blog | werkgroep caraïbische letteren

Chirurgijnen en medische kennis

door Jerry Egger

In 1492 gebeurde er meer dan een toevallige kennismaking van Columbus met een voor Europa onbekende wereld. Er ontstond rond de Atlantische Oceaan een circulatie van goederen, mensen, dieren, planten en ideeën die de hele wereld grondig veranderde. Het beeld dat nog steeds bij teveel mensen bestaat, is dat van Europeanen die erop uit trokken om de hele wereld te veroveren en hun wil op te leggen aan gekleurde volkeren als willoze slachtoffers van dit imperialistisch handelen.

In zijn boek, Vrijbuiters van de heelkunde. Op zoek naar medische kennis in de tropen 1600-1800, laat Stephen Snelders zien dat het geen eenrichtingsverkeer was. Europa heeft geprofiteerd van de bestaande medische kennis in Afrika en de Amerika’s. Vooral chirurgijnen zochten bewust naar geneesmiddelen welke hen konden helpen tegen onbekende tropische ziekten, die veel slachtoffers maakten onder Europeanen. Hoewel er de laatste drie decennia meer aandacht is voor deze aspecten van de zogenoemde ‘Columbian Exchange’, is deze publicatie toch een welkome aanvulling op de literatuur.

 
 

Toen Europeanen steeds meer belangstelling kregen voor tropische gebieden in Afrika en de Amerika’s, werden zij geconfronteerd met ziekten die veel slachtoffers eisten onder schepelingen en anderen die wilden profiteren van de rijkdommen uit die gebieden. Zij moesten een antwoord vinden op het hoge sterftecijfer. De traditionele Europese geneeskunst was nauwelijks in staat om adequaat hierop in te spelen. Integendeel, hun methode was vaak funest voor de slachtoffers. Heel bekend was het purgeren van het lichaam. Bloed moest worden afgetapt om het hele lichaam te zuiveren. Zo werden de ‘rotte zaken’ eruit gehaald.

Veel ontbrak aan de opleiding. Er waren drie soorten geneesheren. Artsen hadden een universitaire opleiding, maar chirurgijnen volgden een beroepsgerichte training die meestal op jonge leeftijd begon. De eerste groep hield zich vooral met inwendige ziekten bezig, de tweede met botbreuken en verwondingen. Dan waren er nog de barbiers, die buiten het haarknippen tevens wonden verbonden. Uiteraard had je toen ook al kwakzalvers die rondtrokken en van alles deden. De meeste schepen die naar de tropen voeren, konden zich alleen chirurgijnen permitteren.

 
 

De oorzaak van sommige ziektes die uitbraken op schepen, was al snel bekend. Scheurbuik kon worden voorkomen door verse groenten en fruit. Vaak gebeurde het dat men van elkaar afkeek hoe sommige ziekten werden behandeld. Was de behandeling succesvol, dan werd die overgenomen. Hoewel het toen nog niet bekend was, hadden scheepslieden wel door dat het gebruik van limoen en sinaasappelen een positieve uitwerking had. Nu weten we dat zij op die manier vitamine C binnen kregen. Verder zagen Europeanen dat het gebruik van tamarinde hielp bij koortsen. Tot op de dag van vandaag is tamarinde te vinden in diverse winkels in Europa. Snelders zegt dat het ‘vanaf de 16de eeuw een van de meest begeerde geneesmiddelen’ is. (p. 64)

 
 

Snelders behandelt verschillende episoden uit de Nederlandse koloniale geschiedenis die invloed hadden op de toenemende medische kennis. De verovering van een deel van Brazilië leverde veel kennis op. Vooral in de periode toen Johan Maurits gouverneur was in Recife, stimuleerde hij diverse wetenschappers erop uit te trekken om meer te weten over mens en natuur in het binnenland. Hij legde een botanische tuin aan met vruchtbomen en had ook een dierentuin met heel wat dieren uit de bossen. Verder had hij een klein ziekenhuis waar slaven konden worden behandeld. Bij overlijden pleegde zijn lijfarts Willem Piso autopsie zodat hij meer te weten kwam over ziekten en de gevolgen daarvan voor het lichaam. Piso bleef in de stad maar Georg Marcgraf, ook in dienst van Maurits, trok eropuit om in het binnenland botanisch en zoölogisch materiaal te verzamelen. Hij vervaardigde ook kaarten en tekeningen.

Piso zou later in Europa pronken met deze kennis. Het was vooral de inheemse bevolking die heeft bijgedragen aan deze Europese kennis. De contacten die ontstonden hebben heel wat stereotiepe beelden de wereld in geholpen. ‘Enerzijds waren de indianen (sic) een zeer wreed volk, geneigd tot alle vleselijke lusten. Tegelijk waren ze een volk zonder zorgen, en leefden ze alleen om te eten en te drinken’ (p. 76). Ze waren bovendien bijna nooit ziek en hun omgeving was heel gezond. Deze beelden zouden de inheemse bevolking van de Amerika’s nog heel lang achtervolgen en bestaan waarschijnlijk nog steeds bij sommige Europeanen, zij het dat het nu wel positief wordt geïnterpreteerd.

Uiteraard speelde slavernij een belangrijke rol in het medisch gebeuren van die tijd. Voor Europeanen was de westkust van Afrika ongezond. Zij hadden moeite om te overleven in een omgeving die wat ziekteverschijnselen betreft niet erg vriendelijk was. Maar ook bij de Afrikaanse gevangenen die over de oceaan werden vervoerd, lukte het de chirurgijnen vaak niet om een juiste diagnose te stellen. Het gevolg was dat op schepen epidemieën uitbraken. Dat was uit zakelijk oogpunt niet wenselijk, want de Afrikaanse gevangenen waren koopwaar en het ging er tenslotte om winst te maken. Om dat te kunnen doen moesten zo veel als mogelijk levende mannen en vrouwen aankomen in de zogenoemde ‘Nieuwe Wereld’. Het vergaren van kennis om dit te kunnen bewerkstelligen was dan ook belangrijk. Snelders beschrijft de ervaringen van David Henry Gallandat die aanmonsterde op slavenschepen in Middelburg. Hij behoorde tot de categorie nieuwsgierigen die belangstelling had voor de Afrikaanse geneeskunst en cultuur. Hij was zeer praktisch want dit hielp hem om de situatie op schepen de baas te kunnen zijn. Hij schaamde zich niet middels deze ‘geringe lieden’ kennis op te doen en die vast te leggen in een publicatie. Een interessante activiteit op slavenschepen was het gebruik van muziek en dans. Europeanen hadden door dat de omstandigheden de gezondheid niet ten goede kwamen. Het was dus van belang dat het ruim regelmatig werd gelucht. Slaven werden op het dek beziggehouden met muziek en dans. Dit zou de triestheid onder hen deels wegnemen. Dansen leidde tot beweging en dat was belangrijk. Muziekinstrumenten – vooral percussie – gingen mee op de schepen en werden ingezet om de ‘handelswaar’ op te vrolijken.

Ook Suriname komt aan bod. Uit het bekende boek Narrative of a five years expedition against the revolted negroes of Surinam (1796) van John Gabriel Stedman haalt Snelders het nodige. Stedman stond open voor aanwijzingen die hij van de lokale mensen kreeg om gezond te blijven. Regelmatig baden was een eerste stap. Luchtiger kleding, weinig schoeisel en niet de zware legerlaarzen dragen, hielpen ook. Zo kon hij overleven. Hij behoorde tot een vrij kleine groep huurlingen die met Fourgeoud naar Suriname was gekomen om de Boni-marrons te verslaan en die heelhuids terugkeerde naar Europa. De rol die Kwasi speelde, wordt besproken. Hij wordt geassocieerd met het naar hem genoemde kwasibita (hout) dat tegen diverse ziekten waaronder malaria kan worden gebruikt. Heel lang was dit een van de exportproducten van Suriname. Kortom, in zijn boek laat Snelders zien dat Europeanen in hun zoektocht naar tropische producten en het stichten van handelsrijken genoodzaakt waren medische kennis op te doen om te overleven. Hij zegt het niet expliciet maar deze activiteiten hadden wel gruwelijke gevolgen. Het meest pijnlijke is dat Europeanen wel hebben geleerd van inheemsen in de Amerika’s, maar dat diezelfde mensen op grote schaal werden uitgeroeid door de voor hen vreemde ziekten die uit Europa kwamen.

Stephen Snelders: Vrijbuiters van de heelkunde. Op zoek naar medische kennis in de tropen 1600-1800. Amsterdam/Antwerpen: Atlas, 2012. ISBN 978 90 450 1998 7

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter