blog | werkgroep caraïbische letteren

Composities van een uitgesteld leven (19)

door Willem van Lit

Dit is de 19e aflevering van het 5de hoofdstuk van het boek over de Caribische eilanden dat in het voorjaar van 2013 zal verschijnen. In deze aflevering het bestuurlijk knutselen en patronen van onvermijdelijke pech.

Maduro’s Bank, Curaçao

 

Bestuurlijk knutselen
Het rommelen en marchanderen in de politiek en het bestuur in de Caribische omgeving is door Lévi-Strauss ook wel “bricoler” genoemd. In zijn woorden zijn politici bricoleurs of knutselaars. Ik heb hier in mijn boek De Caribische eilanden, het alternatief al bij stilgestaan.[1]

Jurriaan de Haan heeft in een van zijn columns in de krant Amigoe het zogeheten pokopokobeginsel besproken [2]. Pokopoko is de Papiamentstalige uitdrukking voor rustig aan of traag. De Haan zegt dat in een aantal zaken die voor de rechtbank is behandeld het pokopoko als beginsel naar voren is gehaald in het vonnis. Het ging hierbij steeds om zaken van bestuurlijke aard, waarbij burgers een conflict hadden met het openbaar bestuur. Door de traagheid van besluitvorming – bijvoorbeeld bij toewijzing van vergunningen – worden burgers rechtstreeks in hun belang getroffen. De rechter betrok in zijn vonnis het feit dat dergelijke beslissingen op Aruba of de Antillen altijd traag gaan. Burgers moeten hier in hun zaken doen rekening mee houden. Daarnaast geeft De Haan ook voorbeelden waarbij ambtenaren of voorlichters burgers beloften deden, die achteraf niet waargemaakt konden worden. Als de belanghebbenden dit voor de rechtbank aankaartten, zei de rechter in zijn vonnis dat burgers niet altijd mogen uitgaan van beloften van bestuursorganen of hun vertegenwoordigers, zoals ambtenaren.

 

Dit zijn twee rechtstreekse voorbeelden van de drang tot uitstel of afstel van beslissingen om de zaak niet te forceren en pogingen situaties in de hand te houden. Traditioneel stelt men hiervoor de bijna spreekwoordelijke trage ambtelijke molens en de lethargie of luiheid van ambtenaren verantwoordelijk. De oorzaak hiervoor heeft meer te maken met de impliciete angst voor het nemen van inhoudelijke beslissingen door de bestuurders zelf en de pogingen de bestaande verhoudingen en hiërarchie zo lang mogelijk te bestendigen. Elke inhoudelijke verandering is een risico voor de stabiliteit van verhoudingen. Trainerende bestuurders zijn in dit opzicht ook gebaat bij het imago van luiheid van ambtenaren. Het leidt de aandacht af van hun eigen functioneren.

 

In de bundel van De Haan staan verschillende opstellen met meerdere voorbeelden van dit soort eigenaardigheden in de rechtsgang en deze hebben eigenlijk steeds betrekking op bestuurlijke zaken (zoals opstellen nr. 4 “Rechtsnormen voor de overheid”, nr. 7 “Stilzwijgende goedkeuring”, nr. 11 “Ministeriabel?” en nr. 24 “Politieke ethiek”).
Ook in de voorbeelden van De Haan ziet men dat de inhoud van een zaak minder belangrijk is: de orde en de relatie gaan voor, sterker nog: de inhoud staat in functie van de relatie. En hierdoor is het voor bestuurders, politici of directeuren geen punt het gemeenschapsgeld of dat van de onderneming te gebruiken voor het onderhoud van relaties en bestendiging van de orde. Er is geen onderscheid te maken: dat wat goed is voor het onderhoud van verhoudingen of betrekkingen, is goed voor de zaak en de inhoud. Hier loopt het persoonlijke naadloos over in het zakelijke, de publieke zaak in de privézaak en omgekeerd. Het is gebaseerd op de overtuiging dat geld en goederen die gebruikt worden om de relaties te “smeren” een ideële zaak niet vervuilen of corrumperen.
Curaçao, Petroleumindustrie. Foto @ Bea Moedt
“Bei der Vetternwirtschaft spielt sicher die Pflicht zu verteilen auch eine wichtige Rolle. So wie vom Bessergestellten erwartet wird, dass er all die mehr oder weniger verwandten Bittsteller befriedigt, so wird halt außer Barem auch die Vergabe von Pfründen, Posten und Privilegien erwartet. Bei aller moralischen Verurteilung darf nicht vergessen werden, dass die Aufgestiegenen ähnlich wie die Ausgewanderten oft einem enormen Erwartungsdruck seitens ihrer Familie ausgeliefert sind, einer Familie, die den erworbenen relativen Reichtum oft maßlos überschätzt: ‘Durch die eigentümliche Beziehung der Afrikaners zur Zeit hat für ihn das Sparen für zukünftige Zwecke geringere Priorität als der sofortige Konsum. Um nur ja nicht in Versuchung zu geraten, Reichtum anzuhäufen, müssen die Bezieher regelmäßiger Einkünfte das Studium von Brüder, Vettern, Neffen und Nichten finanzieren, Neuankömmlinge unterbringen und für die zahlreichten Festlichkeiten aufkommen die das soziale Leben Prägen’. (Signer citeert hier Etounage-Manguelle, een West-Afrikaans schrijver – WvL). Von dieser ‘Solidarität’ ist nur ein kleiner Schritt zu illegaler ‘Hilfe’ in Form Begünstigung, Korruption und Nepotismus”. [3] (Bij de nepotisme-economie speelt zeker de plicht om te delen een belangrijke rol. Zoals het van de beter gestelde verwacht wordt dat hij min of meer de vragende verwanten tegemoet komt, zo wordt nu eenmaal ook het uitdelen van baantjes, posities en privileges verwacht. Bij alle morele overwegingen die men kan maken, moet men niet vergeten dat degene die promotie heeft gemaakt of die vertrokken is naar het buitenland dikwijls onder grote druk van de familie staat. Men verwacht veel van hem of haar en die verwachtingen zijn dikwijls sterk overspannen: ‘Door de kenmerkende verhoudingen tussen Afrikanen heeft het voor hem geen zin te sparen voor toekomstige doelen; men consumeert het liever onmiddellijk. Om maar niet in verleiding te raken hun rijkdom op te bouwen, moeten die familieleden die een regelmatig inkomen genieten de studiekosten dragen van broers, nichten, neven, nieuwkomers onderdak bezorgen en voor de talrijke feestelijkheden opkomen, zoals dat in het sociale leven wordt gevraagd’. Vanaf deze ‘solidariteit’ is het slechts een kleine stap naar illegale ‘hulp’ in de vorm van begunstiging, corruptie en nepotisme).

Olieraffinaderij PDVSA Curaçao, live cam, 1 augustus 2011, 21 uur 46

 

In dit citaat hoort men toch ook de verre echo van de uitdrukking “makamba pretu”, waarbij de Antilliaan die zijn geluk en welvaart heeft beproefd in het buitenland als een zwarte makamba wordt gezien, een appel op de persoon terug te keren naar de stam, de clan of de gemeenschap en met hen te delen.
Onvermijdelijke pech
Ook het idee dat het kwaad dat iemand overkomt (ongeval, ongeluk, tegenslag, mislukking, letsel of ziekte) van buiten komt, is in Antilliaanse patronen terug te vinden. Ik schreef over de Antilliaanse militie dat men zeer sceptisch is over de uiteindelijke resultaten van de inspanningen bij de vorming van jongeren: de stagnatie en de mislukking. Ook hier bestaat de neiging dit aan externe factoren of invloeden van anderen toe te schrijven. Hierbij zien we dat het geloof in het lot de houding bepaalt: hoe men zelf ook zijn best doet, de inspanningen of het werk is geen factor die tot succes of resultaten zal leiden. Men heeft weinig vat op de invloeden van buitenaf, het kwaad dat je wordt toebedeeld. Altijd heb je te maken met bijna onvermijdelijke pech; het ongeluk lijkt uit de lucht te komen vallen. Dat constateerde ik al bij het bespreken van de sociale dienstplicht en de verzuchting die ik daarbij had wat er toch al in een eerder stadium mis is gegaan met de jeugd en de vorming van de jeugd en wel zo dat hiervoor de dienstplicht dan ook nog maar gebruikt moet worden om dat op te lossen.
Deadzone. @ Foto Nicolaas Porter

Een echo hiervan horen we ook in de verhalen van Boeli van Leeuwen, zoals ik dat ook al in het vorige hoofdstuk heb besproken: de Curaçaoënaars als geniale anarchisten. Men betoont zich meesters in het naar voren brengen van excuses als men betrapt is op een misstap. Van Leeuwen noemde dit op humoristische toon “een strategische retraite als nobele onderneming, die tot de Schone Kunsten gerekend dient te worden”, zoals “ze hebben mijn houten been gestolen”. Het zit ook in bekende uitdrukkingen zoals: “het mes heeft mij gesneden”. Ikzelf heb mijn verwondering beschreven over de overtuiging dat problemen aan externe omstandigheden zijn toe te schrijven. Een politieagent, die was betrapt op het doorlaten van drugskoeriers beweerde bij hoog en bij laag dat dit hem was overkomen. Hij was niet tegen de lamp gelopen, maar “men” had hem tegen de lamp geduwd.

Deadzone64. Foto @ Nicolaas Porter
Knulligheden, pech. Daar lijken veel pogingen om tot iets te komen, wel van doortrokken te zijn. Ik heb wel eens gezegd dat Curaçao overloopt van klusjesmannen, die constant tegen het verval moeten knokken. Dat gaat van kleine dingen die voortduren (door onbegrijpelijk toeval) kapot gaan tot grote “slordigheden”.  Ik noem hier vliegtuigen die om “onbegrijpelijke redenen” plots niet kunnen opstijgen doordat banden zijn geklapt, constructiefouten in gebouwen, flamingo’s die oorzaak zijn van stroomstoringen (omdat ze tegen de draden zijn aangevlogen) en politici die (en dat is een chronische ziekte) op beschuldiging van fraude steeds verontwaardigd zijn en dit wijten aan dingen die hen zijn overkomen of aan anderen die hem ongunstig zijn gezind.
Het kwaad ligt voortdurend op de loer en je kunt nooit weten wanneer en hoe het gaat toeslaan. Anderen misgunnen je het succes, zijn boos op je en hebben de hand in jouw ongeluk: afgunst en boosheid. Ira en Invidia; dat is het paar van hoofdzonden waarin we hier als complex gevangen zitten. Anderen doen jou dit aan. Men maakt suggestieve toespelingen of men denkt aan complotten. Je moet constant op je hoede zijn. Het is een “fait social total”, zoals Signer dat noemt. Het is een van de belangrijkste oorzaken van stagnatie; de bijbehorende angst en terughoudendheid hebben ook politieke en sociaaleconomische implicaties [4] . En het heeft betrekking op een overgroot aantal aspecten van het leven, zowel sociaaleconomisch, politiek als bestuurlijk. Maar ook in het gewone dagelijkse leven zijn er veel sporen van deze complexen terug te vinden, zoals we zagen. Het is onlosmakelijk onderdeel van wat Signer het hyperhumanisme als leefwijze noemde.
[wordt vervolgd]
Yellow stripes. Foto @ Nicolaas Porter

 

[1] Van Lit, De Caribische eilanden het alternatief, pag. 54, 55 en 56
[2] Haan, Mr.dr. Jurriaan P. de, Het pokopokobeginsel en andere (eigen)aardigheden van het recht van de Nederlandse Antillen, uitg. Amigoe nv Nederlandse Antillen 2004. Pag. 11 – 12.
[3] Signer, Die Ökonomie der Hexerei, oder Warum es in Afrika keine Wolkenkratzer gibt. Pag. 425.
 [4] Signer, Die Ökonomie der Hexerei, oder Warum es in Afrika keine Wolkenkratzer gibt, Pag. 27 – 28.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter