blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Caraibische Letterendag

Een ontmoeting met de dichter des vaderlands

door Ruth San A Jong

Ik kopieer niet gemakkelijk typisch Nederlandse begrippen, maar vandaag kon ik het niet laten de kop van mijn bericht deze titel te geven. Vanmiddag was de presentatie van Michael Slory’s dichtbundel Torent een man hoog met zijn poëzie bij Vereniging Ons Suriname in Amsterdam. Slory was vanmiddag bij mij thuis aan het skypen. De organisatie had mij gevraagd of dat mocht en kon en ik had zonder nadenken ja gezegd. Slory ken ik alleen van de boeken of ik zie hem vaak op straat, op zoek naar inspiratie voor de gedichten die hij neerpent. Mijn ontmoetingen met hem waren altijd van een afstand, bij een literair gebeuren, of in de CCS bibliotheek, maar nooit hadden we elkaar in de ogen aangekeken en gesproken. Ik heb hem altijd een aandoenlijk mannetje gevonden en vind de verhalen over de onvoldoende waardering die hij krijgt ronduit pijnlijk. Slory is voor mij een van de pioniers van de woordkunst in Suriname en daar heb ik alleen maar interesse en waardering voor.

Maar vandaag was een bijzondere zondag, toen Kirsten Dorrestijn uit de taxi stapte met Michael Slory aan haar zij om via mijn internetverbinding live bij de boekpresentatie aanwezig te zijn in Amsterdam. Kirsten is freelance journalist, of beter gezegd, de letterlijke ‘beschermvrouwe’ van Slory op deze dag, die voor de derde of vierde keer in Suriname is en naar ik vermoed elke keer wanneer ze in het vliegtuig naar Nederland stapt, denkt: ik wil hier blijven.

Een bescheiden man met een grijze baard en een zwart hoedje stapte mijn woonkamer binnen. Ik had eerder op de ochtend als de bliksem mijn woonkamer op orde gebracht. Het moest er allemaal goed uit zien voor de camera. Slory hield zijn tas van jute stevig vast en het moment dat hij zijn mond opendeed kwam er een woordenvloed die pas eindigde toen ik hem bij zijn huis afzette. Schrijvers zijn vertellers ging het door mijn hoofd en wellicht hadden de slokjes rode wijn die hij voor het interview had ingenomen een beetje geholpen. Hij slingerde Kirsten en mij tussen de herinneringen van de jaren zestig, zeventig, Nederland: waar hij meedeed aan protestmarsen als enige Surinamer, communisten, de olie van Coronie,  de Chinese contractarbeiders van 1853 die met Creoolse vrouwen kinderen kregen en meer.

Slory op SkypeHij vertelde hoe aangenaam verrast hij was dat dit mogelijk was, een live interview. Verbaasde zich over de technologie van nu, en vroeg mij of er bepaalde vragen waren waar hij zich op zou moeten voorbereiden. Ik had mij niet met de inhoud beziggehouden. Wel met kabeltjes, geluidsboxen, skype-verbinding gecontroleerd met iemand uit Nederland eerder, laptop op groot scherm aangesloten, extra belichting, bureaustoel iets lager gezet zodat zijn benen niet zouden bengelen. Kirsten zou wat drank en eten nemen. Vincent Soekra had zijn laptop ter beschikking voor aansluiting op een beamer daar in Nederland en had mij wat instructies gegeven voor dat technische deel. Het programma van de Letterendag was anderhalf uur eerder begonnen, ik had alles moeizaam kunnen volgen omdat de verbinding het geluid vertraagd of soms helemaal niet overbracht.

Slory ging gemakkelijk zitten op de stoel, ik deed een glas sap voor hem erbij. Hij moest vooral relaxed zijn. Zijn kladblok, dichtbundel die hij eerder had ontvangen ernaast en een pen.  Hij boog zijn hoofd: ‘Ik bid even voor een goede verbinding.’ We konden beginnen. Michiel van Kempen, de ‘reddende engel’ zoals Slory dat later zei, deed het interview. De volle zaal keek. En zo vlot als zijn pen is, zo rolde de ene na de andere anekdote eruit bij de vragen van Michiel. Jaartallen, de bezoeken van Bruma aan het Torarica-casino, namen van ontmoetingen die hij met mensen had, de ‘communistische’ verwijten die naar zijn hoofd geslingerd waren toen, een gedicht voor wijlen John Leefmans in Sranantongo, nog eens het gedicht voor Leefmans, weer een jaartal, zijn in de steek gelaten idealisme (waar hij met de grootse zelfspot over sprak), de eeuwige vrouw die hij nog steeds niet was tegengekomen, de gedichten die nog in zijn huis rondslingerden waar best nog een bundel van gedrukt zou kunnen worden, dat men vroeger absoluut geen Chinezen wilden laten halen naar Suriname…dat alles flitste in een uur door de woonkamer en de zaal van de VERONSUR.

“Is de dichtbundel een soort testament Michael?”, vroeg Van Kempen. “Nee! Geen testament maar een mijlpaal! Mijn gezicht is gered!” We hoorden de lachsalvo’s en applausjes van de zaal in de woonkamer. De slechte verbinding maakte mij nerveus: het geluid viel steeds uit. “De zwakke bandbreedte, daar ligt het aan.” hoorde ik Vincent op de achtergrond zeggen. ‘We doen de camera uit.” Het geluid werd inderdaad iets beter en Slory kon verder uit zijn dichtbundel voorlezen. Het publiek kreeg de gelegenheid hem te groeten. Hilli Arduin, Ronald Snijders en Cynthia Abrahams stelden vragen. Ronald Snijders vroeg waar hij ondanks de teleurstellingen toch nog in zijn werk de romantiek bleef behouden. “Ik bid altijd op mijn knieën en vaak lees ik uit de Koran, daar vind ik kracht. Ja, 75 van de 100 keren ben ik op mijn knieën.”

Het ging echt niet goed met de verbinding dus moesten we maar stoppen. Hij zwaaide nog naar het publiek, kreeg een luid applaus en bedankte een ieder waarvan in bijzonder Michiel van Kempen en Franc Knipscheer. “Gods zegen voor jullie allen daar. Gods zegen!”
En ik, ik heb bijna mijn gesigneerd exemplaar uit.

23 september 2012

Michael Slory live bij Ons Suriname

Zondag 23 september a.s. is Michael Slory – door velen beschouwd als Surinames grootse levende dichter – via een live Skype-verbinding te zien en te horen bij de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam, tijdens de Letterendag die de VOS organiseert in samenwerking met de Werkgroep Caraïbische Letteren en de Leerstoel West-Indische Letteren van de Universiteit van Amsterdam. Ook Orchida Bachnoe, T. Martinus (Quinsy Gario) en Michiel van Kempen dragen bij aan de middag, terwijl Sanne Landvreugd voor de muziek tekent (voor het volledige programma, klik hier).

Vanaf gisteren ligt in de boekhandels de nieuwste dichtbundel van Michaël Slory: Torent een man hoog met zijn poëzie. Het fraai ingebonden boek geeft poëzie in het Nederlands, plus een aantal verzen in het Sranantongo met vertalingen door John Leefmans, en een nawoord van Michiel van Kempen. De bundel verscheen in Haarlem bij In de Knipscheer, ISBN 978-90-6265-806-0.

Hieronder een gedicht uit die bundel:

Gerda Havertong?
Een kleed
van liefde
je lieflijk lichaam
tegen mij aangedrukt.
En waar de bloem
die hier tegen jou opweegt?
Waar het geluid
dat hier jouw stem vervangt?
Verbaasd kijken de bomen:
zoveel zachtheid
in je lendenen
die nu wegglijden
als naar een wereld
een ander paradijs.

Letterendag bij Ons Suriname

Op zondag 23 september a.s. organiseren de Vereniging Ons Suriname, de Werkgroep Caraïbische Letteren en de Leerstoel West-Indische Letteren van de Universiteit van Amsterdam een Letterendag bij Ons Suriname in Amsterdam.

In het eerste gedeelte van de dag presenteren vijf promovendi die hun proefschrift schrijven bij prof. Michiel van Kempen aspecten van hun onderzoek aan het publiek. Het publiek krijgt alle gelegenheid om over de onderwerpen van gedachten te wisselen met de onderzoekers.

In het tweede gedeelte is er een boekenmarkt met interviews en voordrachten met schrijvers. Een hoogtepunt belooft een rechtstreekse verbinding met Paramaribo te zijn, waar Michael Slory zal ingaan op zijn zojuist bij In de Knipscheer verschenen nieuwe grote dichtbundel Torent een man hoog met zijn poëzie.

Programma
14.00-15.40
Publieke voordrachten van 5 promovendi:
Benoît Verstraete-Hansen – De Deense zendeling P.M. Legêne
Carl Haarnack – De Duitse beschrijvingen van Indianen in Suriname
Paul Hollanders – Paul François Roos en de Surinaamse plantersletterkunde
Jos de Roo – De bijdrage van de Wereldomroep aan de ontwikkeoing van Caraïbische auteurs
Tim de Wolf – Muziek en muziekdragers van het Nederlands Caraïbisch gebied

15.40-18.00 uur
Voordrachten, boekpresentaties, boekenmarkt

Korte herdenking van John Leefmans

Voordrachten & Interviews over nieuwe boeken:
T. Martinus over The bearable ordeal of the collapse of certainties
Orchida Bachnoe over Azijn in mijn aderen

Ca. 16.30 uur: Interview met Michael Slory in Paramaribo via een Skype-verbinding over zijn net verschenen dichtbundel Torent een man hoog met zijn poëzie

Michiel van Kempen over zijn poëziedebuut Wat geen teken is maar leeft

Live muziek Sanne Landvreugd 

Locatie: Vereniging Ons Suriname Hugo Olijfveldhuis Zeeburgerdijk 19a 1093 SK Amsterdam
(nabij de molen en het KIT in Oost; vanaf CS stadsbus 22 stopt bij de Nicolaaskerk, richting Indische buurt, 8 min.)

Sanne Landvreugd. Foto © Michiel van Kempen

Het 5000ste bericht op deze blogspot!

Vandaag, zaterdag 25 augustus 2012, verschijnt het 5000stebericht op deze blogspot, Caraïbisch Uitzicht. Deze blog bestaat nu ruim vier jaar en heeft zijn bestaansrecht dubbel en dik bewezen. Dagelijks biedt deze blogspot berichten over de literatuur en cultuur van het Caraïbisch gebied en wat daarvan overal over de wereld te bespeuren valt. Vaak eigen berichten, besprekingen en aankondigingen, plus een ruime keuze uit het beste van wat de media aan beide zijden van de oceaan publiceren. Tot vandaag leverde dat ruim anderhalf miljoen bezoeken op: 1.540.000.  

Enkele cijfers

Natuurlijk besteden wij hier aandacht aan alle nieuwe boekuitgaven: 394 recensies verschenen hier, 176 berichten over boekpresentaties, 120 over lezingen, daarnaast ook vele tientallen over de positie van de schrijver, de boekhandel, de uitgeverij, ontwikkelingen op het internet en het terrein van de digitalisering. Trots zijn we op de serie van nu in totaal 168 schrijversportretten die Nicolaas Porter voor ons maakte (te vinden onder het label Werkgroepportretten). Er verschenen 405 gedichten, 128 columns,62 reisverslagen,  45 essays, 45 verhalen. Er verschenen 120 In memoriams: vooral het overlijden van Clark Accord en Anil Ramdas kreeg bijzondere aandacht.    

Maar daarnaast is er consequent aandacht geweest voor beeldende kunst (289 berichten),  theater (225), muziek, architectuur, dans, erfgoed, talen en fotografie – we proberen de berichten zoveel mogelijk te voorzien van hoogwaardige afbeeldingen, dat lukt vaak, maar bij sommige meer journalistieke items niet altijd.    

Open oog

Al is Caraïbisch Uitzicht primair een cultureel blog, we houden wel altijd een open oog voor ontwikkelingen in de wereld. Er is veel aandacht voor geschiedenis (met 192 berichten over de slavernij!), kolonialisme en dekolonisatie, veel aandacht ook voor onderwijs, en wetenschap, journalistiek en kranten, en berichten over mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting vinden hier altijd een plekje.    

Populairste berichten

Deze blog trekt lezers van over de hele wereld. Het grootste aantal bezoekers kregen deze drie berichten:

1.       Blue skies voor Sonny Boy (4560 bezoekers; gepubliceerd op 18 januari 2011)
2.       Chinese Theme Park Uses Porn Poster to Advertise for Pirates of the Caribbean Ride (2801; gepubliceerd op 7 juni 2011)
3.       Miss India Suriname is verdieping cultuurbeleving (2463; gepubliceerd op 23 oktober 2010)  

Veelbesproken auteurs zijn Anton de Kom, Cynthia Mc Leod, Clark Accord, Pierre Lauffer, Michael Slory, Boeli van Leeuwen, Karin Amatmoekrim, Edgar Cairo, Giselle Ecury, Rihana Jamaludin,  Elis Juliana, Diana Lebacs, Bernardo Ashetu. Albert Helman, S. Sombra, Raj Mohan, Anil Ramdas, Dobru, Trefossa, Ismene Krishnadath, Ruth San A Jong, Walter Palm, Rappa en Robert Vuijsje. Vaste bijdragers zijn Carry-Ann Tjong-Ayong, Quito Nicolaas, Jeroen Heuvel, Carl Haarnack, Fred de Haas, Michiel van Kempen, Aart Broek, Els Moor, Peter Meel, Ken Mangroelal, Dwight Isebia, Wim Rutgers, Henry Habibe, Willem van Lit en Nicolaas Porter.  

Toekomst

Deze blog is een non-profit-activiteit, niemand wordt ervoor betaald. We zijn afhankelijk van de welwillendheid van mensen die berichten aanleveren. Dat mag nog groeien, daarvoor is alle ruimte. Wie zich geroepen voelt iets aan te leveren: een bericht, verhaal, gedicht, tekening of wat dan ook: aarzel niet en stuur het naar het emailadres Werkgroepcarlet@gmail.com.

Waar zijn de dichters gebleven?

door Rappa

[Op woensdag 27 juni 2012 hield Rappa [ps. van Robby Parabirsing], neerlandicus, schrijver, voordrachtskunstenaar, uitgever en bibliotheekhouderin het kader van het Jaar van de Poëzie tijdens de reguliere laatste-woensdag-van-de-maandavond van de Schrijversgroep ’77 in Tori Oso (deze avond in samenwerking met de Henry Frans de Zielstichting en het Directoraat Cultuur), een inleiding over nieuwe ontwikkelingen in de Surinaamse dichtkunst. Hieronder de volledige tekst, die bij het uitspreken enigszins was bekort.]

Waar zijn de dichters gebleven? Dit vraagt een van onze jonge dichters, Gianni Wip, zich af. Een stukje uit zijn gelijknamig gedicht:

         […]
Waar!! Zijn de dichters gebleven
Want de schrijvers, die schrijven
Jij weet het, ik weet het, iedereen Weet…
Hoe duur…de…suiker…is

En daar is iets mis mee
Misschien niets mis mee
Punt is
Ik voel een gemis
En dat gemis….
Het maakt me ziek
Waar??
Waar?!
 
Waar!! Zijn de dichters gebleven…

Gianni Wip is 24 jaar, is studerende en is in zijn gedichten meestal op zoek naar paradigma’s oftewel het gemeenschappelijke gedachtegoed van de samenleving. Hij vindt dat de Surinaamse poëzie teveel wordt gebruikt als een hamer om mee te slaan. Met een hamer kan je ook ‘dingens uit dingens’ trekken; hij probeert niet tegen, maar vóór iets te zijn. Gianni deed mee aan de Schrijfwedstrijd van Write Now, waaraan Suriname dit jaar voor het eerst  meedeed, en eindigde tijdens de voorronde in Paramaribo op de vierde plaats met een minibundeltje, getiteld Panodrama.

Ja, waar zijn die dichters gebleven? Na de poëtische opleving in de zestiger jaren tot de climax rond onze staatkundige onafhankelijkheid, onze srefidensi (een woordvinding van onze grote dichter Trefossa) leek het inderdaad dat onze dichters verdwenen waren. Zie de indrukwekkende rij van poëten in de klassiek geworden bloemlezing samengesteld door Shrinivasi Wortoe d’e tan abra waarin gedichten vanaf 1957 tot 1973 (bij de verruimde derde druk) zijn verzameld. 

Dichters uit de ‘Wortoe-groep’ zijn o.a. Trefossa (Henri de Ziel), Eugène Rellum, Corly Verlooghen (Rudy Bedacht), Ashantenu Sangodare (Michael Slory), Bhai (James Ramlall), Bernardo Ashetu (H.G. van Ommeren), Johanna Schouten-Elsenhout, Shrinivasi (Martinus Lutchman), R. Dobru (Robin Ewald Raveles), Jozef Slagveer, Frits Wols (Eugène Wong Loi Sing), Orlando Emanuels, Edgar Cairo, Kwame Dandilo (George -Pieter- Polanen), Trudi Guda, Zamani (Astrid Roemer), Paul  Marlee (Paul Nijbroek), Thea Doelwijt, Glenn Sluisdom, Gerrit Barron en Afanti (John Doornkamp)1). De dichters uit de ‘Wortoe-groep’ debuteerden voor het merendeel aan het eind van de jaren ’50 en aan het begin van de jaren ’60, publiceerden vooral tussen 1965 en 1974 in Suriname, in Nederland en op de Nederlandse Antillen in bladen als Tongoni, Soela en Moeteteen hadden bijdragen in het (Surinaams-) Nederlands, het Sranan en het Sarnami.

Toen kwam de onafhankelijkheid en daarmee ook het scheiden van de markt. Om met Hans Breeveld mee te zingen:”Wie gaat weg en wie blijft hier, dat is de vraag van de kruidenier…” Vijf jaar na de staatkundige onafhankelijkheid volgde de militaire machtsovername, de coup. Beide gebeurtenissen inspireerden een grote groep dichtenden, maar konden hun producten, vaak zeer tijdgebonden, wel allemaal tot poëzie gerekend worden? Wat valt überhaupt nou wel of niet onder poëzie? Vallen daar ook de rijmpjes en gedichtjes uit onze kleuter- en lagere schooltijd onder die zó een belangrijk deel van onze taalverwerving vormen dat we die tot op hoge leeftijd foutloos kunnen opzeggen of zingen?
Het is wel opvallend dat de dichter dankzij die beroemde ‘dichterlijke vrijheid’ in feite alles op papier kan zetten en het predikaat ‘gedicht’ kan meegeven. Dat moet de schrijver, de prozaïst, maar eens durven! Is het misschien daarom dat vele creatief schrijvenden in ons land zich eerder tot de poëzie wenden als uitingsvorm (want daar mag toch alles), dan dat zij proza produceren, want daar moet je je aan allerlei conventies (spelling, zinsbouw, woordbetekenissen, perspectief, plot, thematiek, verhaaldraad, tijdstructuur, karakteruitbeelding, enz.) houden. Maar in de praktijk blijkt maar al te vaak dat dichters echt zo vrij niet zijn. Zij worden publiekelijk maar al te vaak aangesproken als zij zich niet houden aan bepaalde conventies. Zie bijvoorbeeld een aantal van 41 reacties die loskwamen naar aanleiding van het gedicht van Alphons Levens, getiteld Recreëren te Domburg. [Zie deze blogspot, 25 november 2010.]2 Zijn gedichten ‘…zouden meer lijken op proza, hij moest zich toch wat meer inspannen om in dichterlijke taal te schrijven en minder aan de oppervlakte te blijven. Poëzie gaat toch graag de diepte in, kent gevoel en noopt vaak tot nadenken?’ Een aantal van de reacties was gestoeld op de schoolse zienswijze op poëzie, maar er waren ook nuttige wenken, eigen ervaringen en zeer bruikbare achtergrondinformatie bij. 

   
Alphons Levens publiceerde zijn eerste bundel (Bezinning en strijd) in 1971 in Nederland en is vanaf toen een van onze productiefste dichters. In 1996 verscheen de bundel Mogelijk, in 1998 …want nooit wordt alles gezegd en in 2002 Wee het volk dat niet meer denkt. Regelmatig staan er gedichten van hem in de Ware Tijd (zie het bericht hieronder). In zijn werken staat de Mens (met hoofdletter) altijd centraal; niet alleen de Surinaamse mens, maar ook die totale mens, die bewoner van de planeet Aarde. Alphons Levens probeert zijn lezers aan het denken te zetten, aan het dóórdenken.

De vraag is nu: komt de beperking van die dichterlijke vrijheid, of misschien beter: wordt de aanmoediging dat dichters zich toch aan bepaalde conventies houden misschien niet door het traditionele poëzie-onderwijs veroorzaakt, dan wel sterk beïnvloed? Gelukkig is in de literatuurmethode voor het VWO Fa yu e tron leisibakru uit 19983) (volgens Surinaamse leerboekennormen nog vrij nieuw) wat meer ruimte aan de dichterlijke vrijheid en de typisch Surinaamse poëzievormen gegeven. Want poëzie moet toch in de eerste plaats een herkenbare gemoedsuitstorting zijn, al of niet rekening houdend met vormaspecten? Poëzie is toch niet eerst vorm dan inhoud, of spelen vorm en inhoud zowat gelijktijdig een rol bij het produceren van poëzie? De vraag is nu of er, gezien het huidige, zeer terechte streven van het MINOV om vooral de VOJ- en VOS-leermethoden voor de exacte vakken en leervakken te vernieuwen, ook een herziene tweede druk van Leisibakru komt, of als men weer overgaat op een poëzie- of literatuurmethode uit Nederland.

Maar om op dat poëzie-onderwijs terug te komen: in de leerfase waar die vernieuwing het hardst nodig is, op het VOJ (voorheen het MULO), worden poëziestencils uit de jaren zestig uit de hoofdakteperiode van de toentertijdse leerkrachten vaak nog steeds braaf ongewijzigd gekopieerd, waardoor vele leerlingen juist op dit aanvankelijk niveau een verouderd en achterhaald beeld van poëzie voorgeschoteld krijgen. De eigen creativiteit wordt daarbij nauwelijks geprikkeld. Is het dan geen wonder dat vele VOJ-jongeren vaak afkicken op de literatuurlessen poëzie? Terwijl zij juist met dit uitingsmiddel hun gevoelens beter kunnen uiten; iets waar velen in deze leeftijdsgroep hard behoefte aan hebben. En poëzie is tegenwoordig juist weer springlevend, mede als gevolg van de opmars van de raps. In hoeverre zijn raps erkend en opgenomen in vooral het aanvankelijk poëzie-onderwijs? 

Hoe dan ook, we kunnen er niet onderuit: ondanks die dichterlijke vrijheid gelden in de poëzie toch zeker conventies, denk maar bijvoorbeeld aan het rijm, de beeldspraak en de strofe-indeling. Zie ook de strenge eisen waaraan een sonnet moet voldoen. Trefossa heeft getoond dat hij in het Sranan ook sonnetten kon schrijven. Maar heeft hij op dit punt navolging gehad? Zo nee, waarom niet? Is het omdat deze vorm van poëzie bij de onzen niet als iets eigens wordt ervaren? Of is er hier sprake van gemakzucht, ‘het is wer’ede’, teveel gekunsteld, dus dan maar niet?

Terug naar de vraag van Gianni: Waar zijn de dichters gebleven? In 1983 verschijnt de eerste aflevering van het literaire tijdschrift Bro4), waarin ook poëziebijdragen van eigen bodem en van overzee zijn opgenomen. Uit de “Wortoe-groep” zien we terug in Bro: Dobru, Orlando Emanuels, Gerrit Barron en S. Sombra (Stanley Slijngard). Het tweede en laatste nummer van Bro verschijnt in 1990. Gerrit en S. Sombra komen terug en we zien een paar nieuwe namen zoals Dorothee Wong Loi Sing en Hans Breeveld5). Dan wordt het wat stil; van 1990 tot zeker 2000 maken we de periode van hyperinflatie mee en dat is een hoogst ongunstig klimaat voor de productie en verkoop van gedichtenbundels, die normaliter al moeilijk verkopen.

In het nieuwe millennium gaan we richting Caricom: deden we sinds de jaren ‘70 al mee met de Carifesta’s met onze Dobru als voortrekker en zijn  gedicht Wan als ons boegbeeld, nu worden we volwaardig lid van de Caricom. Voor schrijvers en dichters is dat een nieuwe uitdaging, namelijk: publiceren in het Engels om een markt binnen de Caricom te veroveren. Dit heeft zeker meegespeeld bij de verschijning van de bundel Considerations6)  in 2003, volledig in het Engels, waaraan deelnamen Brigitte Brown, Arlette Codfried, Farah-L (Lorraine Gallant), Andy Fernandes, Roway James (Roué Hupsel) en Deborah Pinas als nieuwe namen en als gevestigden Alphons Levens en Albert Mungroo. Uit deze bundel blijkt ook de opmars van de vrouwelijk dichters: Waren dat in de Wortoe-groep 4 van de 28, in de Bro-groep 8 van de 27; in Considerations waren dat 4 van de 8, dus 50%. Deze opmars bleek ook uit het feit dat Brigitte, Arlette en Lorraine deel uitmaakten van het bestuur van de Schrijversgroep ’77 dat in 2003 onder voorzitterschap van Ismene Krishnadath aantrad. Daar zijn de dichters gebleven! 

Dan breekt de periode van de internationale literaire festivals in Suriname aan; de rij wordt in 1997 geopend met de Conferentie Schrijverschap 2000, nationaal of internationaal die in Ons Erf werd gehouden, maar waar proza en geen poëzie aan de orde kwam. Het eerste internationaal literair festival waarbij poëzie ook aan de orde komt, vindt eind 2002 plaats in Paramaribo en in Nieuw-Nickerie onder de naam Woud der Verwachting. De gevestigde dichters Shrinivasi en Michael Slory doen hieraan mee; nog geen nieuwe poëten van eigen bodem. In 2004 volgt het festival 1001 Identiteiten en opvallend is het dat 5 van de 8 leden van de Considerations-groep hieraan meedoen, namelijk Arlette, Brigitte, Alphons, Lorraine en Albert. Van de gevestigde dichters zien we terug S. Sombra en Frits Wols en als nieuwelingen: Annemarie Sanches (vooral bekend om haar zaterdagochtend radioprogramma The Happy Family Show7a)) en Mireille Pinas.  

Tijdens het Literair festival Werelden in Ontmoeting in 2006 komt er een nieuwe poëet naar voren, namelijk Jeffery Quartier. In 2003 deed Jeffrey Quartier mee aan een internationale gedichten-conventie van the International Society of Poets in Washington. Zijn gedichten verschenen in The Colours of Life en in een bloemlezing van IAERN. Intussen heeft hij twee gedichtenbundels in eigen beheer uitgebracht en dit jaar doet hij voor de derde keer mee aan het Suripop-componistenfestival, deze keer met de songtekst Hor’ pasensi (Heb geduld). (De tekst van deze compositie is hieronder als afzonderlijk bericht te lezen.) In zijn  gedichten laat Quartier zich vrijwel door alles en iedereen om zich heen inspireren. Hij dicht vooral in het Engels, maar ook in het Nederlands en Sranan over de liefde, de politiek, over uitdagingen en hij filosofeert graag. Hij ervaart de samenleving als zorgwekkend en hoopvol tegelijkertijd. Zorgwekkend vanwege de steeds grotere verzakelijking en het steeds weer inleveren van principes binnen die samenleving. Hoopvol, omdat er nog velen zijn die zich daartegen verzetten en hoopvol vanwege de toenemende mogelijkheden die de technologie ons biedt.

Tijdens het literair festival Diversity is Power, dat van 1 tot en met 9 augustus 2007 in Paramaribo werd gehouden, zien we dat naast de gevestigde dichters (Sombra, Dorus Vrede, Shrinivasi, Frits Wols en Alphons Levens)  de nieuwe poëten (zoals Jeff Quartier en Arlette Codfried) hun activiteiten uitbouwen. Enkele nieuwe poëten die in de bundel Diversity is power opduiken, zijn Kurt Nahar (beeldend kunstenaar), Tolin Alexander (podiumkunstenaar) en Soecy Gummels (ook schrijfster van romantisch proza in het Engels)7b) . Enkele schrijvers en poëten uit de Diversity-1 groep besluiten met anderen met Surinaamse roots uit Nederland mee te doen aan de publicatie8) rond het tegenbezoek aan Zuid-Afrika in het kader van uitwisselingsprogramma Writers in Exchange. Nieuwe poëten in deze bundel zijn Sherida Asinga die in 2006 als dichter debuteerde en in haar gedichten vooral zichzelf zoekt, en Karin Lachmising.

Karin, van huis uit communicatie-deskundige, stelt dat poëzie het vinden van de vorm is om het pure te vervatten, om de kern uit de werkelijkheid te halen, die los te weken en zichtbaar te maken en die de vrijheid te geven. Karin dicht over de echte dingen in het leven, ontdaan van alle labels en vooroordelen. Ze vindt dat er nog te weinig Surinaamse dichters zijn die de grote menselijke emoties duidelijk een plek geven, maar dat is een proces: eerst het losworstelen van die knellende banden en dan het naar binnen kijken. Zij produceerde ook de documentaire van ons bezoek aan Zuid-Afrika in 2008. [Zie haar gedicht ‘Gekunsteld’ op deze blogspot, op 6 augustus 2012.]

Tijdens het internationaal literair confest Zoveel zinnen, zoveel talen; wan tru powema na wan skreki sani , dat van 1 – 5 november 2010 in ons land werd gehouden doen behalve de gevestigde dichters zoals Dorus Vrede, Alphons Levens en S. Sombra, ook Arlette, Jeff, Karin en Tolin Alexander mee. Het gedicht van Tolin, opgenomen in de publicatie9)  rond dit confest, valt op door de meertaligheid. 

En tot slot: onder de inzendingen van de eerder dit jaar gehouden schrijfwedstrijd Write now! zijn zeker twee jonge dichters opgevallen: de eerder genoemde Gianni Wip en de nummer twee Rose-Marie Maître, die in Haïti is geboren en op tweejarige leeftijd naar Suriname kwam. Ze is bezig haar journalistieke opleiding af te ronden. In haar gedichten verwerkt ze graag zaken die niet zo goed te begrijpen zijn, zoals bepaalde gedragingen en gevoelens bij mensen om haar heen of bij zichzelf. Schrijven, dichten is voor haar ontdekken en doen ontdekken. Ze ziet onze samenleving als vrij tolerant en vriendelijk, maar nog in een ontwikkelingsproces naar volwassenheid: bepaalde zaken moeten nog bediscussieerd en geaccepteerd worden.10)

Aan het eind wil ik een lofwoord uitbrengen aan de dichters Alphons Levens en S. Sombra, die onverdroten aan de weg timmeren en zeer zeker op poëziegebied tot onze rolmodellen mogen worden gerekend, vooral brada S. Sombra die er vanaf de Wortoegroep en het begin van de Schrijversgroep bij is en nog steeds zijn bijdragen op velerlei gebied levert. Mag ik besluiten met zijn  typische zelftypering, afgedrukt op de achterflap van zijn jongste uitgave 11):

                                 Hij is de prins van Totness,
                                 Keizer van Friendship
                                 Beheerder van Coronie en
                                 Allochtoon in Paramaribo.

Ik dank u voor uw aandacht.                                                                                       

[In de discussie die na bovenstaande voordracht volgde, werd vooral ingegaan op de noodzaak en wens van de dichters om zich meer te kunnen exposen. Een literair televisieprogramma werd als een goede mogelijkheid genoemd. Verder wenste men ook ondersteuning van de overheid voor scholenbezoeken. De avond werd opgeluisterd door poëtische voordrachten van Alphons Levens, Karin Lachmising, Jeffrey Quartier, S. Sombra, Rose-Marie Maitre, Evelien Brown, Arlette Codfried, Kadi Kartokromo en Ismene Krishnadath en een creatieve samenvatting van Hilde Neus over het gepresenteerde. Gianni Wip kon vanwege college niet aanwezig zijn. Hij diende op de valreep wel een gedicht voor de avond in dat hieronder als bijlage 3) is opgenomen.]

 

1) Shrinivasi [ps. van M. Lutchman](samenst.) Wortoe d’e tan abra; bloemlezing uit  de Surinaamse poëzie vanaf 1957, Paramaribo, Bureau Volkslectuur, 3euitgebr. dr. 1974; 120 blz. Het is hoog tijd dat Wortoe… een vierde, aangevulde druk ingaat, waarbij tot zeker 2010 kan worden gegaan. Of is hier geen geld en deskundigheid voor, zoals vaak vanuit de beleidsmakers als dooddoener wordt gebruikt?
2) Rappa [ps. van R. Parabirsing] (samenst.) 41 spontane reacties op het gedicht “Recreëren te Domburg, Paramaribo, 2011; Ralicon, 71 blz.Zie Caraïbisch Uitzicht van 25 november 2010.
3) Moor, E., J. Vaseur-Rellum en J. Brunings. Fa yu e tron leisibakru; literatuurmethode voor het Voortgezet Onderwijs op Seniorenniveau; 1e dr. Paramaribo. MINOV/OC en W, 1998. 204 blz. afbn.
Uit de discussie na bovenstaande inleiding bleek dat het niet in de bedoeling lag deze goed bruikbare eigen literatuurmethode na eventuele aanpassingen te herdrukken. Moet dan weer overgestapt worden naar een of andere oubollige Nederlandse poëziemethode, vol met theorie en voorbeeldgedichten die onze jongeren niet aanspreken, zoals een aantal jaren terug een verlopen taalmethode uit Nederland, bedoeld voor allochtone kindertjes aldaar, hier werd gedumpt, omdat dat goedkoper en sneller zou zijn, dan om een eigen taalmethode voor het VOJ samen te stellen. Daar zouden geen financiële middelen en eigen deskundigen voor zijn. Over gemakzucht, miskenning van het eigene en over neo-koloniale tendensen gesproken…
4) Bro; tijdschrift voor literatuur; onder redactie van  G. Barron en C. Lont. Paramaribo, Sorava, 1983, jrg. 1. no 1, 79 blz. afbn. Helaas was Bro na het tweede nummer hetzelfde lot beschoren als al onze literaire bladen daarvoor. Het zou een onderzoek waard zijn om na te gaan waarom dit lot onze literaire bladen (zoals Moetete) tot nu toe beschoren is.
5) Dit was niet Hans’ debuut. Zijn eerste publicatie was Overwinnen ondanks donkere wolken uit 1990, gevolgd door Meneer de voorzitter … mag het volk ook wat zeggen (1990), Wissele Mammie … (1992), Sap (1993) en Voorzitter, ik heb geen keus (1996), waarin gedichten afgewisseld met essays, vaak geïnspireerd op de actualiteit van dat moment.
6) Brown, B., A. Codfried en Farah-L (ps. van L. Gallant) e.a. Considerations; poems and short stories from Suriname.

Paramaribo, The Authors, 2003, 72 blz. Arlettes debuut als dichter was niet in Considerations, maar in de bundel Overpeinzingen, waarin ook verhalen zijn gepubliceerd. Een gedicht uit deze bundel vindt u op deze blogspot, 7 augustus 2012. De vraag is of naast de buitenlandse gedichten in het Engels, gedichten uit Considerations vooral op VOJ-niveau bij het vak Engels worden gebruikt. De kans is groot dat vele vakdocenten niet eens van het bestaan van deze bundel op de hoogte zijn. Moeten wij hiervoor misschien niet de hand in eigen boezem (Arlette Codfried maakte ervan:…in eigen bobi) steken? Aan de andere kant weet Alphons Levens te vertellen dat een bibjuf van een middelbare school Considerations niet bij hem wilde kopen voor de schoolbib, omdat een paar docenten haar dit hadden afgeraden. Het zou erg interessant zijn om na te gaan op grond van welke criteria dit advies is gegeven. Ook zou het verhelderend kunnen werken om na te gaan hoeveel titels van Surinaamse schrijvers en dichters in de schoolbibliotheken  (tegenwoordig is het mode om van mediatheken te spreken, misschien omdat er een computer in de ruimte staat en een paar plaatjes aan de muur hangen en waarbij de het boek en de leesbevordering vaak niet meer centraal staan) te vinden zijn en langs welke lijnen en op grond van welke criteria de inkoop geschiedt.

7a) Van juni 2011 biedt Anne-Marie (naast Sriefman taki, het reguliere radioprogramma van de Schrijversgroep ’77 via de SRS) op regelmatige basis onze eigen schrijvers en dichters een dankbaar podium in haar dichtbeluisterd programma op radio Apintie, waarlijk een lichtend voorbeeld voor presentatoren van andere media.
7b) Neus, H. (editor/samenst.), Diversity is power. Anthology of Poetry, Short Stories, Columns en Works of Art published to commemorate the 5thInternational Literature Festival Suriname.

1e dr. Paramaribo, Schrijversgroep ’77, 2007. 131 blz. Bevat kleurenfoto’s. Nagegaan mag worden of deze unieke literaire uitgave met prachtige kleurenfoto’s gebruikt wordt bij de literatuurlessen Engels op VOS-niveau. Gelukkig beginnen enkele VOJ-leerkrachten Engelse werken van Soecy Gummels op de literatuurlijsten toe te staan. Over het waarderen en uitdragen, ook binnen de Caricom, van de eigen cultuuruitingen gesproken… Waar is die gebleven?

8) Dido, EKM (editor), Diversity is Power. 1e dr. z.pl., Writers in Exchange, 2008. 300 blz.
9) Neus, H. (red.) en I. Krishnadath (samenst.), Zoveel zinnen zoveel talen; meertaligheid, bekeken vanuit de optiek van schrijvers, bijeen tijdens het confest WAN TRU POEWEMA NA WAN SKREKI SANI/TAAL EN LEVEN, 1-5 november 2010. 1edr. Paramaribo, Schrijversgroep ’77, 2011. 58 blz. Bevat kleurenfoto’s. Het valt op dat gaandeweg de jaren steeds meer poëten (en ook schrijvers) van eigen bodem (ook) in het Engels publiceren, zoals Arlette Codfried, Jeffery Quartier, Soecy Gummels, Ismene Krishnadath, Karin Lachmising en Gianni Wip.

10) Het gedicht dat Rosemarie Maître die avond voordroeg, is op deze blogspot op 8 augustus 2012 geplaatst

11) S. Sombra [ps. van Stanley Slijngard]. Boskopuspikri Boodschappenspiegel; gedichten in het Sranan met Nederlandse vertaling. 1e dr. Paramaribo, Slijngard, 2009. 44 blz. Sombra vroeg zich tijdens de discussie af, waarom Surinaamse schrijvers en dichters niet vanwege het MINOV langs de scholen kunnen gaan om voor te dragen. Zij moeten dat op eigen initiatief doen, uit eigen zak bekostigen en op en neer lopen voor allerlei toestemmingsbriefjes. Hij noemde een hooggeplaatste MINOV-functionaris (nu gepensioneerd) die hem ronduit had gezegd het nut van poëzie als vak op de scholen niet in te zien.

Keti Koti Festival en herdenking

Nationale herdenking en viering afschaffing slavernij

door Thea Bielsma
Op zondag 1 juli is het Keti Koti Festival en herdenking in het Oosterpark in Amsterdam. Keti Koti, de viering van de afschaffing van de slavernij in 1863, is voor zowel Surinamers en Antillianen als Nederlanders een belangrijke dag in de slavernijgeschiedenis. Op het Surinameplein wordt dit op 30 juni gevierd.
Keti Koti, de viering en herdenking van de afschaffing van de slavernij in de voormalige Nederlandse koloniën, wordt op 1 juli weer groots gevierd in het Oosterpark in Amsterdam. Na het daverende succes van vorig jaar is de verwachting dat er meer dan 35.000 mensen op het festival zullen afkomen.

Optocht met looporkesten en brassbands

Het Keti Koti Festival start met een groots opgezette optocht, De Bigi Spikri, van looporkesten en brassbands. De stoet verzamelt om 09.30 bij de Stopera op het Waterlooplein en trekt via de plantagebuurt naar het Oosterpark waar aansluitend de nationale herdenking plaatsvindt bij het Nationaal Monument Slavernijverleden in aanwezigheid van o.a. minister-president Mark Rutte, de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer, de gevolmachtigde ministers van Curaçao, St Maarten en Aruba, de ambassadeurs van Suriname, Ghana en Zuid-Afrika en de burgemeester van Amsterdam. Het festivalfeest barst rond 14.30 u los op 4 podia.

Wie, wat, waar?

Herdenking Surinameplein

Ook elders in Amsterdam wordt de afschaffing van de slavernij herdacht. Op 30 juni a.s. organiseert de stichting Amsterdams Centrum 30 juni – 1 juli de herdenking van de afschaffing van de slavernij in de voormalige Nederlandse koloniën in de west. Er zijn voordrachten van onder meer Felix Burleson. Het thema van deze herdenking is “Samen Stilstaan, Leven & Vieren”, waarmee deze stichting heel nadrukkelijk de noodzaak onderstreept om stil te staan bij de betekenis van dit verleden van onze stad voor al haar burgers. Tevens wordt hierin onderkend dat wij samen verder moeten om het (samen)leven gezond en het vieren waard te maken.

Wie, wat, waar?

Erich Zielinski: De mens achter de schrijver

 door Quito Nicolaas

In 2008 kwam ik Erich Zielinski voor het eerst tegen in Amsterdam en werd aan hem voorgesteld. Hij gaf mij een stevige hand en zei volgens een goed Antilliaans gebruik: “Ik ken jouw vader heel goed”, en ik keek hem een beetje verbaasd aan. Even was het stil, terwijl hij mijn hand nog vasthield en vervolgde: “Ja jouw vader is toch de duty station-manager bij de KLM en later bij de ALM geweest toch?” Op dat moment moest ik instemmend knikken en werd een basis gelegd voor een vruchtbare relatie. Tijdens de lezing in verband met de eerste Caraïbische Letterendag die we samen hadden bijgewoond, kwam hij naast mij zitten en na afloop spraken we elkaar nog urenlang. Hiermee gaf Zielinski aan dat hij een mensen mens was en veel waarde hechtte aan vriendschap en nieuwe gezichten in zijn vriendenkring.

Het decor

Schrijver Erich Zielinski had het vergeleken bij zijn collega-schrijvers anders en goed aangepakt. Hij hield rekening met z’n lezers en bood ze de nodige variatie aan qua plaats van handeling van zijn verhalen. Zijn debuutroman De Engelenbron speelde zich af op Curaçao. Hij hanteerde in tegenstelling tot andere clichéverhalen, een begrafenisondernemer als importeur van drugs. Voor zijn tweede roman De prijs van de zee had Zielinski zijn geboorte-eiland Bonaire als decor gekozen. In dit boek toonde hij een goede kenner van de vissersgemeenschap Playa Frans op Bonaire en werd een goed profiel van een besloten gemeenschap gegeven. In z’n derde roman Scott Zuyderling had hij het verhaal grotendeels in Nederland gesitueerd, waarin hij zelfs het taboe doorbrak om over een homorelatie te schrijven. Voor z’n romans was Zielinski op het idee gekomen om goed gebruik te maken van de rechtbankverslagen om zodoende zijn verhalen te construeren. Een andere bron dan een procesverbaal van de politie of het verslag van een strafproces is voor een auteur een geschenk uit de hemel.

Stichting Seru di Orashon

Erich toonde zich een een jurist pur sang toen hij besloot om o.a. zijn auteursrechten in de stichting Fundashon Seru di Orashon onder te brengen. Hiermee werden de verdiensten uit de boekenverkoop en andere literaire activiteiten van zijn prive-vermogen gescheiden. Opmerkelijk hierin is de stichtingsnaam Berg van het Gebed die in 2003 werd opgericht. Op zich doet het een beetje religieus aan of is het tenminste een teken dat de auteur rekening hield met het gegeven dat het leven op aarde ooit ophoudt te bestaan. Het gezin Zielinski was zeer gelovig en trouw aan de kerk. Moeder Zielinski gaf pianoles en was een zeer intelligente vrouw. De nalatenschap van de auteur – bestaande uit nog niet gepubliceerde manuscripten – kunnen nu aan de stichting worden overgedragen, voorzover dat nog niet is gebeurd.

Overtuiging

Voor zover bekend had hij weinig over de dood geschreven en evenmin in zijn poëzie kwam dit thema naar voren. In zijn laatste levensjaren en in aanloop naar de staatkundige veranderingen met ingang van 10-10-10, schreef hij een alternatieve staatsregeling voor zijn land Curaçao. Evenals Boeli van Leeuwen schreef hij een juridisch tractaat, ditmaal in de vorm van een ontwerp staatsregeling. B. van Leeuwen werd alom geprezen en vaak geciteerd uit z’n position paper De Nederlandse Antillen tussen Nederland en Venezuela (1972). Met zijn bijdrage in de vorm van een ontwerp en zijn aanwezigheid tijdens de laatste besprekingen in Den Haag 2010, toont Zielinski een ware independendista te zijn. Een besef dat langzaam aan groeide met de veranderingen in de Curaçaose samenleving en de maatschappelijke ontwikkelingen.

Rollen

Als tiener herinner ik mij Erich Zielinski als hoofdredacteur van Beurs & Nieuwberichten, in dezelfde tijd dat Augustin Diaz (ex-statenlid DP) hoofdredacteur was bij La Prensa. Zielinski was een mens die streefde naar veranderingen alsook vooruitgang en was niet verwonderlijk dat hij reeds in de jaren ’60 samen met anderen het blad Vitó oprichtte. In zijn carrière had hij verschillende rollen vertolkt: onderwijzer, bladredacteur, hoofdredacteur, advocaat en schrijver. Ook in literair opzicht wilde hij zich van de Grote Drie: B. van Leeuwen, T. Marugg en F.M. Arion onderscheiden en zijn lezers van een ander soort proza laten genieten. Door alledaagse gebeurtenissen te thematiseren stimuleerde hij een hoger bewustzijn onder zijn lezerspubliek.

[uit Caribe Magazine, 17 februari 2012]

Start Adek Mastersopleiding Nederlands

Binnenkort gaat de Masters Opleiding Nederlands van de Anton de Komuniversiteit van start. De opleiding valt onder de subfaculteit Humaniora van de Faculteit Maatschappijwetenschappen. Het openingscollege wordt verzorgd door de schrijfster en onderwijskundige Ismene Krishnadath en draagt als titel: Wanneer mag seks? Grenzen van jeugdliteratuur. Deze universitaire opleiding is een welkome aanvulling op de reeds bestaande taalopleidingen. De al decennia lang bestaande urgentie van een taalbeleid maakt wetenschappelijke studies van taalverschijnselen in ons land broodnodig.

[S’77 Info]

Myra Römer – De kunst van het lezen

1. Op school leerden we lezen, de leesplank hoorde bij de methode. Achttien mooie prentjes, met daaronder woorden en namen uit een uitheems taalgebied.
Ik vertelde mijn moeder over de plank. Zij haalde de hare op: zij had als kind ook de leesplank gebruikt. Ik nam hem aan, spelde en las: Aap, noot, mies. Dit was niet hét leesplankje, want dat was: Aap, roos, zeef.
Wat ik toen nog niet begreep, was dat mijn moeder Luthers was en op de openbare lagere school had gezeten en ik, Rooms-Katholiek, zat bij de nonnen.

Mattheus Bernard Hoogeveen ontwierp rond 1890 een leesplankje (naar Duits voorbeeld). Het begon met de woorden ‘Raam, roos, neef, fik, gat.’ Niet iedereen was te spreken over zijn woordkeuze. Uitgeverij J.B. Wolters – Groningen – nam de leesmethode over en in 1910 verscheen een verbeterde versie waaraan de onderwijzers Jan Ligthart en Hindericus Scheepstra samen met tekenaar Cornelis Jetses gewerkt hadden: de bekende Aap-noot-mies-plank.
In datzelfde jaar bracht het Tilburgse Rooms-Katholieke Jongensweeshuis het Aap-roos-zeef-plankje uit van Frater Euthymius Becker. Dit werd op veel katholieke scholen gebruikt en werd daarom snel bekend onder de naam het katholiek leesplankje.
Voor het Nederlandstalig onderwijs in de tropen, d.w.z Oost-Indië, Indonesië, kwam omstreeks 1917 een speciale uitgave, die begon met Jaap-Gijs-Dien. Voor West-Indië was – waarschijnlijk – de markt te klein.

2. Het belang van de achtergrond van wat ik lees, drong pas jaren later tot mij door – nadat ik ontdekte – dat Agatha Christie’s Tien Kleine Negertjes, Ten Little Niggers uit 1939, in Amerika in 1940 uitgegeven als And Then There were None – in 1965 in het Verenigd Koninkrijk verscheen als Ten Little Indians… Zouden Indianen minder waard, of ongevoeliger zijn?

3. Tot slot… Mijn moeder stuurde me voor boodschappen en gaf me altijd een boodschappenlijstje mee.
1 P. boontjes, rood.
2 k foenchi h.
In de winkel las ik zonder te haperen: un pinché bonchi kòrá. 2 kané funchi hel. Oftewel 1 pint (maat) rode bonen en 2 kannen gele funchi.
Lezen is meer dan geschreven of gedrukte letters en woorden tot je nemen.

[Column voorgelezen op de Vierde Caraibische Letterendag, 1 oktober 2011]

Julien Ignacio – Reis naar het middelpunt der aarde

Literatuur lezen is als reizen. Het start met een willing suspension of disbelief, het achterlaten van het bekende en vertrouwde. Bepakt en bezakt met deze vruchtbare leegte onderneemt de lezer mentale expedities, ontwaart hij onvermoede vergezichten.
Persoonlijk prefereer ik een ongemakkelijke voettocht door onherbergzame hoogvlakten boven een gezellige maar vlakke wandeling langs het Pieterpad. Ik wil uit mijn comfortzone gehaald worden, door middel van stijl, vorm en inhoud een geestelijke schop onder mijn kont krijgen. Kortom, als lezer wil ik getuchtigd worden. Deze masochistische reflex heb ik overgehouden aan de katholieke opvoeding van mijn Curaçaose vader, een strenge vorming die mij er ooit toe bewoog tijdens een spreekbeurt in de Bijbelklas een T-shirt te dragen waarop Jesus, zwoegend aan het kruis in een Nike lendendoekje, werd aangemoedigd door de slogan Just do it.
Boeli van Leeuwen en Tip Marugg voorzien in mijn diepgewortelde behoefte aan zelfkastijding. Ze geselen me met hun streng archaïsche, poëtische taal van Bijbelse allure. Ze laten me de worsteling voelen tussen het thuis zijn op één plek, Curaçao – die tropische openluchtgevangenis in het centrum van de planeet -, maar je toch als blanke Antilliaan ontheemd voelen, een gegeven dat ik als zwarte Nederlander in spiegelbeeld herken. Doodsangst, existentiële twijfels en saudade zijn hun thema’s, middelpuntvliedende krachten dusdanig uitgewerkt dat ze een bewustzijnsverruimend pijneffect hebben op de lezer.
“Gelijk het eiland grenzen stelt aan mijn schreden”, schreef Van Leeuwen, “zo stelt het grenzen aan mijn denken en dromen.” Geen mierenneukerij en oppervlakkige theepraat dus, daar is op die rots van Openbaringen waar een Oud Testamentische zon schijnt geen ruimte voor. Geen tijd ook: de klok tikt op het vulkanische eiland dat ooit verrees uit de Caribische wateren en in het jaar des oordeels (2012 volgens de Maya’s) weer zal “verdwijnen in de neerzuigende wieling van de waanzinnige zee.” De kamikazevogels die zich te pletter vliegen tegen de rotswand van de Grote Berg als de morgen weer aanloeit, zijn een dagelijkse herinnering aan de naderende Apocalyps.
Over vier dagen vlieg ik naar Japan voor onderzoek naar een romanpersonage. Voor het geval ik mij verweesd mocht voelen tussen de gothic Lolita’s in Rippongo en de tempeltuinen van Kyoto gaan Van Leeuwen en Marugg mee de reiskoffer in. Soms is lezen ook een vorm van thuiskomen.

[Column voorgelezen op de Vierde Caraibische Letterendag, 1 oktober 2011]

Grof aangepakte Anti-Zwarte-Piet-demonstrant was dichter Quinsy Gario

De Curaçaose regering denkt dat de arrestatie van theaterwetenschapper en dichter, Quinsy Gario (ook bekend als T. Martinus) ingegeven is door ‘een diepgeworteld motief dat herleidbaar is tot racisme’. Dit maakte de gevolmachtigde minister Sheldry Osepa zondagavond 13 november in een officiële verklaring bekend. Gario werd afgelopen zaterdag in Dordrecht gearresteerd bij de intocht van Sinterklaas, samen met nog drie andere mensen.

Volgens de politie zijn de twee mannen en twee vrouwen zaterdagochtend al gewaarschuwd. Toen agenten de vier later op de dag opnieuw tegenkwamen en zij ‘nog steeds een platform zochten voor hun mening’, is het viertal gearresteerd.

Gario droeg een t-shirt met de tekst ‘Zwarte Piet is racisme’. Volgens omstanders werden de demonstranten onevenredig hard aangepakt. (Zie het bericht hieronder van 13 november.)

De regering van Gerrit Schotte is verontrust en boos dat Quinsy Gario, door ‘meer dan vier blanke agenten hardhandig is toegetakeld’: “Een skinheadachtig kaalgeschoren agent samen met andere collega’s hebben gemeend de pacifistische Quinsy Gario te moeten aanhouden.”

“Op de beelden valt te zien dat deze agenten Quinsy Gario daarbij hebben geschopt en grovelijk vernederd, terwijl Quinsy desolaat nog riep niets verkeerds te hebben gedaan”, zo stelt Osepa. “Het fundamentele recht van burgers op vrijheid van meningsuiting en het erkend recht tot vergaderen en betoging dient te worden gerespecteerd. De overheid, waaronder de politieagent, moet hiervoor garant staan”, aldus Osepa.

De mishandeling van Quinsy Gario is volgens de regering van Curaçao een klap ‘in het ongeschminkt gezicht van zwarte kunstenaars en onacceptabel’. “Het wordt tijd dat Nederland bescherming biedt aan minderheden ongeacht godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras of geslacht”, aldus Osepa.

Ook de Werkgroep Caraibische Letteren veroordeelt met kracht het grove optreden tegen deze sympathieke en vreedzame kunstenaar, die een week geleden de Hollandse Nieuwe Theatermakersprijs 2011 won. We wensen Quinsy alle sterkte toe.

Onjuistheden in verslag Rahan

door Jos de Roo

Stuart Rahan slaat de plank behoorlijk mis in zijn “verslag” van de Caraïbische letterendag (klik hier). Hij beweert dat ik in de discussie getornd zou hebben aan de dichterlijke vrijheid van Dobru. Ik zou hem weggezet hebben als niet geslaagde nationalist omdat hij in zijn gedicht ‘Ik wil geen strand zijn’ de metafoor gebruikt dat hij een rots wil zijn. Volgens Rahan was het mijn stellige overtuiging dat Suriname geen strand heeft en dus ook geen rotsen. Als Rahans beweringen waar zouden zijn, zou ik me als zwakzinnige hebben gekwalificeerd.

Wat is wel het geval geweest? De Caraïbische letterendag had als thema de receptie van Surinaamse literatuur in Suriname en Nederland. Het ging dus om lezerservaringen. In dat kader had ik het over het gedicht van Dobru. Ik vertelde dat ik veel waardering voor hem had en het helemaal eens was met zijn strijd voor de waardering van het eigen culturele goed en zijn actie voor een eigen Surinaamse literatuur. Daarom was ik teleurgesteld dat hij in zijn gedicht zegt dat hij geen strand wil zijn, terwijl Suriname wel stranden heeft, maar een strand van rotsen, wat Suriname niet heeft. Dit niet Surinaamse beeld laat me als lezer met de vraag zitten of hij zijn nationalisme als dichter wel goed had doordacht. Een dichter met de ideologie van Dobru maakt ook zijn beeldenwereld Surinaams, zoals hij wel doet als hij in hetzelfde gedicht zegt dat hij een drum wil zijn die roffelt door de aderen van zijn volk.

Een aantal mensen was het helemaal niet met me eens. Zij vonden de beelden wel geslaagd. Daarop antwoordde ik dat het prima is als er verschillend over wordt gedacht. Maar dat werd niet geaccepteerd. Rahan schrijft dat ik mijn misplaatste bewering bleef volhouden. Wat wil hij dan? Dat ik met terugwerkende kracht mijn lezerservaring verander? Dat kan toch niet.
In de discussie maakte Gerda Havertong een treffende opmerking. Zij was het helemaal niet met me eens. Zij zei dat elke Surinamer wel begreep wat Dobru bedoelde en dat ik moest beseffen dat Surinamers decennialang waren opgevoed met beelden van buiten Suriname. Ze trof de kern van de zaak waar het mij om ging: ik had verwacht dat Dobru dat vanuit zijn ideologie niet zou doen. Mijn opposanten vonden het geen bezwaar dat hij dit wel deed. Prima: ieder zijn lezersvrijheid.
Het is dus helemaal niet waar dat ik getornd heb aan de dichterlijke vrijheid van Dobru, zoals Rahan beweert. Hij tornt zelf aan mijn lezersvrijheid. Evenmin heb ik beweerd dat Dobru een niet geslaagde nationalist was. Wel dat hij als dichter zijn poëtica niet volledig heeft aangepast aan zijn ideologie. Ook niet waar is dat ik beweerde dat Suriname geen strand heeft en dus ook geen rotsen. Ik weet wel beter.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter