blog | werkgroep caraïbische letteren

Coronie blues!

door Stuart Rahan

Als ik aan Coronie denk, denk ik aan een kort gedichtje. K’koloni, klein maal plettig, Zo je lenne, Zo je valle, Zo je bleke je stene balle. Grappig voor allochtone Coronianen, maar de oer-Coroniaan kan daar niet om lachen. Coronie leeft bij veel Surinamers slechts in de herinnering, omdat een levendige voorstelling weinig tot de verbeelding spreekt. Kokosnoten, honing, varkens en een steeds kleiner wordend gebied als gevolg van de opslokking door de zee zijn reacties die je krijgt als je over Coronie praat. O ja, vergeet de muskieten niet. Over ontwikkeling wordt nauwelijks gesproken want in plaats van een bevolkingstoename tonen bevolkingscijfers aan dat er sprake is van een negatieve geboorteaanwas. Klinkt raar, maar er verlaten meer bewoners hun Coroniaanse geboortegrond dan er Coroniaantjes ter wereld komen. Hoe weinig mensen er wonen, bleek ook tijdens de afgelopen verkiezingen. Toen de stembussen landelijk om 19.00u sloten, wisten Anton Paal en Remie Tarnadi om 19.05u dat zij de nieuwe assembléeleden waren van hun district.

 

Zo snel waren de weinige stemmen geteld in het district, dat rond de drieduizend bewoners telt. Het lijkt allemaal somber als je bedenkt dat ontwikkeling voornamelijk door menselijk kapitaal tot stand komt. Van de volwassenen werkt bijna tachtig procent in overheidsdienst – een vorm van verkapte bijstand – of krijgt geld van Sociale Zaken. Een man op een bank in de schaduw vraagt: “Zie je die drie dames aan de overkant? Ze zijn aan het werk, ze zijn van Milieubeheer.” “Ze zitten te zitten”, zeg ik en ik schiet in de lach. “U lacht”, zegt de man. “Ik kan ook huilen”, zeg ik, “want het is triest.” We praten nog wat tot de man zegt dat ik een andere keer terug moet komen, hij moet nu met de bus naar Paramaribo. Ik neem afscheid. Als ik na een uur dezelfde weg terug wandel, zitten niet alleen de drie dames nog op dezelfde plek, maar ook de man. “Is de bus niet gekomen?”, vraag ik. “Hij komt zo”, is het antwoord. Dit zou zomaar een scenario kunnen zijn uit een slapstick maar helaas is dit de pure werkelijkheid in het Coronie van 2010, opgetekend in Dromers, doemdenkers en doorzetters. Verhalen van mensen en gebouwen in Coronie. De samenstellers zijn Fineke van der Veen, Dick ter Steege en Chandra van Binnendijk en de uitgever is KIT Publishers Amsterdam.

De overwegend verveloze en vaak krom en scheef staande woningen, die overigens ooit in prachtige bouwstijlen zijn neergezet, geven een beeld van een landschap dat langzaam dreigt weg te zakken in een moeras van de eigen vergane folkloristische glorie. De wil en moed om er een halt aan toe te roepen lijken vergaan. Dat Coronie nu op deze manier vastgelegd wordt, is prijzenswaardig. Prijzenswaardig omdat met het tempo van verval wij misschien over enkele decennia zullen zeggen: “Gelukkig hebben wij de foto’s nog.” Maar de uitgave van dit historische overzicht kan ook gezien worden als een initiatief om te komen tot serieuze wederopbouw. Het boek bevat ook bouwtekeningen van de bestaande architectuur en met een beetje geld, inzet en creativiteit kan het comateuze kokosdistrict weer tot leven worden gewekt. Jaren geleden verhuisde ik mijn grootmoeder naar Wageningen toen op de vroege ochtend een varken zo groot als een ezel voor mijn auto opdook. Remmen en ontwijken lukten niet meer. Ik sloeg het beest omver. Na een paar seconden stond het beduusd op en liep door als uit een coma ontwaakt. Dit varken kan symbool staan voor Coronie want zoals Coronianen over hun district zeggen: A tranga n’agu, a swit’ n’agu nanga a moi n’agu. [Het is sterk als een varken, lekker als een varken en mooi als een varken.]

[uit De Ware Tijd, 2 december 2010]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter