Curaçao en de Katholieke Kerk
door Jerry Egger
In juni 2017 promoveerde Margo Groenewoud aan de Universiteit Leiden op een studie over de invloed van de katholieke kerk op de Curaçaose maatschappij. Op 21 september 2017 deed zij dat opnieuw maar nu aan de University of Curaçao, waar zij werkzaam is. Het kan dus dat iemand promoveert aan twee verschillende universiteiten op één proefschrift.
Deze studie is belangrijk niet alleen voor het eiland, maar ook voor Suriname waar het Christendom zoveel invloed heeft gehad. Toch zijn er wezenlijke verschillen waar Groenewoud op enkele plekken ook naar verwijst. Een van haar stellingen bij het proefschrift luidt: “De aard en invloed van de katholieke kerk in de samenleving behoort tot de bepalende verschillen tussen koloniaal Curaçao en koloniaal Suriname”. Groenewoud heeft de periode tussen 1915 en 1973 bestudeerd. Het jaar 1915 is gekozen, omdat toen de bouw van de olieraffinaderij begon en daarmee het eiland wezenlijk veranderde, en het eindigt in 1973 toen steeds meer niet- Nederlandse priesters werden ingezet ook omdat de invloed van de evangelische kerken steeds groter werd.
Groenewoud geeft aan dat de katholieke kerk, in het bijzonder de Orde der Dominicanen, steeds grotere invloed kreeg op Curaçao omdat de Nederlandse staat dat toeliet. In de aangegeven periode werd er consequent een katholiek benoemd tot gouverneur, deze kreeg ook de ruimte om bij tijd en wijle te interveniëren “in het belang van de katholieke instellingen, en daarmee in het belang van de sociale orde” (blz. 215). Heel belangrijk was de rol van de kerk bij het onderwijs. De invloed die kon worden uitgeoefend, omdat zij de scholen voor een groot deel onder hun beheer hadden, was groot. De meeste leerkrachten behoorden tot de kerk. Het overgrote deel van de bevolking was katholiek. Volgens Groenewoud beleed 81% van de bevolking rond 1930 dit geloof. Ter vergelijking: in Suriname was dit 18% en in Nederland 36,4%. Allerlei andere instellingen, vakorganisaties en ziekenhuizen stonden onder invloed van of werden volledig beheerd door de kerk. Vooral Afro-Curaçaoënaars op het platteland vielen buiten de boot want die conformeerden zich niet aan de kerk. De groep die het meeste in contact kwam met de katholieken en aan wie veel aandacht werd besteed was de stedelijke middenklasse.
In 1915 begon de Bataafse Petroleum Maatschappij (BPM) met de bouw van een raffinaderij. Dit werd een belangrijk keerpunt in de hele (economische) geschiedenis van het eiland. Het heeft geleid tot de modernisering van deze maatschappij waarvan de bevolking in de eerste helft van de 20ste eeuw snel groeide. Uit onze eigen geschiedenis weten we dat de economische mogelijkheden op Curaçao, die ontstonden in de eerste helft van de 20ste eeuw, zorgden voor een behoorlijke aantrekkingskracht op arbeiders, leerkrachten en andere Surinaamse werknemers. De bevolkingstoename maakte het ook noodzakelijk dat er meer scholen en parochies werden gebouwd. In deze periode was Monseigneur Michael Vuylsteke actief. Hij wist heel wat middelen te genereren vooral door zijn “bedelreizen” naar landen zoals de VS en Canada. Dat is een mikpunt van kritiek geweest, want soms dramatiseerde hij wel heel sterk de situatie op het eiland. Maar zijn bouwwoede zorgde er wel voor dat de kerk nog meer invloed kreeg. Daarbij speelde onderwijs een cruciale rol. Interessant hierbij is ook de taalkwestie. De kerk heeft altijd vastgehouden aan het Nederlands. Die taal werd ook belangrijker door de olieraffinaderij want het aantal Nederlanders dat daar te werk werd gesteld, nam snel toe en die wilden uiteraard Nederlands als schooltaal.
Groenewoud staat ook stil bij de nieuwe samenwerkingsvormen die in de jaren 20 en 30 ontstonden tussen de koloniale overheid en de kerk. De groeiende geschoolde middenklasse moest gepacificeerd worden en daar kon de kerk een cruciale rol in spelen. Zij vormde de ruggengraat van de Curaçaose samenleving dus een ieder was erbij gebaat deze groep rustig te houden. Groenewoud concludeert dat in deze jaren de kerk een sterk bevoogdend karakter had en dat vakbonden en andere instellingen met een katholieke signatuur een belangrijke rol hebben gespeeld bij de instandhouding van de bestaande sociale orde. Uiteraard waren er ook min of meer progressieve geestelijken maar hun invloed was zeker in deze jaren niet groot genoeg om een wezenlijke invloed te hebben op de bestaande maatschappelijke orde.
Toch veranderde de situatie in Curaçao. Zoals elders op de wereld was de Tweede Wereldoorlog ook op het eiland een belangrijk keerpunt. Uit onze eigen geschiedenis weten we dat de speech van koningin Wilhelmina in december 1942 de verhoudingen in het koninkrijk vier jaar na het einde van de oorlog drastisch veranderde. Voor het eerst werden verkiezingen gehouden op basis van het algemeen stemrecht. Op Curaçao begon de langzame emancipatie van de Afrobevolking. Het is niet zo vreemd dat binnen de katholieke kerk er leden waren die sceptisch stonden tegen de veranderingen na 1945. In hun ogen was de bevolking er nog niet rijp voor; een argument dat in vele delen van Europese koloniale rijken is gebruikt. Maar zoals in de rest van de wereld konden de omwentelingen op velerlei gebied niet worden tegengehouden. In Curaçao betekende dit dat delen van de bevolking zich keerden tegen de katholieke kerk en daarmee ook tegen het koloniaal gezag. Het aantal was in eerste instantie niet groot, maar in de decennia daarna nam het aantal toe. De Nationale Volks Partij (NVP) die in de aanloop naar de verkiezingen van 1949 in 1948 was opgericht onder leiding van Da Costa Gomez, koos de kant van de katholieke volksmassa op het eiland. Het werkte, want bij de verkiezingen werd zijn partij de grootste op Curaçao. Hoewel hij gewantrouwd werd door de kerk en de middenklasse bleek zijn aanhang onder het volk maar ook bij delen van de Joodse gemeenschap te groot om te worden genegeerd.
Geen enkele publicatie over de contemporaine ontwikkelingen op Curaçao kan om mei 1969 heen. De reactie op de opstand van arbeiders en grote delen van de bevolking heeft ook de titel van deze studie opgeleverd. De bisschop stak de hand in eigen boezem en kwam tot de conclusie dat de kerk steeds maar riep “nou koest nou kalm” maar niet op de bres stond voor de gewone bevolking die het niet breed had. Het was te laat, want na deze opstand veranderde er veel. De studie van Groenewoud laat zien dat de dominantie van de katholieke kerk in Curaçao uiteindelijk ertoe heeft geleid dat de bevolking die steeds minder accepteerde. De kerk speelde een cruciale rol in het onderwijs op het eiland, maar de keerzijde van de medaille was het remmen van vooral de middenklasse in hun pogingen zich te emanciperen en buiten de deuren van de kerk te kijken. Pogingen om die goed af te grendelen zijn uiteindelijk mislukt.
Margo Groenewoud, ‘Nou koest, nou kalm’. De ontwikkeling van de Curaçaose samenleving, 1915 – 1973: van koloniaal en kerkelijk gezag naar zelfbestuur en burgerschap. Academisch proefschrift 2017.
[Eerder verschenen in de Ware Tijd Literair, 5 oktober 2018]