blog | werkgroep caraïbische letteren

Composities van een uitgesteld leven (4)

door Willem van Lit

[In deze aflevering een vervolg op de pijn die men kan voelen bij de ontheemding uit een tribale samenleving en een eerste beschouwing over nationalisme. Met verwijzingen naar Ayaan Hirsi Ali, Karl Popper en Ko Colijn.]

De onbehaaglijke druk van de voortgaande beschaving (vervolg)

Nomade van Ayaan Hirsi Ali is in feite een groot verslag van deze strijd. “Al mijn familieleden wilden heel graag modern zijn. Ze hunkerden naar vrijheid, maar zodra ze die hadden gevonden, raakten ze erdoor in de war en gingen ze er aan ten onder”. [1].

Het is haar persoonlijke relaas over haar ervaringen bij deze strijd: tussen de wurgende greep van de clans en haar nieuwe functioneren in een open samenleving. Ze vertelt hoe haar familie en andere Somaliërs ook in deze strijd worden verscheurd. “Immigranten uit traditionele gemeenschappen die eeuwenlang gedomineerd zijn door hun stamboom en de waarden van clan en stam, maken de fysieke reis naar het Westen in een paar uur tijd. Ze gaan vaak gedwongen op zoek naar een beter leven, omdat thuis een onaangename, vijandige plek is geworden. Toch delen de immigranten van stam en stamboom en de activisten die welvaart voor hen willen dezelfde misvatting: ze denken dat deze overstap te maken is zonder de bijbehorende prijs te betalen die geldt als je moet kiezen tussen twee verschillende waardesystemen. De ene groep wil verandering in hun omstandigheden zonder de tradities los te willen laten, de andere groep, overmand door schuld en medelijden, wil helpen bij de materiële veranderingen, maar wil niet van de nieuwkomers eisen dat ze traditionele waarden en normen uit hun opvattingen bannen” [2]. Haar boek is doortrokken van de pijn die mensen hierbij ondervinden. Het schrijnt en de mensen die het overkomt, begrijpen vaak niet wát hen overkomt.

Dit geldt ook voor onder andere westerse hulpverleners, politici en ambtenaren die belast worden met de opvang van immigranten. Deze mensen ontvangen de immigranten uit Afrika als slachtoffers waaraan men op de beste manier hulp kan verlenen door hen in de oude cultuuromgeving te laten. Deze moet men in stand kunnen houden door de maatschappelijke instituties zoveel mogelijk aan te passen. Het gaat dan bijvoorbeeld om scholen, opvangcentra, gezondheidszorg, hulpverlening en zelfs het eigen rechtssysteem. Men vindt dat de immigranten zich zoveel mogelijk moeten kunnen conformeren aan de cultuur van hun voorouders. Het is een “romantische hang naar primitiviteit”, waarbij westerlingen ervan uitgaan “dat niet-westerse culturen volgens diepgewortelde menselijk de driften als vanzelf in harmonie met flora en fauna leven en een natuurlijk spiritualiteit praktiseren”[3]. En in dit misverstand schuilt een grote tragedie, zegt Hirsi Ali. Hier woedt de guerrilla van dat kritisch dualisme waarin mensen volledig kunnen ontsporen. En deze strijd veroorzaakt zelfs tweespalt in de Nederlandse samenleving, waarvan Hirsi Ali zelf de gevolgen van heeft ondervonden. Velen (uit de meest uiteenlopende maatschappelijke hoeken) kunnen niet begrijpen wat haar bezielt: de strijd om de open samenleving, de strijd tussen collectivisme en individualisme, de ondraaglijkheid van de voortgaande beschaving. Men begrijpt niet dat deze mensen die zijn opgegroeid in zo’n besloten orde in zo’n kort tijdsbestek zoveel moeite kunnen hebben met een samenleving die in hun vrijheidsbeleving al zo ver gevorderd is, waarbij zelfs het individualisme in enige mate zelfs lijkt te zijn doorgeslagen … ver voorbij de waarden van de oude “moderne” ideologieën die de Westerse wereld in de 20e eeuw hebben geteisterd.

Het is een misverstand dat begint bij de immigranten zelf omdat zij voornamelijk verscheurd worden door die innerlijke strijd. Expats. Nomaden. Dit is de kern van de tragedie van deze migranten.

Nationalisme
Dit verlangen en deze zucht naar organische collectiviteit met totalitaire geborgenheid zijn de kern van waaruit het nationalisme kan ontstaan. Daarom kon Ramdas ook zeggen dat nationalisten altijd leugenaars zijn. [4] En Popper zegt het zo: “Nationalisme doet een beroep op tribale instincten, op hartstochten en op vooroordelen, en ook op ons nostalgisch verlangen bevrijd te worden van de druk van individuele verantwoordelijkheid, die het probeert te vervangen door een collectieve of groepsverantwoordelijkheid”. Nationalisme streeft naar beslotenheid, de geborgenheid van de gesloten samenleving, waarbij rechtvaardigheid gebaseerd is op wat goed of slecht is voor de stam. Deze nationalistische drang ondersteunt het Hegeliaanse principe van de natiestaat en het idee van nationale zelfbeschikking. Het principe en het begrip natiestaat is een mythe net zoals het niet “goed doordachte principe van nationale zelfbeschikking”. Popper zegt voorts dat “geen van theorieën die volhouden dat een natie bijeen wordt gehouden door een gemeenschappelijke taal of een gemeenschappelijke voorgeschiedenis, (…) aanvaardbaar of praktisch toepasbaar (is)”. Hij noemt het een droom, die niet rationeel is, romantisch van aard en utopisch, een droom die voortkomt uit het tribaal collectivisme. [5]

Dit postulaat heeft een grondslag gekregen in het Handvest van de Verenigde Naties. Het is het uitgangspunt geweest voor rechtvaardiging van de dekolonisatie: het principe van zelfbeschikking. Tegelijkertijd is het voor veel landen een rechtvaardiging voor de eis van niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden als het gaat om veroordelingen of terechtwijzingen van de internationale gemeenschap, zoals dat heet. Het beginsel van de nationale zelfbeschikking hangt samen met het idee dat oorlogen de motor zijn van de geschiedenis en de vorming van natiestaten. Dit idee is ontstaan op het einde van de 18e en begin 19e eeuw. Het is tot ontwikkeling gebracht door het gedachtegoed van Hegel (o.a. met de historistische dialectiek, dat later ook is gebruikt door Marx bij het opstellen van zijn klassentheorie) en Fichte (Popper noemt hem de apostel van het Duits romantisch nationalisme).[6] Het is het beginsel van purificatie door antagonisme en dit idee is in deze eeuw nog springlevend met alle destructieve gevolgen van dien.

We hoeven niet ver te zoeken. Ik heb de Vrij Nederland van 28 januari 2012 bij de hand waarin de columnist Ko Colijn in nuchtere bewoordingen de warme dynamiek van economisch nationalisme in de hedendaagse context nog eens schetst onder de titel: “In de race om grondstoffen is de beste nationale strategie geen nationale strategie”. Deze titel alleen al duidt op de kennelijk onvermijdelijke reflex als het gaat om bescherming van belangen en het uitmeten van de tegenstellingen die daarin verborgen zijn. Het gaat om het gebruik van geweld en het veilig stellen van toevoer van grondstoffen en energie. Nationalisme is verweven met kapitalistische expansiedrift, zoals Marx al betoogde. Colijn refereert aan imperialisme als motor van expansie. En dat gaat ook dikwijls samen met dreiging met geweld. Al decennialang is dit de basis voor het voeren van buitenlandse politiek. Colijn schrijft: “De buitenlandse politiek van de VS kon helemaal verklaard worden uit de drive om zich van noodzakelijke grondstoffen te verzekeren. Want die waren een levensvoorwaarde voor de economie, enzovoort. In die jaren stampten we erin dat ‘neo-imperialisme de noodzakelijke voorwaarde was voor reproductie van het kapitalisme’ om te slagen voor het tentamen Theorieën van Buitenlandse Politiek”.[7]

[wordt vervolgd]

[1] Alie, Ayaan Hirsi, Nomade, pag. 37.

[2] Ali, Ayaan Hirsi, Nomade, pag. 97 – 98. Zij beschrijft op de genoemde pagina’s exact de kern van dat gevecht, waarbij ze zegt dat het hier gaat om de manier waarop de drie universele passies van de mens – seks, geld en geweld – in hun manier van hanteren niet passen bij de confrontatie tussen de collectieve cultuursystemen en het functioneren van de open samenleving. Ze zegt dat ze de retoriek van de radicale islam heeft bestudeerd en dat ze geprobeerd heeft te leven conform die leefregels en ze heeft geleerd dat “diezelfde drie thema’s voor islamisten de maatstaf vormen voor wat zij beschouwen als decadentie en morele verdorvenheid van het Westen”. En verder merkt ze op dat de westerse samenleving door de Verlichting een machtsverschuiving heeft meegemaakt: het individu heeft het langzaamaan gewonnen van het collectief, waarbij het individu zoveel mogelijk vrijheid kreeg  “binnen het domein van deze drie behoeften, en zonder het ‘algemeen belang’ daaraan op te offeren. (Wie bepaalt wat ‘het algemeen belang’ is, zal in een open samenleving en in alle andere altijd een onderwerp van discussie blijven)”. Ook in deze vorm van radicalisme zitten de hang en drang naar een zuiver verleden of oermodel door het verwijt van morele decadentie.

[3] Ali, Ayaan Hirsi, Nomade pag. 245 – 246.

[4] Ramdas, “Heimwee”, 2000, pag. 20.

[5] Popper, pag 288 – 289. Hij zegt hierbij tevens dat het merkwaardig is dat deze irrationele constructie van nationale zelfbeschikking zelfs door de minst verdachte democraten als de Amerikaanse president Woordrow Wilson en de Tjechoslowaakse staatsman Jan Masaryk als axioma van politieke ethiek werd gehanteerd.

[6] Popper, pag. 276 – 279 en 290 – 297.

[7] Colijn, Ko, VN 28-1-2012, pag. 15.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter