Chirurgijnswinkels rijzen de pan uit – Leren van geschiedenis 131
door Hilde Neus
Plotseling zijn bepaalde producten of diensten heel populair, en zie je overal bedrijfjes als paddenstoelen uit de grond rijzen. Denk u aan de carwash. Weinig of geen investering, dus een aantrekkelijke business voor jonge mannen. Vroeger was dit ook zo, bijvoorbeeld met het beroep van chirurgijn, waarvoor geen officiële opleiding nodig was. Als je in staat was kiezen te trekken, kon je ook een arm of been amputeren, zo redeneerde men. Later werd het beroep van arts wel gecertificeerd en hield men veel strenger toezicht op gediplomeerde dokters.
Een menigte aan chirurgijnswinkels
Op 22 februari 1764 was het het Hof van Politie en Criminele Justitie ter ore gekomen dat er een menigte van chirurgijnwinkels alhier overal in Paramaribo gehouden werden. Hier werden slaven met Boassie behept, genezen. Daardoor konden zij niet van de straten worden gehouden. Ter voorkoming van de kwade gevolgen die dit kan veroorzaken, heeft het Hof alle chirurgijns en anderen die zich bezighouden met ‘het cureren van diergelijke siektens’, dit serieus verboden. Zij mogen aan huis deze patiënten niet zelf verzorgen en ze daar onderbrengen ter genezing.
Daarvoor zijn geschikte plaatsen uitgekozen die daartoe zullen worden ingericht, namelijk net binnen het bereik van het erf van de Negerin Dido, alsook bij de brug van de scheepstimmerwerf. Men is bezig zo rondom buiten op de Savanne of elders een ruimte in gereedheid te brengen met de benodigde logementen. Binnen een tijd van zes maanden na nu zullen er geen besmette slaven meer gecureerd of ‘gedresst’ worden. Dit op straffe van het betalen van f100,- waarnaast de vergunning van de chirurgijns ook wordt ingetrokken. De helft van de boete is voor de Raad Fiscaal, en de andere helft voor de armen van Paramaribo. Dit voor elke slaaf of slavin die zij ondanks dit verbod toch aan huis houden ter genezing. Deze regeling was getekend door T.E. Becker. Het verbod accordeerde met het ‘Placaat Boeck No.16. fo. 26’. Dat was in te zien ter secretarie van het Hof.
Regelingen voor ziekten
Boassie is lepra, een zeer bekende, nog steeds voorkomende, slopende ziekte. Mensen die eraan leden, werden afgezonderd om niet steeds meer patiënten te krijgen. Ook in ‘s Lands Hospitaal werden de lijders achter op het ziekenhuis, bij de Van Sommelsdijkskreek afgezonderd. Later gebeurde dat buiten de stad, op de leprozerieën Voorzorg en nog verder te Batavia. Ook de chirurgijn bleef liever uit de buurt. Hun vak was vaak gerelateerd aan bloedbehandelingen, zoals aderlaten en wondverzorging. Als verdovingsmiddelen werden laudanum en alcohol gebruikt.
Ook op de schepen was deze functie belangrijk, en behandelden chirurgijns bemanningsleden en passagiers. De gewonden werden benedendeks behandeld en operaties bestonden vaak uit amputaties om koudvuur te vermijden. Bij het stelpen van wonden brandde de arts de bloedvaten dicht met gloeiend ijzer. Dit wordt cauterisatie genoemd. Het was een zwaar beroep, maar noodzakelijk om ervoor te zorgen dat men de overtocht overleefde.
Chirurgijns over de oceaan
Veel van de beeldvorming over de ‘Middle Passage’ is gebaseerd op de handleiding voor behandeling van slaven tijdens de overtocht, in 1769 gepubliceerd door de Vlissingse David Gallandat (1732-1782). Deze beweerde dat op- en aanmerkingen niet nodig waren, als alle slavenhandelaren van goed christelijk gedrag getuigden. De reis van de slavenhaler de MCC-snaauwschip De Eenigheidt (1761-1763) is middels een scheepsjournaal in beeld gebracht. (Veel informatie over de reis van dit schip vindt u op de uitgebreide website van het Zeeuws archief, op: https://www.zeeuwsarchief.nl/themapagina/slavenreis-van-de-eenigheid/ .) Ook het volledige journaal van de chirurgijn. Het schip was 22.5 meter lang en had 350 mensen aan boord, waaronder 319 slaven. Mager voedsel (vooral gort en bonen), slechte kwaliteit drinkwater en abominabele hygiëne aan boord waren oorzaken van overlijden. Gemiddeld stierf 16% gedurende de overtocht.
De oppermeester of scheepschirurgijn was Petrus Henricus Couperus. Tijdens de reis hield hij een journaal bij. Daarin beschreef hij de ziektebeelden en hij gaf een overzicht van alle recepten die hij voorschreef. Hij stelde de doodsoorzaak vast en noemde daarvoor vooral overgeven, diarree en slaapziekte. Hij visiteerde een vrouw die geslagen was en daaraan een oorbloeding en zware hoofdpijnen had overgehouden en gaf een uitgebreide beschrijving van de situatie ‘onder haar schedel’. In totaal werden op deze reis 10 slavinnen afgeschreven, en 22 slaven. De gruwelen van de overtocht over de Atlantische Oceaan zijn vaak weggelaten uit de scheepsjournalen, maar de overgeleverde afbeeldingen spreken boekdelen.