe: ‘Een berusting over je bestemming / blijft branden als de vrees / van de kaars voor de vlam / als verspilde honing bij een korf’. Het eerste gedicht valt op omdat daarin een specifieke Kate wordt aangesproken. Terwijl in de tamelijk filosofische inleiding de makers juist schrijven dat iedere vrouw ‘Kate Moss in Mahaai’ mag zijn. Maar misschien komt het wel doordat de algemene Kate, een soort vrouwelijke Elckerlyc, hier een eigen gestalte krijgt dat deze drie gedichten zo duidelijk spreken.
Het eerste deel, Otrobanda, laat het meest van Curaçao zien, niet alleen door het noemen van locaties. Interessant zijn vooral twee gedichten die opgedragen zijn aan auteurs die onlosmakelijk aan het eiland verbonden zijn. Zowel Boeli van Leeuwen als Tip Marugg krijgen ieder een gedicht. Tegelijkertijd is in nog andere gedichten hun stem hoorbaar, doordat Vaders elementen uit hun werk laat opduiken. Opvallend bij deze gedichten is het feit dat Marugg door Van Bergen actief schrijvend en denkend wordt afgebeeld, tegen een kleurrijke achtergrond met de bekende vogels uit De morgen loeit weer aan. Van Leeuwen wordt daarentegen afgebeeld in de laatste fase van zijn leven. Deze afbeelding sluit goed aan bij het thema van het verval en de teloorgang, het grote thema van dit boek.
In het derde deel valt iets heel eigens van de bundel op: het surrealisme dat vooral in onverwachte combinaties schuilt, maar ook in zinnen als: ’Uit de broze avondhemel valt / een grote, overbelichte filmrol. / Agfa Kodak, de beruchte Peeping Tom’, uit het gedicht De techniek van de zoeker. Het surreële element speelt tenslotte ook een prominente rol in sommige illustraties. Deze illustraties zijn immers vaak collage-achtige voorstellingen, zoals die op de omslag, die bij het gedicht Warwouw in vlucht en de voorstelling van Echnaton op de vlakte van Hato (pp.56-57). De collage is immers gedemocratiseerd surrealisme, merkte W.F. Hermans ooit op. Het surrealisme mag dan op zichzelf voor vervreemding zorgen, op Curaçao is het nooit ver weg. Denk maar aan de gedichten van Marugg en Chris Engels, om bij de poëzie te blijven. Hierbij valt ook nog te denken aan een recent verschenen bundeltje surrealistische poëzie van Bastiaan van der Velden: De automatiek gevolgd door Brua van Curaçao. Met die vervreemding zijn we bij de laatste alinea van de inleiding: ‘Maar let wel, er zit een speciale afgeleide wereld in onze wereld. In deze poëziebundel trachten een beeldend kunstenaar en een dichter dit innerlijk denkbare behang vorm en inhoud te geven. Wellicht noemen we dit kunst, dat voortdurend verversen van verwondering en vervreemding.’
Aardig in dit citaat is de verwijzing naar de poëziebundel Het innerlijk behang van Hans Lodeizen. Niet de minste om in je gezelschap te hebben, als je een bijzonder boek wilt maken. En daarin zijn Van Bergen en Vaders geslaagd.

Hans Vaders & Herman van Bergen, Kate Moss in Mahaai. Haarlem, In de Knipscheer, 2011. 62 p., isbn978 90 6265 681 3, prijs  €19, 90.  

[uit Oso, 2012, nr. 1]

 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter