Clarice Lispector: welvaart en armoede
Een belangrijke bron voor de waardering van literatuur is het Times Literary Supplement, een uitgave die van alles publiceert over boeken. Zoiets als de Literaire Pagina, maar die dan elke week verschijnt als een volwaardige krant. Daar wordt gekozen voor een auteur van de maand, en deze keer [mei 2019 – red. CU] is dat roman-, verhalen-, en essayschrijfster Clarice Lispector.
Ze is geboren in 1920 in de Ukraïne, maar is door de Russische burgeroorlog uiteindelijk terechtgekomen in Brazilië, en daarom ook voor Suriname interessant. Daar werd ze namelijk een van de bekendste schrijfsters. Haar eerste roman, Near to the Wild Heart, werd gepubliceerd toen ze pas 23 jaar was. Het is geschreven in een felle modernistische stijl, als een innerlijke monoloog. Een vorm die toen furore maakte en vooral bekend is van James Joyce, die met Ulysses een bewerking schreef van de Odyseus, de man die een lange reis maakte en grote avonturen beleefde. In dit boek geeft de vrouw van de hoofdpersoon (eigenlijk dus Penelope, de vrouw van Odyseus die achterbleef toen hij huis en haard verliet) een 40 pagina lange aaneenschakelijking van haar innerlijke gedachten; zonder punten of hoofdletters. Maar ook u weet, beste lezer, dat u niet alles op een rijtje hebt daarboven in uw gedachtekamer, en wel eens afgeleid wordt door bijvoorbeeld een geur of een geluid: een blaffende hond of een slaande deur. Of ergens tussen georganiseerde gedachten komt er een boodschappenlijstje tevoorschijn. Het weergeven van al die hersenspinsels is een voorbeeld van de ‘interior monologue’. Deze stijl was toen uniek voor Brazilië, en bracht Lispector direct bekendheid in eigen land en daarbuiten.
De biograaf van Clarice Lispector, Benjamin Moser, benoemde haar als de belangrijkste Joodse schrijver in de wereld, sinds Franz Kafka. Ze schreef met een drang die er toe leidde dat het verhaal zelf opgeschud werd, en de lezers met een gevoel van verbazing en ongeloof achterbleven. Moser woont in Utrecht en is Amerikaan, en door zijn biografie kwam Lispector opnieuw in de belangstelling. Ook in Brazilië is het boek bekend, onlangs ontving Moser een prijs voor zijn verdiensten als ambassadeur van de Braziliaanse cultuur.
Lispector schreef zaterdagse kronieken voor het Jornal do Brasil aan het einde van de jaren zestig en begin jaren zeventig van de twintigste eeuw en deze zijn gebundeld en vertaald als De ontdekking van de wereld. Harrie Lemmens verzamelde en vertaalde deze selectie. In interviews is Lispector soms heel openhartig; dat ze ‘paradoxaal genoeg gelijk opgaand met de wens mijn privacy te beschermen het sterke verlangen’ voelt om ‘in het openbaar te biechten en niet in een biechtstoel.’ Moser benoemde dat als schrijven voor mensen die iets willen weten over zichzelf en over God. Op de flaptekst staat een zin die typerend is voor wat Lispecor beweegt, namelijk het mysterie, om te beginnen bij haarzelf. ‘Ik ben zo mysterieus dat ik mezelf niet begrijp,’ zegt ze. Dat geldt ook voor anderen: ‘Er is geen man of vrouw die niet ooit terloops in de spiegel heeft gekeken en zich toen niet verbaasde over zichzelf.’ Ik denk dat we allemaal dat gevoel weleens hebben gehad. Dat maakt de schrijfster zo herkenbaar. Maar natuurlijk ook de thematiek, die altijd over engagement gaat. En een context op de stoep van onze achterdeur. In de Braziliaanse mens en situaties herkennen we veel van Suriname.
Veel ander werk mondde uit in haar meest bekende kleine roman Het uur van de ster in de vertaling naar het Nederlands van Hermien Gaikhorst, die vele boeken vanuit het Portugees heeft omgezet naar het Nederlands. Hermien is voor ons geen onbekende, omdat ze al lange tijd in Suriname woont.
Clarice was volgens Hermien Gaikhorst in de jaren 80 in de mode bij de feministische beweging, hoewel ze zelf niet uitgesproken in die richting dacht. Ze was eenzaam en elitair, een diplomatenvrouw.
Ze schrok van de levens die anders waren dan die van haar. Het verhaal is in Duitsland verfilmd en heeft daar een prijs gewonnen. In Frankrijk was Lispector heel populair in feministische kringen, en haar volledige werk is daar ook vertaald, evenals naar het Engels. Dat is geen eenvoudige opgave vanwege de taalgrapjes en bijzondere metaforen. Ook is haar werk brokkelig en fragmentarisch, zoals we dat herkennen van de monologue interieur. Engelsen laten in hun vertaling vaak zaken weg, maar een Nederlandse vertaler zal altijd proberen zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst te blijven. Lispector was een unieke schrijfster, die in Brazilië nauwelijks navolging heeft gehad. Maar dat komt goed overeen met het werk: eigenzinnig. Haar eigen leven had ze er gecodeerd doorheen gewerkt.
Nawoord van de vertaalster
Rio-Sul, een gigantisch overdekt winkelcentrum in Rio de Janeiro, Brazilië: labyrint van natuurstenen gangen, roltrappen, verlichte etalages, haastig heen en weer rennende, goedgeklede, meestal blanke klanten. Prachtige gratis toiletten met spiegelwanden, waar geüniformeerde gastarbeidsters uit Noordoost-Brazilië continu schoonmaken.
In een cafetaria waar ik met een Braziliaanse antropoloog/schrijver een sapje drink, staan we oog in oog met Macabea, hoofdpersoon uit Het uur van de ster. Ze loopt bedrijvig de gehaaste klanten te bedienen en de vermoeidheid is af te lezen aan de donkere kringen onder haar ogen. Mijn gastheer, die zelf uit het Noordoosten afkomstig is, vertelt hoe je nordestinos aan hun door honger en ondervoeding getekende uiterlijk kunt herkennen. […]
Clarice Lispector kende deze contrasten, en wat meer is, ze zag ze bewust. In haar laatste boek, A Hora Da Estrela, dat ze in 1977 kort voor haar dood voltooide, waagt ze zich aan een confrontatie tussen arm en rijk; dood en leven; lijdzaamheid en verzet. Clarice definieert armoede niet als ‘minder-hebben-van-hetzelfde’, maar probeert op basis van waarnemingen en intuïties een innerlijk beeld van ‘de ander’ te geven.
‘Ik heb dat meisje niet verzonnen, zij heeft mij haar bestaan opgedrongen. […] Dat meisje, dat tenminste niet om voedsel bedelde – er was nog een hele subklasse van mensen die er erger aan toe waren en honger leden. Ik ben de enige die van haar houd.’
Hermien Gaikhorst, vertaalster