Clyde Lo A Njoe….woorden, muziek en beelden
door Klaas de Groot
Zondag 22 februari was er een bijzondere poëziemiddag in Theater Perdu aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam. Het komt vaker voor dat dichters hun werk combineren met muziek, maar het optreden van Lo A Njoe was een nieuwe manier om beide kunstvormen te combineren. En dan heb ik het nog niet eens over het feit dat ook de dans aan bod kwam. Tijdens het optreden kon je zien dat de dichter moeite had om zijn danslust te beheersen en af en toe kon hij die drang niet bedwingen.
Ingeleid door Peter Boel, een liefhebber van het werk van Lo A Njoe, las de dichter alle vierentwintig gedichten voor uit zijn bundel Mijn lief, mijn leed. Een bundel die binnen afzienbare tijd zal verschijnen bij uitgeverij In de Knipscheer in Haarlem. Opvallend aan deze gedichten is onder andere het feit dat citaten uit allerlei liedjes en liederen erin opgenomen zijn. En die teksten roepen vanzelfsprekend muziek op.
Die muziek klonk ook door de zaal. Van een schlager bij het gedicht ‘Socrates’ tot klassiek bij ‘Zomaar een ballade’ en een ‘Klankendeken’. Van Frans populair met Edith Piaf en ‘La vie en rose’ tot Otis Redding in het onder andere aan hem opgedragen gedicht ‘Het podium’. De stem van Lo A Njoe paste uitstekend in deze mengvorm van muzikale en verbale klanken. Door een onnadrukkelijke dictie en goede verstaanbaarheid was het duidelijk dat er in de dichter ook een voordrachtskunstenaar aanwezig is.
Niet alleen muziek en woorden werden gecombineerd. Het werk van Lo A Njoe laat ook altijd zien dat hij iemand is met een Caraïbische achtergrond. Zijn navelstreng ligt tenslotte begraven op Aruba. Die achtergrond blijkt bijvoorbeeld uit de meertaligheid die als van nature aanwezig is. Het Caraïbische oftewel West-Indische element spreekt in de bundel Mijn lief, mijn leed uitdrukkelijk in diverse gedichten.
In het gedicht ‘Blauwe heimwee’ wordt de Arubaanse Commandeursbaai omgevormd tot de Blue Bayou uit het lied dat vooral door Linda Ronstadt bekend is geworden. In het zelfde gedicht staan regels over Savaneta ‘waar de Caiquétio met zijn blanke overheerser vocht’ en de ik kokosmelk dronk uit een kalebasnap. Aruba komt helemaal tevoorschijn in het gedicht ‘De Rots’ waarin citaten staan uit het Arubaanse volkslied. Het gedicht eindigt dan ook met ‘Het besef, dat ik alleen op deze rots thuis kan zijn’. Een ander deel van West-Indië, Suriname, komt aan de beurt in het gedicht ‘Tapanahoni’. ‘Ik pendel over de woeste, wispelturige Tapanahoni’, zo begint dit gedicht waarin een Surinaams volksliedje een plaats krijgt. De geliefde heet in dit gedicht Rosalina en de ik verzucht: ‘Mi gudu, denk aan onze dansen tot diep in de nacht’. Lezers van het werk van Lo A Njoe zullen hier direct denken aan zijn eerste bundel Dansen / Baliamentu uit 1982.
Deze dichter is ook beeldend kunstenaar, met werk tot in Japan en Mexico. Een treffend voorbeeld van die koppeling is het feit dat in Mijn lief, mijn leed, in het gedicht ‘Ode aan de dode dichter’, Jacques Brels ‘Ne me quitte pas’ opklinkt. En dat lied was ook al inspiratie voor een schilderij uit 2003. Muziek, woorden,beelden, dat zijn de drie motoren van het werk van Lo A Njoe. En in Perdu bleek hij dus ook een voordrachtskunstenaar. Zijn volgend optreden zal in Arnhem zijn, maar laten wij hopen dat hij daarna niet zal zwijgen op de planken.