blog | werkgroep caraïbische letteren

Composities van een uitgesteld leven (7)

door Willem van Lit

Dit is deel 7 van het hoofdstuk 5 over het leven in de Caribische omgeving. In dit deel het vervolg op mijn beschouwing over het leven volgens de tambú zoals Girigori dit ziet voor Curaçao. 

De tambú als totem (vervolg)

Girigori schetst het belang van de tambú en dat komt voort uit de onderdrukking door kolonialisme, slavernij, de functie van de katholieke kerk hierbij, maar zelfs ook die van de huidige politieke situatie; hieruit is een massaal psychotrauma gegroeid zegt hij en dit betreft dan de constante en overweldigende verdringing van de eigen leefwijze, de tambú. “The rhythms and songs of the Tambú have been identified through its history with struggle, protest and revolution …”[1] . En die tambú moet dan de basis worden voor een andere leefwijze, een nieuwe identiteit. Het is een leefwijze die vanuit traditionalisme stamt en die voor het volk dan een nieuwe culturele identiteit moet brengen met een nieuwe collectieve mentaliteit, waarbij men bevrijd is van schaamte en angst. Het is tevens de basis voor een nieuwe etnische identiteit en deze zal het geluksgevoel brengen, die ver weg staat van het psychotraumatische verleden. De tambú heeft zijn betekenis in het verleden zelf. Het is een oermodel en dat wordt zelf als oeridee gebruikt: het is puur, eenduidig, helder en vrij van smetten volgens de schrijver. De tambú is de traditioneel zuivere leefwijze en daardoor direct en rechtstreeks verbonden met de natuur “where he/she can relax and recharge energy can thus obtain the required strength through the Tambú in order to face challenges in life” [2].

Deze leefwijze verkondigt eveneens wederzijds menselijk respect en dit betreft dan het respect aan een zekere hiërarchische ordening die op de een of andere wijze “natuurlijk van aard” is. De schrijver is in dit geval niet heel helder met wat hij bedoelt. Hij refereert aan een ordening waarbij degenen die de tambú, de oude leefwijze “levend houden” ook van nature degenen zijn aan wie dit respect als vanzelf toekomt[3]. Dat de tambú in zijn oervorm een natuurlijke oorsprong heeft, ligt ook besloten in het gegeven dat de muzikanten veelal voortkomen uit landbouwfamilies. Tambú behoort in zijn meest natuurlijke vorm aan de grond, de bodem, het verbouwen. Het heeft ook een sterk spiritueel karakter zegt de schrijver. Dat komt vooral tot uitdrukking in de bijbehorende dans[4]. Voorts zegt hij dat de tambú een leefwijze is die rust uitstraalt en die tegelijkertijd iemand van nieuwe levenskrachten voorziet. Het is een van oorsprong religieuze praktijk, een Afrikaanse rituele muziek van aanbidding[5]. In originele staat is de trommel een heilig instrument. Het is gemaakt van natuurproducten “where it was essential to keep the state of the moon and the sun into consideration. The leather used in the manufacturing of the bari is such an example”. Dat leer is gemaakt van schaapsvel en dat is een bijbels symbool voor het lam Gods dat alle zonden wegneemt. Het instrument in zijn geheel verkrijgt daardoor een zeer bijzondere betekenis voor de samenleving als geheel en verbindt mens aan natuur [6].

Met de tambú in zijn meest pure vorm in het Afrikaanse verleden kan naarmate de tijd vordert alleen maar verval optreden. De leefwijze kan niet meer authentiek zijn. De mensen die door Girigori zijn geïnterviewd, vertellen dat de tambú in zijn moderne vorm minder diepgang heeft; dat betreft zowel muziek als de woorden die bij het zingen worden gebruikt. Hierdoor is er minder ontspanning en/of meditatie mogelijk. De moderne tambú wordt ook steeds meer vercommercialiseerd. Die mensen vertellen Girigori ook dat de teksten steeds brutaler worden; er zit geen terughoudendheid meer in. Er is verlies aan respect [7]. Bij andere passages is er sprake van verlies van ethische normen en een ontwikkeling die men aanduidt als vulgair worden. En bij de dans is er verlies van elegantie; er treedt zelfs degeneratie op [8]. Een ander voorbeeld van verlies van authenticiteit is dat het Gueni, een oorspronkelijk Afrikaanse taal niet meer wordt gebruikt bij de tambú [9].

Het verval van de betekenis van de tambú is ook te merken aan de veranderingen van het taalgebruik zelf. De schrijver heeft de teksten van vroegere tambú-liederen vergeleken met de moderne. Hij constateert veranderingen in woordgebruik. Hij zegt dat in de loop van de tijd het subtiele gebruik van specifieke uitdrukkingen en zegswijzen uit de liederen is verdwenen. In de moderne versies ontbreekt het aan creativiteit van taalgebruik, beweert hij. In de nieuwe versies ziet hij het volgende: “the words are raw and plain and have no second connotation. It only means what it says”. De moderne liedtekstschrijvers missen kennelijk het intieme en authentieke vermogen de teksten met subtiele en pakkende diepte te schrijven. Er zit een tendens in die neigt naar het onderhoudend en amuserend karakter van de tambú, terwijl voorheen de geest van verzet en protest de teksten veel krachtiger maakten. Het gaat dan om kracht in de betekenis van verzet en maatschappelijk verwoorde boosheid in combinatie met spirituele en religieuze inslag en strekking van de boodschappen [10]. Ook hierin zit de tendens tot verval, denkt de schrijver.

In dergelijke constateringen zit ook een impliciet verwijt: mensen ontaarden en het volk verwelkt. Deze verwijten komen bij Girigori op sommige momenten ook uitdrukkelijk naar voren. We vinden dit terug in passages als: “The Afro-Curaçaon community still does not know where it belongs on its own territory and therefore embraces everything that according to the social accepted standards might give her/him an own identity”. De schrijver wijt dit aan de neiging de dominante cultuur na te bootsen door gebrek aan vertrouwen in het eigen vermogen. Hij meent voorts dat er een groot gebrek is aan patriottisme. Dit ontstaat uit het feit dat men zichzelf niet kent en de eigen identiteit ontkent, sterker nog, men drijft er steeds verder vanaf, beweert hij. “Therefore people still does not know who they are, where they came from and let alone to know where they are going. The Afro-Curaçaon community lacks a sense of belonging because it has not been passed over from generation tot generation” [11]. Men weet dus niet waar vandaan men komt en waar men naar toe gaat.

Ook de seú – dat is het oogstfeest – als uiting van een authentieke Afrikaanse geest is niet meer wat het is; het is – net zoals de tambú – ook vercommercialiseerd. Mensen laten zich te veel leiden en verleiden door de commercie die steeds meer vat krijgt op de cultuur en daardoor ook de oorspronkelijkheid van het leven. Hij noemt het ook culturele verpaupering[12]. Daarnaast heeft vulgariteit het overgenomen van de oude normen en waarden van respect en schoonheid. Kortom, de geest van verzet verdwijnt; er is geen trots meer, mensen weten geen richting meer en alles drijft weg van de pure kern. Men laat de oude moraal van eerbied en schoonheid los en het leven wordt brutaal en onverschillig[13].

Om zichzelf te kunnen herontdekken in de lijn van de Afrikaanse geest en de leefwijze van de tambú is het noodzakelijk dat mensen onderwezen en gevormd worden: educatie, opvoeding en onderwijs. Dat zijn de sleutelwoorden. Alleen op deze manier kan men een ontwikkeling doormaken naar de oude waarden en normen en zichzelf herontdekken. Dit zal ook bijdragen aan een versterkt nationalistisch bewustzijn en elan, een sterke nationale cultuur en een stabiele volksgeest zonder angst en schaamtegevoelens[14]. De tambú is de totem voor het volk.

Het is duidelijk dat dit proefschrift veel kenmerken bevat van de hang en drang naar de gesloten samenleving, de oproep tot het construeren van een utopische samenleving. Girigori vecht met de invloed van buiten, de externe krachten waarmee de samenleving tot ontwikkeling moet komen, de wisselwerking met de rest van de wereld. Dat is de evolutie die steeds sterker om zich heen grijpt. Hij begrijpt goed dat deze invloed voortdurend voelbaar zal zijn en dat dit op zichzelf ook niet fout hoeft te zijn, maar hij wil er wel grenzen aan stellen omdat die veranderingen de eigenheid aantasten. De leefwijze van de tambú komt uit een oude traditie waar men in de zuivere vorm steeds verder vanaf drijft. Girigori herhaalt op verschillende plaatsen zijn nostomanie: men raakt steeds verder verwijderd van de stam, het Afrikaanse ideaal en leefwijze, de beslotenheid van die gemeenschap, waaraan je identiteit ontleent.

Daarnaast is het verleden ook traumatisch geweest. De tambú heeft in zijn pure vorm steeds een leefwijze vertegenwoordigd waar enerzijds verzet tegen verdrukking en beschaming tot uiting (kracht) kwam en anderzijds respect, rust en ontspanning. Dat zat vanouds vooral in de gebruikte taal (subtiel met een diepgaande betekenis) en die verwatert geleidelijk aan. Vooral de bijbehorende dans is ontaard in vulgarisme. Hij zegt met spijt dat er geen zuivere vorm van de tambú meer is; de kern die teruggaat op de gezamenlijk diep beleefde ervaring en collectivistische leefstijl, is verlaten. Hij laat ook geregeld doorschijnen dat dit te wijten is aan een vals bewustzijn: men kent zijn afkomst niet (meer). Dit ligt voor een groot deel aan de beschaming door de heerser, de kerk en de overheid, die de oude cultuur steeds hebben geminacht. Hij besteedt relatief veel aandacht aan de krachten van de traumatisering. Het volk moet daarom de oude wortels leren ontdekken en zal dan in een hernieuwde genezing brengende cultuur tot ontwikkeling komen. Hij is hier op zoek naar de betovering van de mythen uit het verleden. Voor een ander deel wordt dat valse bewustzijn veroorzaakt door de moderne tijd: de vercommercialisering. Men is ontheemd en vervreemd beweert Girigori. Het volk is vorm, inhoud en richting kwijt. Hierdoor mist men ook het geluk. Educatie en vorming zijn hard nodig. In feite schuilt in deze bewering ook weer een verwijt: het volk weet niet goed wat goed voor hem is. Op de keper beschouwd is dit een nieuwe vorm van beschaming. Het verwijt van verlies van bewustzijn vindt men onder andere ook terug in het grove nationalisme en het rudimentaire marxisme.

Dit verwijt treft nog meer als Girigori impliciet beweert dat men zich losmaakt van sacrale of religieuze karakter van de tambú (een symboliek, die soms ontleend is aan het christendom, die toch ook geen Afrikaanse oorsprong heeft). De toekomst, die nieuwe gelukzaligheid zal brengen, is het spiegelbeeld van trauma in het verleden, een belofte, zolang het volk zich maar bewust wordt van haar afkomst, het collectieve authentieke verleden en de lotsbestemming. Men wil zich terugtrekken in die geïdealiseerde ruimte. Het is bijna letterlijk de subtitel van zijn proefschrift Constructing a Collective Ethnic Identity for Curaçao through the Tambú. Girigori verbeeldt exact wat Vanobbergen schreef over de utopie: “Het heden gaat zwanger van de toekomst. Niettemin blijft de reis in de toekomst (…) een projectie van de tradities uit het verleden”. Niets nieuw dus.

De tambú is dus ook het verondersteld kristallisatiepunt voor het insularisme en tribalisme: de geneigdheid tot isolatie en verzet.

[wordt vervolgd]

[1] Girigori, pag. 21.
[2] Girigori, pag. 20.
[3] Girigori, pag. 20.
[4] Girigori, pag. 24.
[5] Girigori, pag. 4.
[6] Girigori, pag. 5.
[7] Girigori, pag. 21.
[8] Girigori, pag. 25.
[9] Girigori, pag. 22.
[10] Girigori, pag. 24.
[11] Girigori, pag. 9.
[12] Girigori, pag. 15, 21 en 25.
[13] Girigori, pag. 32.
[14] Girigori, pag. 30 en 31, 33 en 34.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter