blog | werkgroep caraïbische letteren

Chinese plantage-arbeiders in de negentiende eeuw

door William Man A Hing

Over de Chinese contractarbeiders in Suriname is niet veel meer bekend dan dat zij voor het grootste deel afkomstig waren uit China. Een kleiner deel van hen was in het voormalige Nederlandsch-Indië geworven.

Tjon Jieuw Ghee (vader van Tjon A Tham) a.k.a. Zhang You Xi.
Foto uit Evy Bouman-Tjon A Tham, Familie Tjon A Tham; Korte herinneringen. (Amsterdam z.j.)

In de geschiedenis van deze contractarbeiders hebben migranten uit het voormalig Nederlandsch-Indië een opmerkelijke rol gespeeld. Zo vormden zij in 1853 de voorhoede met een groep van achttien personen. Van hun prestaties werd een verdere planmatige werving van Chinezen afhankelijk gesteld. In de jaren 1872 tot en met 1874 volgde een tweede contingent Chinezen uit Nederlandsch-Indië van 115 man. Vragen over de feitelijke herkomst van de migranten en waarom de Chinese contractanten niet geschikt zouden zijn voor de landbouw in Suriname, kunnen voor een deel aan de hand van de gegevens van de laatste groep van 115 mannen beantwoord worden. Deze groep leent zich voor een goede beoordeling aangezien zij, zo dient te worden aangenomen, door hun werkgever juist op geschiktheid voor hun werk waren geselecteerd voor de suikerplantage van de Nederlandsche Handelmaatschappij. Bij de eerste groep van 1853 en de groepen uit China (1858-1869) heeft selectie bij de werving immers geen enkele rol gespeeld. De vaststelling van de herkomst van de migranten met hun culturele achtergrond en taalgroep zijn voorts van belang voor een profilering van de betrokkenen in het licht van de ontwikkeling naar de latere opbouw van de Chinese kolonie met een grote Hakka-dominantie bij de latere vrije migranten in de twintigste eeuw. In het kort wordt hieronder een beschrijving gegeven van de contractanten van de Nederlandsche Handelmaatschappij voorzien van enkele analytische kanttekeningen.

In 1853 werd een proef genomen met Chinese arbeiders. Op verzoek van de koloniale administratie in Suriname werd in Nederlandsch-Indië een groep van achttien mannen gerecruteerd te Batavia. Vier van hen overleefden de drie maanden durende reis – met het transportschip Zr. Ms. ‘Merwede’ varend om Kaap de Goede Hoop – niet. Voor de namen van de veertien migranten die de reis wel overleefden, verwijs ik naar mijn artikel in 1982.

De indruk is dat zij niet met open armen werden ontvangen. Gouverneur Jhr J.G.O.S. von Schmidt auf Altenstadt was van oordeel dat de Chinezen na aankomst niet direct geconfronteerd mochten worden met het publiek, zulks ‘Ten einde de nieuw aangekomenen niet aan de gewone woeste, onbeschofte en baldadige bejegeningen van het gemeen bloot te stellen, waaronder niet zelden ook de middenstand gerangschikt moet worden, had ik met den Heer Humphreijs afgesproken, om de Chinezen met een tentboot van boord der Merwede, onmiddellijk naar Catharina Sophia te doen vervoeren.’ Tussen 1858 en 1869 hebben nog negen verschepingen van contractanten uit China plaatsgevonden. In het kader van dit essay kan een bespreking van deze migranten evenwel buiten beschouwing blijven.

Bij verschepingen door de Nederlandsche Handel Maatschappij NV zijn in de periode van 1872 tot en met 1874 uit Nederlandsch-Indië 115 Chinese personen ingevoerd voor werkzaamheden op haar suikerplantage ‘De Resolutie’ in het district Beneden-Cottica. De reis van deze arbeiders vond plaats in twee etappes: het eerste deel ging per stoomschip van Batavia naar Nieuwediep (= Den Helder) in Nederland en van daaruit met een ander schip naar hun uiteindelijke bestemming.

Een groep voornamelijk Chinese mannen en Creoolse vrouwen poseren met hun kinderen, in Suriname, 1880-1900. Collectie KIT.

De volgende verschepingen hebben plaats gevonden:
1872
a. per: — /Krommenie: code Ke; aankomst: 23 september 1872 = 10 pers.
b. per: s.s. Prins van Oranje/ Wildeman: code W; aankomst: 3 november 1872 = 11 pers.
1873
a. per: s.s. Conrad/ Kosmopoliet: code Kt(1); aankomst: 06 maart 1873 = 13 pers.  
b. per: s.s. Prins Hendrik/ Julius: code J; aankomst: 21 mei 1873 = 5 pers.  
c. per: s.s. Koningin der Nederlanden/ Adriana Johanna: code AJ(1);
aankomst: 19 juni 1873 = 16 pers.  
d. per: s.s. Conrad/ Willem Jacobus: code WJ; aankomst: 27 augustus 1873 = 7 pers.  
e. per: s.s. Prins van Oranje/ Kosmopoliet: code Kt(2); aankomst: 12 september 1873 = 17 pers.  
f. per: s.s. Koningin der Nederlanden/ Lida: code L; aankomst: 05 november 1873 = 18 pers.  
g. per: s.s. Prins Hendrik/ Adriana Johanna: code AJ(2); aankomst: 18 december 1873 = 5 pers.    
1874
a. per: s.s. Conrad/ Hendrik Daniël: code HD; aankomst: 12 februari 1874 = 13 pers.  

Registratie contractarbeiders

De contractarbeiders waren aanvankelijk niet ingeschreven in het bevolkingsregister en de registers van de burgerlijke stand, die in 1828 waren ingevoerd. Zij werden beschouwd als ‘tijdelijke gasten’ die slechts voor de duur van hun dienstverband in het land zouden verblijven. Voor hen is een apart register in oblong formaat van het zogenaamde Model no. 7 ingesteld waarin behalve de naam ook andere belangrijke gegevens werden genoteerd. Zo zijn vooral van de immigranten uit China zeer uitgebreide gegevens genoteerd. Het gehanteerde modelboek kende over de volle breedte van twee pagina’s een indeling in 15 kolommen met de volgende opschriften:  
1. Volgnommer; 2. Nommer van Inschrijving in het Algemeen Register van den Agent-Generaal (Contract Nommer) 3. Namen en Voornamen; 4. Geslacht met een onderverdeling in: Mannelijk en Vrouwelijk; 5. Ouderdom bij aankomst: 6. Beroep; 7. Godsdienst; 8. Plaats en Dagteekening van de afreis; 9. Voor Wien, Wanneer, en met welk Schip aangebragt; 10. Laatste woonplaats; 11. Veranderingen door Geboorte en Overlijden gedurende de reis; 12. Bij Wien en Waar in dienst getreden; 13. Tijdstip waarop het Contract is ingegaan en eindigt; 14. Voorwaarden van het Contract; 15. Veranderingen en Bewegingen.  
In de rubriek ‘Namen en Voornamen’ is nog een signalement van de betrokkene gegeven op vijf punten: naam van den vader; geboorteplaats; lengte; kleuren merkbare teekenen. Bij ‘Veranderingen en Bewegingen’ vond notering plaats van datum van overlijden, ontslag uit de dienst, uitbetaling van de premie, (datum van) desertie en straftoemetingen wegens gepleegde feiten.

Presteren onder een slavenregime

Voor de eerste groep van achttien personen werd het contract op 22 juni 1853 in Batavia (Djakarta) getekend door de Resident van Batavia P. Van Rees en de Majoor der Chinezen Tan Engoan voor een periode van drie jaar. Opvallend is dat de vergoeding van de arbeiders voor een groot deel in natura plaatselijk werd uitgekeerd aan de arbeiders, terwijl aan de achtergebleven betrekkingen periodiek nog een klein bedrag is uitbetaald. Na afloop van hun driejarig contract zijn acht van de elf overgebleven arbeiders teruggekeerd naar het land van herkomst, terwijl de overige drie konden worden overgehaald om zich blijvend in Suriname te vestigen (Oudschans Dentz 1909). De achterblijvers konden worden ingezet om de latere groepen op te vangen en als tolk te fungeren. De contracten van de arbeiders met de Nederlandsche Handelmaatschappij zijn voor vertrek uit Batavia en na aankomst te Paramaribo individueel gesloten. Daarin was onder meer een looptijd bepaald van vijf jaar die pas inging na aankomst in Paramaribo. Dit heeft tot gevolg gehad dat voor het eerste contingent van 1872 het contract in 1877 afliep en voor de laatst gearriveerden van 1874 niet eerder dan in 1879. Van de 115 man hadden 48 personen (41,74%) op reguliere wijze het contract uitgediend, met inbegrip van een minderheidsgroep bestaande uit 35 man (30, 43%) die daarna nog heeft bijgetekend voor een nieuwe termijn. Van de overigen gaven 23 contractanten (20%) er de voorkeur aan te deserteren en waren 45 personen (39,13%) voortijdig, dus nog tijdens dienstverband, overleden. Het is (nog) niet geheel duidelijk waarom zo’n opvallend percentage van de contractanten heeft gekozen heeft voor desertie. Mogelijk was dat, maar dit is een voorlopige werkhypothese, in grote mate te wijten aan het gevoerde tuchtregime. De plantagebeheerders hadden in de slaventijd een grote macht over hun werkkrachten gekregen, namelijk de huiselijke jurisdictie en de poenale sanctie. De huiselijke jurisdictie hield de wettelijke bevoegdheid in om zelf slaven, en kennelijk ook vrije arbeiders, straf op te leggen voor allerlei kleine vergrijpen; de poenale sanctie gaf de bevoegdheid tot eigenmachtige strafoplegging in geval van civielrechtelijke conflicten, bijvoorbeeld werkverzuim en andere vormen van contractbreuk. Voor de vrije Chinese arbeiders was dit zeker geen aanvaardbare vorm van gezagsuitoefening door een werkgever. Aan deze toestand is pas in 1873 definitief een eind gekomen toen deze vergaande bevoegdheden van de plantagebeheerders bij uitsluiting werden toegekend aan de kantonrechter (Wijnholt 1965: 39-40). Overigens kan worden opgemerkt dat de Chinese contractanten van meet af aan op onbehoorlijke wijze zijn bejegend. Hoogtepunt vormde een incident 1858 op de plantage Drie Gebroeders. De arbeiders verzetten zich tegen eigenmachtige wijzigingen van de, overigens schriftelijk overeengekomen, arbeidsvoorwaarden door het plaatselijk bestuur. De protesterenden werden op onwettige wijze door de politie met rietslagen afgestraft. De zaak kreeg een politiek vervolg in patria, toen hierover vragen werden gesteld aan de Minister van Koloniën in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Deze zaak is door Wolbers zo hoog opgenomen dat hij hierover vervolgens op 4 december 1858 en op 18 januari 1859 twee adressen richtte aan de Tweede Kamer (Wolbers 1861: 751-752).

Vergelijking populaties

De migranten die uit Nederlandsch-indië en China zijn ingevoerd verschillen in een aantal aspecten. Als groep bestonden de contingenten uit Nederlandsch-indië uitsluitend uit manvolk met een minimumleeftijd van achttien jaar. De arbeiders van de laatste groep werden specifiek geworven door de Nederlandsche Handelmaatschappij voor arbeid op haar plantage. Dat was niet zo bij de contractanten uit China met wie een aantal vrouwen en zelfs kinderen zijn meegereisd. Dit verschil is te verklaren uit de opzet van de koloniale overheid die erop gericht was zoveel mogelijk gemengde groepen aan te (doen) trekken met het oog op de vorming van een permanente nederzetting van Chinezen in Suriname. Om blijvende vestiging te stimuleren zijn van overheidswege premies per hoofd uitgeloofd bij de invoer van mannen, vrouwen en kinderen. Ook was als richtlijn gesteld dat het aantal vrouwen 20% diende te zijn ten opzichte van het totaal (Kruijer 1960: 61). Deze doelstelling is nimmer gehaald hetgeen heeft bijgedragen tot het mislukken van een effectieve Chinese immigratie als bijdrage om tot een versnelde bevolkingsgroei te komen. Bij de werving in China werd overigens in het geheel niet geselecteerd dan wel gecontroleerd waardoor ook persoonsverwisselingen hebben plaatsgevonden.
De contractanten droegen allen een Chinese naam geromaniseerd vanuit verschillende dialecten, zoals het Hakka, Kantonees en Foekinees. Maar die uit Nederlandsch-Indië waren niet allemaal aldaar geboren, zoals blijkt uit het verderop weer te geven overzicht. Een groot deel van hen was uit China afkomstig: van de 115 mannen die de Nederlandsche Handelmaatschappij aantrok blijken er 80 (70%) niet in Nederlands-Indië geboren te zijn. Het blijft een hachelijke onderneming om op grond van slechts de ‘laatste woonplaats’ en de ‘naam’ een Hakka-herkomst vast te stellen. Kenmerkend voor de Hakkas, een vooral in Zuid-China levende subgroep, is onder meer dat zij weinig eigen woongebieden kenden en dat hun namen niet altijd in de Hakka-taal zijn gesteld. In de uitvoerige lijst van Hashimoto (1978) worden voor de provincie Kwangtung slechts 18 districten als ‘All-Hakka Districts’ vermeld, terwijl de andere districten en plaatsen als ‘Partly Hakka Districts’ gedeeld worden met andere groepen. Bij de opsomming van Maciver (1926) daarentegen wordt gesteld dat in de 45 genoemde districten uitsluitend (‘only’) Hakka wordt gesproken. Hakkas voeren verder vaak, althans buiten China, hun naam in een ander dialect. Dit komt doordat veel migranten in vroeger tijden hun land hadden verlaten voor de invoering van het officiële Chinees met bijbehorende spelling.

Een duidelijk voorbeeld is de Hakka-grondlegger van het Tiger Balm concern, die bekend is geworden onder de naam: ‘Aw Boon Haw’, een romanisatie vanuit het Foekinees. De geregistreerde woonplaatsen als Kaen-tjoe (= Jiayingzhou, het latere Meixian), Koei-sin (= Guishàn), Loengmoen (= Longmen). Sienèn (= Xinning), Sinon (= Xinan) en Tongkong (= Dongguan) verwijzen alle naar Hakka-bastions. Opeenvolgende bestuurlijke wijzigingen met betrekking tot de ruimtelijke ordening in Zuid-China kunnen de niets vermoedende belangstellenden veel problemen bezorgen. Zo is de bestuurseenheid Dongguanshi ontstaan die het vroegere Dongguanshi als Dongguanxian omvat. Gebaseerd op de vermelde woonplaatsen omvat het aantal Hakkas in de groep ongeveer achttien procent. In het ander geval zou een afzonderlijke toetsing van de persoonsnamen het percentage van de Hakkas eventueel laten oplopen tot dertig procent. Met deze uitkomst kan worden aangenomen dat het aandeel van de Hakkas in deze groep in elk geval relatief kleiner is dan bij de rechtstreeks vanuit China aangevoerde migranten in de periode 1858 tot en met 1869.

Afsluiting

Vroege 19de-eeuwse Chinese immigrant in Suriname

De immigratie van Chinese arbeiders heeft niet aan de gestelde verwachtingen voldaan. Deze contractarbeiders hebben geen blijvende bijdrage aan de landbouw van Suriname kunnen leveren. Anders dan vaak wordt gesteld was de mislukking niet zo zeer aan de personen zelf toe te schrijven. Zij kwamen als eerste onbekende gastarbeiders in de kolonie aan in een voor hen bepaald ongunstige periode: voor een deel nog tijdens de slavernij en voor een ander deel gedurende het Staatstoezicht (1863-1873). Als vrije personen waren zij geconfronteerd met autoritaire plantagebeheerders als werkgevers die bekleed waren met zeer grote bevoegdheden op het gebied van toezicht en tucht. Deze machtsinstrumenten waren hun verleend om slaven serviel en dociel te houden. Voor de 115 Chinese contractarbeiders zijn geen aanwijzingen gevonden dat zij ongeschikt waren voor hun werkzaamheden. Aangetekend zijn wel het aantal gevallen van werkverzuim en enkele strafbare feiten. Het aandeel van de Hakkas in de groep was niet dermate groot dat daaruit een duidelijke conclusie kan worden getrokken die een afdoende verklaring geeft voor het relatief grote aantal Hakkas binnen de Chinese kolonie in Suriname in de twintigste eeuw.

Overzicht der namen

In dit overzicht zijn behalve de naam slechts de gegevens uit vier van de rubrieken overgenomen. De volledige namen zijn alfabetisch gelexicologiseerd en opeenvolgend genummerd voor een goede overzichtelijkheid. Daarnaast worden telkens de volgende gegevens vermeld: registratienummer, naam van het vaartuig waarmede de reis naar Suriname is gemaakt, de leeftijd bij aankomst en de naam van de laatste woonplaats. Dat het lezen van de registers in sommige gevallen bepaald geen sinecure is moge blijken uit het volgende voorbeeld. De naam vermeld onder no. 10/B-29 is door de auteur gelezen als: ‘Jauw Nie Kiauw’. Mogelijk werd deze naam eerder ook gespeld als: Touw Ngie Tjouw, zoals thans het geval is. Als ‘Naam van den vader’ staat overigens genoteerd: Thaú Sin Lé. Zo bezien kan de schrijfwijze ‘Touw’ ook als een correcte weergave worden beschouwd van de Xing (dat is de Chinese geslachtsnaam ‘Thaú’). Van de overige namen kan nog een klein aantal worden teruggevonden in de hedendaagse samenleving in Suriname.
1. Gan-Kam-Lim B-76 L 25 Batavia
2. Hie-Sien-Fa B-32 AJ(I) 32 Sinon
3. Hioe-Atak A-19 Ke 24 China
4. Ho-Afa A-2 W 22 China
5. Jap-A-Fat B-26 AJ(I) 24 Witjoe
6. Jap-Akoey B-65 L 37 Weitjoe
7. Jap-Aliok B-60 L 36 Canton
8. Jap-Atiam B-37 WJ 36 Canton
9. Jap-Atsjoeng B-67 L 28 Weitjoe
10. Jauw-Nie-Kiauw B-29 AJ(I) 32 Witjoe
11. Jie-Anoei A-5 W 26 China
12. Jie-Ien-Sie B-30 AJ(I) 30 Witjoe
13. Joe-A-Ham B-25 AJ(I) 26 Fa-Yun
14. Jong-A-Sam B-10 Kt(I) 29 Muntak
15. Jong-A-Tsjon B-11 Kt(I) 23 Macau
16. Khouw-Riboet B-54 Kt(II) 24 Foe-King
17. Ko-Akiet B-66 L 32 Changhai
18. Ko-Eng-Hoa B-53 Kt(II) 34 Foe-King
19. Ko-Ing-Wa B-41 WJ 20 Batavia
20. Ko-Kie-Long B-74 L 26 Batavia
21. Koe-Eng-Tjau B-39 WJ 27 Batavia
22. Kouw-A-Wan B-4 Kt(I) 33 Batavia
23. Kwee-Goat-Tek B-45 Kt(II) 34 Batavia
24. Lai-A-Sioe B-81 AJ(II) 29 Wei-Tjoe
25. Lai-Aman B-18 J 30 Hong Kong
26. Lai-Joe-Fie C-10 HD 25 Batavia
27. Lam-Teng-Joe C-13 HD 26 Kaen-Tjoe
28. Lam-Tjoe-San C-2 HD 31 China
29. Lau-Akau A-14 Ke 23 China
30. Lauw-Kay B-55 Kt(II) 21 Batavia
31. Lauw-Liang-Hok B-50 Kt(II) 22 Foe-King
32. Lem-Eng-Goan C-9 HD 23 Batavia
33. Leon-Akauw A-6 W 26 China
34. Li-Akau A-18 Ke 29 China
35. Li-Asjam A-3 W 25 China
36. Liauw-Anjie B-33 AJ(I) 24 Witjoe
37. Liauw-Poetoe B-36 WJ 30 Batavia
38. Liauw-Sie-Fat B-34 AJ(I) 26 Witjoe
39. Lie-Boe-I B-68 L 27 Tjong-On
40. Lie-Kong-Hoa B-35 WJ 31 Batavia
41. Lie-Kong-Teng B-43 Kt(II) 31 Foe-King
42. Liem-Tjoen-San B-49 Kt(II) 34 Foe-King
43. Lieuw-A-Sien B-21 AJ(I) 23 Witjoe
44. Lim-Adjie B-70 L 20 Tsau-Tsjoe
45. Lim-Boktswan B-71 L 26 Batavia
46. Lim-Eng-Sang B-75 L 18 Batavia
47. Lim-Eng-Sjoen B-57 Kt(II) 22 Batavia
48. Lim-Tjiam B-46 Kt(II) 24 Foe’ King
49. Lioe-Afoek A-20 Ke 26 China
50. Lioe-Anjie B-14 J 30 Tong-Kong
51. Lioe-Aliong C-6 HD 24 Kaen-Tjoe
52. Lioew-Tsjon B-3 Kt(I) 26 China
53. Lion-Akoen A-4 W 21 China
54. Liong-Apauw B-59 L 26 Kong-Tjioe
55. Liong-Ho-Wai B-7 Kt(I) 30 Loeng-Moen
56. Liong-Yau-Tsjoe C-8 HD 33 Batavia
57. Lo-A-Fong B-27 AJ(I) 38 Witjoe
58. Lo-Apin B-72 L 18 Kaentjoe
59. Lo-Asioe B-64 L 24 Sinon
60. Mak-Atjong A-8 W 21 China
61. Ng-A-Ngie B-78 AJ(II) 30 Kaen-Tjoe
62. Ng-A-Tiam B-2 Kt(I) 23 Sinon
63. Njam-A-Tsoi B-5 Kt(I) 31 Wai-Tjau
64. Njoe-Hot-Poo C-1 HD 18 Batavia
65. Oey-Asjie B-38 WJ 25 Canton
66. Ong-Aseng B-48 Kt(II) 28 Sinon
67. Ong-Jet-Lie C-3 HD 28 Woeitjoe
68. Pan-Asioe C-11 HD 32 Wei-Tjoe
69. Pang-A-Ngie B-80 AJ(II) 32 Kaen-Tjoe
70. Poeah-Tjon-Ling B-1 Kt(I) 22 Amoy
71. Set-Afoek A-13 Ke 23 China
72. Sien-Aton A-7 W 29 China
73. Sjauw-Tsjing-Im C-7 HD 22 Batavia
74. Tan-Bing-Koei B-17 J 26 Hiong San
75. Tan-Min-Kwie B-12 Kt(I) 32 Batavia
76. Tan-Teng-Ko C-12 HD 29 Tsa-Tsjoe
77. Tan-Tjing-Piaw B-63 L 25 Batavia
78. Tan-Tjoen-Goan B-52 Kt(II) 20 Batavia
79. Tan-Tjoen-Sing B-40 WJ 20 Batavia
80. Tan-Tjok-San B-51 Kt(II) 21 Foe-King
81. Tan-To A-1 W 30 China
82. Tap-Asjam A-12 Ke 29 China
83. The-Bayong B-47 Kt(II) 25 Foe-King
84. Then-A-Foe B-23 AJ(I) 22 Witjoe
85. Tio-Akang B-61 L 37 Wei-tjoe
86. Tio-Akoey B-73 L 34 Batavia
87. Tjan-Afat B-62 L 23 Sinon
88. Tjan-Gieoe-Faa B-77 AJ(II) 21 Batavia
89. Tjiong-Asin C-5 HD 30 Weitjoe
90. Tjon-Agnie A-15 Ke 24 China
91. Tjon-Kam-Tju B-6 Kt(I) 26 Sinon
92. Tjong-Ahie B-56 Kt(II) 28 Wai-Tjoe
93. Tjong-A-Loi B-9 Kt(I) 32 Siauw-Kien
94. Tjong-Kiem-Seng B-69 L 22 Batavia
95. Tsja-Asin B-16 J 22 Weitjoe
96. Tsjan-Akan A-21 Ke 25 China
97. Tsjan-Anjie B-20 AJ(I) 23 Sinon
98. Tsjang-Akoei A-17 Ke 25 China
99. Tsjen-Oei-Kien B-15 J 34 Sinon
100. Tsjien-A-Foe B-31 AJ(1) 38 Witjoe
101. Tsjien-A-The B-28 AJ(I) 30 Sienèn
102. Tsjin-A-Loi B-13 Kt(I) 32 Tong Kong
103. Tsjin-Aloi B-19 AJ(I) 24 Tsjauw Tjoe
104. Tsjin-Kim-Loi B-8 Kt(I) 22 Koei-Sin
105. Tsjien-Loi-Sien B-24 AJ(I) 28 Tsjong-Jan
106. Tsjoeng-A-Ngie B-79 AJ(II) 30 Kaen-Tjoe
107. Tsjong-Kwan-Sau A-11 W 26 China
108. Tong-Anjim B-22 AJ(I) 25 Witjoe
109. Woe-Asioe C-4 HD 38 Weitjoe
110. Wong-A-Jun A-16 Ke 29 China
111. Wong-Afoe A-10 W 23 China
112. Wong-Anjie B-58 Kt(II) 25 Kaentjoe
113. Wong-Kam-Tsjong A-9 W 32 China
114. Yap-Ango B-44 Kt(II) 22 Wai-Tjoe
115. Yo-Tjoan B-42 Kt(II) 18 Foe-King

Geraadpleegde archieven

Algemeen Rijksarchief te Den Haag: Archief Ministerie van Koloniën 1850-1900: a. Collectie Scheepsjournalen afkomstig van het Ministerie van Marine: b. Collectie Journaals van de Gouverneurs; Centraal Archief van Suriname: Registers van aangebragte vrije arbeiders opgemaakt naar aanleiding van Gouvernements-Resolutie dd 23 december 1863 no. 1. [De bestanden van het Centraal Archief waren ten tijde van het door mij verrichte onderzoek in de periode van 1971 tot en met 1973 op generlei wijze geordend. Aan een inventarisatie, ontsluiting en goede toegankelijkheid van de collectie wordt niettegenstaande opeenvolgende uitgewerkte plannen tot dusver bekend nauwelijks gewerkt.]

Kaarten

Guangdong, 1988
Map of Kwangtung. Overzichtskaart van de provincie Kwangtung. Yayuan Chuban She. Hong Kong. Guangdong Shen dituce, 1999
Atlas van de provincie Kwangtung met afzonderlijke kaarten van alle districten. 4e dr. 1999 (1997). Guangdong Shen Ditu Chuban She, Uitg. Provincie Guangdong. Guangdong Xian Ditu, 1981
Overzichtskaart van de provincie Kwangtung. Shanghai Ditu Chuban She bianzhi chuban. Shanghai, 4e dr., 1981 (1975). Shenzhen China [Zhongguo Shenzhen], 1999
Shenzhen City Map/Shenzhen Shi Yutu: 1999-2000. Shenzhen, september 1999. Zhongguo dito Chuban She chuban. 1999.

Literatuur

Hashimoto, J. Mantaro, 1978. The Hakka Dialect. A Linguistic study of its Phonology, Syntax and Lexicon. Cambridge: Cambridge University Press.
Kruijer, G., 1960. Suriname en zijn buurlanden. 3e herz. dr., Meppel
Maclver, D., 1926. A Chinese-English Dictionary. Hakka-dialect as spoken in Kwang-Tung Province. Prepared by D. Maclver, M.A., Revised and rearranged with many additional terms and phrases by M.C. MacKenzie. New edition. Shanghai, 1926. [Republished in facsimile as Third edition, Taipei, Taiwan, 1970.]
Man A Hing, W.L., 1982. ‘Overzicht van de invoer van Chinese contractarbeiders in Suriname.’ Mededelingen van het Surinaams Museum, nummer 36: 36-51.
Oudschans Dentz, Fred. Nota van den Secretaris Fred. Oudschans Dentz: Historisch overzicht van de immigratie in de kolonie Suriname van 1853 tot heden, in: Rapport omtrent de beantwoording van vragen betreffende de IMMIGRATIE: in Suriname van Javaansche, Brits-Indische en andere tropische gezinnen op grote schaal van de commissie benoemd bij Gouvernements-Resolutie van 31 maart 1909 no. 4188 (G.S. afd. II).
Wolbers, J., 1861. Geschiedenis van Suriname. Amsterdam, 1861. [Herdruk Amsterdam, 1970].
Wijnholt, M.R., 1965. Strafrecht in Suriname. Dissertatie Rijksuniversiteit Leiden, Deventer.

[Bron: Dit artikel verscheen eerder als “Chinese plantage-arbeiders in de negentiende eeuw”, in: OSO, nummer 2, november 2000, jaargang 19. p. 320 t/m 328. ISSN 0167-4099.]


William Man A Hing 85

De auteur van dit artikel, William Man A Hing, vierde op 7 oktober 2022 in Amstelveen zijn 85ste verjaardag met familie en vrienden. De Werkgroep Caraïbische Letteren feliciteert hem van harte!

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter