blog | werkgroep caraïbische letteren

Composities van een uitgesteld leven (15)

door Willem van Lit

 
Ira en invidia, woede en afgunst, de collectivistische tegenhanger van het westerse complex hooghartigheid en schraapzucht. Met de vraag wat hekserij daarmee te maken heeft.

Hekserij, echt of niet: ira en invidia.
Hekserij of tovenarij, bestaat dat dan? Is dat iets van mensen die dichtbij de natuur zeggen te staan? Volkeren die de band met het paradijs nog niet hebben doorgesneden of die de streng waarmee ze verbonden zijn met de allereerste geboorte van de mens als pas gebeurd nog voelen?
Signer zegt: “Hexerei ist eine Realität – keine ‘materielle’ aber eine soziale”[1]. (“Hekserij is realiteit, niet in ‘materiële’ zin, maar in een sociale”). Wat hij in feite zegt, is dat het niet eens belangrijk is te weten of hekserij ook echt bestaat; het gaat er om te ervaren wat het fenomeen betekent voor de maatschappelijke relaties en wat de effecten ervan zijn voor mensen en hun bedoening, huishouding of woonverbanden. Men kan hekserij als zodanig niet veronachtzamen; of het al dan niet bestaat is in zoverre relevant dat het wel veel sociale en psychologische verbanden en uitingen ervan kan verklaren.
In onze westerse opvatting kijken we naar hekserij – voor zover we erin ‘geloven’ – als iets wat iemand persoonlijk (of de groep) kan treffen. In Afrikaanse contreien heeft hekserij te maken met het absolute verband tússen mensen en wel vanuit een strikt perspectief, zoals Signer aanduidt, namelijk de manier waarop afgunst zich manifesteert van de een op de ander. Afgunst en boosheid bepalen de sociale verhoudingen zelf. Hekserij heeft steeds te maken met het boze en dát – het kwaad – komt steeds van buiten degenen die getroffen worden. Als je iets overkomt (een ziekte, ongeval of bijvoorbeeld een financiële tegenvaller), dan komt dat van iemand anders. Het is bepaald door de verhouding die die ander met jou heeft. Het is te beschouwen als sociaal materialisme: het functioneren van mensen is totaal gedetermineerd door de gemeenschap, een kenmerk van de collectivistische samenleving. Afgunst en woede zijn de drijvende krachten en dat betekent dat de mens in het onderhoud van zijn betrekkingen door deze twee krachten wordt gestuurd: zij bepalen de collectivistische verhoudingen met een latente aanwezigheid van angst[2].
Je bezoekt een medicijnman, een tovenaar, heks of waarzegger om een aantal redenen. Het kan zijn dat je hem opzoekt voor genezing van een kwaal. Het kan ook zijn dat je iets ingrijpends van plan bent, zoals een reis of een huwelijk en je wilt weten of dat dat goed zal gaan. Het kan ook zijn dat je persoonlijk in problemen bent geraakt (een ongeval of een financieel debacle). Misschien wil je over je vijand een vloek laten uitspreken. Kortom, de tovenaar is er voor een scala van zaken. Steeds staat in de consultatie centraal dat het kwaad van buiten komt. Een ziekte of een lichamelijk ongemak is iets dat voor jou is bepaald vanaf buiten, gedetermineerd door afgunst en boosheid. Verstoorde huwelijksrelaties, geldelijke problemen of ellende met de buren zijn zaken die een oorzaak hebben buiten jezelf; het is je immers overkomen.
De medicijnman of tovenaar zal de patiënt nooit bevragen zoals een arts dat normaal doet. Hij gaat met zijn attributen aan de gang. Hij raadpleegt zijn stenen, schelpen of het bloed van kippen of iets dergelijks. Uit de tekenen die deze intermediaire middelen vertonen, maakt hij jou duidelijk wat het probleem is en waar het vandaan komt. Het is zijn stiel om te ‘zien’, om te duiden. Op basis hiervan maakt hij medicijnen en vraagt hij de patiënt bepaalde dingen te doen, zoals het brengen van offers. Hij zal trachten de relatie met de patiënt te blijven onderhouden door andere voorspellingen te doen, die als een halve dreiging blijven hangen; steeds is er iets dat weer verklaard moet worden en hij vraagt steeds verschillende offers (ook betalingen). Hierdoor continueert hij de verbondenheid en blijft de patiënt ook binnen zijn sfeer van beïnvloeding. In zekere zin is het geruststellend te weten dat het kwaad dat je overkomt, van buiten komt. Hierover doet de tovenaar uitspraken. Hij kan het afweren of bezweren. De patiënt weet niet altijd waarvandaan het kwaad komt, maar in de meeste gevallen heeft het te maken met anderen die hem niet goed gezind zijn. Die ban moet men zien te breken. De tovenaar zal de patiënt vertellen en laten zien hoe hij de stroom van de vloek kan keren.
Djaran kepang. Foto @ Nicolaas Porter
Hekserij, zoals Signer het aangeeft, is een verzameling van uiterst verfijnde complexen waarbij het vooral gaat om Afrikaanse ideeën en opvattingen over de samenhang van de psyche bij individuele beleving en in collectieve verbanden. Hierbij worden de grenzen tussen het ik, het niet-ik, het lijf, de geest, het biologische, geestelijke en sociale voortdurend doorbroken. Daarbij komt ook nog het conglomeraat van voorouders (en de verering), de geesten, de groepsidentiteit (stam, clan, familie), het ‘ondeelbare’ van je eigen identiteit, de dodenverering, het geloof in ‘zieleneters’, fetisjen, totems, enz.[3].
De tovenaars, waarzeggers en medicijnmannen bedrijven hun praktijk door uitspraken te doen over een circulair gevormde realiteit, dat wil zeggen als zichzelf herhalende en voorspelbare gebeurtenissen en dit als interpretatie van het kwaad dat al is geschied (achteraf herkennen en reageren) en die terug kan keren naar een nieuw evenwicht. De wereld in zijn geheel moet worden geduid, geïnterpreteerd en uit dat complex van externe oorzaken, kunnen zij de uitwerking verklaren op individueel niveau. Signer schrijft:
“In gewisser Hinsicht ist die ‘heidnische Logik’ konstruktivistisch: Das Wirkliche ist nie gegeben, evident, sondern muss immer erschlossen, gelesen, rekonstruiert werden, und zwar im Umweg über das Abwesende, ‘Surreale’, Geheime, Unsichtbare. Dieses andere ist aber nicht ein Transzendentes, Metaphysisches in abendländischen Sinne, sondern primär sozial bestimmt: So wie der andere als Patron, grand-frère oder allgemein Mächtiger/Reicher über mein Wohlergehen entscheidet, so ist es auch die Interpretationsfigur des ‘anderen’ in Form des Hexers, der für mein Unglück, mein Misslingen, meine Krankheit verantwortlich ist”. (“Op een bepaalde manier is de ‘heidense logica’ constructivistisch van aard: het werkelijke is nooit gegeven, het ligt niet voor de hand, maar dat moet steeds ontsloten, gelezen en gereconstrueerd worden via een omweg, namelijk via dat wat afwezig is, het ‘bovenwerkelijke’, het geheime, onzichtbare. Dit is niet – zoals wij in westerse wereld dat zien – iets transcendents of metafysisch, maar voor alles sociaal bepaald: zoals de ander als baas, grand-frère of in het algemeen als de meer machtige of rijkere over mijn staat van welvaart beslist, zo is ook degene die voor mij de werkelijkheid en ‘die anderen’ interpreteert – in de vorm van de heks – dan verantwoordelijk voor mijn ongeluk, falen en mijn ziekte”) [4].
(wordt vervolgd)
[1] Signer, Die Ökonomie der Hexerei, oder Warum es in Afrika keine Wolkenkratzer gibt, pag. 31.
[2] Het sociaal materialisme is een analogie voor het door Karl Marx ontwikkelde idee van het historisch materialisme; hierbij is de positie van de mens gedetermineerd door de geschiedenis van de productieverhoudingen. Signer gebruikt het sociaal gedetermineerd zijn in dezelfde lijn. Signer, pag. 27 en 28.
[3] Signer, Die Ökonomie der Hexerei, oder Warum es in Afrika keine Wolkenkratzer gibt, Pag. 31.
[4] Signer, Die Ökonomie der Hexerei, oder Warum es in Afrika keine Wolkenkratzer gibt,  Pag. 31.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter