blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Caraibische Letterendag

Robert Vuijsje sluit 6de Caraïbische Letterendag af

Wie herinnert het zich niet: alle commotie rond eerst het boek, toen de literaire prijzen en vervolgens de film naar het boek: Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje. Hij schreef – wat men er ook van vinden moge – zonder meer het boek dat de meeste vragen stelde over de multiculturele samenleving Nederland. Op zaterdag 24 oktober is hij dan ook te gast in de laatste ronde van de Caraïbische Letterendag, die om exact 19.00 uur losbarst in de lichthal van het Amsterdamse Tropenmuseum. lees verder…

Feministisch kopstuk Maaike Meijer op Caraïbische Letterendag

Maaike Meijer, feministisch kopstuk van het eerste uur, literatuurwetenschapper en hoogleraar, is te gast op de 6de Caraïbische Letterendag a.s. zaterdag 24 oktober in de grote lichthal van het Tropenmuseum. Hieronder de biografie die zij zelf op haar website zette. lees verder…

6de Caraïbische Letterendag: Of je leven ervan hangt

 Life writing performance /talkshow
12 Woordkunstenaars over 40 jaar Suriname en de relatie Nederland-Suriname

Op zaterdag 24 oktober 2015 vindt de zesde Caraïbische Letterendag van de Werkgroep Caraïbische Letteren plaats in de grote lichthal van het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Maar liefst 14 gasten zullen hun opwachting maken: Thea Doelwijt, Stephan Sanders, Robert Vuijsje, Maaike Meijer, Sharda Ganga e.v.a.. De Letterendag vindt plaats binnen de grote manifestatie Suriname-Nederland, veertig jaar later. lees verder…

‘Muziek laat poëzie zweven’

door Otti Thomas

 Amsterdam – Het verzoek om werk van Caribische dichters op muziek te zetten, leidde deels tot herkenbare, maar vooral ook tot ongebruikelijke en gedurfde nieuwe composities. Het resultaat was afgelopen vrijdag te horen tijdens de vijfde editie van de Caraïbische Letterendag in Amsterdam.

lees verder…

Te gast bij de Werkgroep Caraibische Letteren 2006-2013

Gisteren, vrijdag 6 december, vierde de Werkgroep Caraïbische Letteren zijn eerste lustrum. Hieronder een lijst van namen van allen die sinds de oprichting van de Werkgroep in 2006 te gast zijn geweest.


Clark Accord †
Karin Amatmoekrim
Hilli Arduin
Bernardo Ashetu †
Orchida Bachnoe
Rudy Bedacht
Abdelkader Benali
Dé Benjamin
Sandip Bhattacharya
Aliefka Bijlsma
Aspha Bijnaar
Bo Bojoh
Felix Burleson
Arthur Cairo
Henriëtte Cairo
Izaline Calister
Filippo Castellazzi
Thea Doelwijt
Giselle Ecury
Lydia Emanuels
Eva Essed-Fruin
Hugo Fernandes Mendes
Joe Fortin
Chitra Gajadin
Sharda Ganga
Amparo Garcia Cela
Quinsy Gario
Eva Gerlach
Joyce Goggin
Lilian Gonçalves
Henna Goudzand Nahar
Ruben Gowricharn
Romeo Grot
Francio Guadeloupe
Lourens van Haaften
Henry Habibe
Gerda Havertong
Herman Hennink Monkau
Denis Henriquez
Johan Herrenberg
Maarten van Hinte
Paul Hollanders
Julien Ignacio
Miriam Illes
Rihana Jamaludin
Ena Jansen
John Jansen van Galen
Sytske Jellema
Elis Juliana
Rudie Kagie
Mala Kishoendajal
Bas Kisjes
Franc Knipscheer
Alida Kock
Antoine de Kom
Ismene Krishnadath
Sanne Landvreugd
 
Diana Lebacs
John Leefmans †
John Leerdam
Solange Leibovici
Roy Libiee
Frans Lopulalan
Lieke Marsman
Patrick Meershoek
Ana Menéndez
Jenny Mijnhijmer
Jacques de Miranda
Raj Mohan
Pablo Nahar
Quito Nicolaas
Linar Ogenia
Ellen Ombre
Gert Oostindie
Olga Orman
Diana Ozon
Bert Paasman
Norman de Palm
Walter Palm
Pamela Pattynama
Ignaro Petronilia
Garry van Pinxteren
Igor Plzak
Hans Ramsoedh
Rappa
Peter de Rijk
Carlo Rijkaard
 
Astrid Roemer
Scott Rollins
Myra Römer
Jos de Roo
Wim Rutgers
Raymi Sambo
Diederik Samwel
Ruth San A Jong
Arnold-Jan Scheer
Shrinivási
Michael Slory
F. Starik
Maureen Tauwnaar
Michael Tedja
Carry-Ann Tjong-Ayong
Benoît Verstraete
Annette de Vries
Ellen de Vries
Wendela de Vries
Robert Vuijsje
Derek Walcott
Natalie Wanga
Gloria Wekker
Joanna Werners
Pim Wiersinga
Tim de Wolf
Saiye Safdar Zaidi
Manoushka Zeegelaar Breeveld
Erich Zielinski †
 
Kunstenaars en fotografen die opdrachten verwierven van de Werkgroep
Carl Ariza
Herwolt van Doornen
Roeland Fossen
Doortje Janssen
Kris Kristinsson
Jean van Lingen
Tirzo Martha
Bert Nienhuis
Nicolaas Porter
Dhiradj Ramsamoedj
John Treffer
 
De Werkgroep verleende opdrachten voor muziekcomposities aan
Randal Corsen
René Samson
 
Logo
Anita van den Berg & Rachelle Tjin-A-Djie
(Tadberg Design)
 
Logo lustrumviering
Herwolt van Doornen
 
Techniek lustrumviering
Nico Pouwiel
Simon Lawford
Mark Snitslaar
 
Productieleiding
Djoere de Jong

Subsidiërende instellingen
Amsterdams Fonds voor de Kunst
Prins Bernard Cultuurfonds
OBA
(met bijzondere dank aan Marijke Troelstra)

 
Opnametechniek
Kees van de Wiel
Dave MacDonald
 
 
Adviesraad Werkgroep
Kirsten Dorrestijn
Joyce Goggin
Lilian Gonçalves-Ho Kang You
Henry Habibe
Carel de Haseth
Chila de Haseth
Alex Reinders
Wim Rutgers
Ruth San A Jong
Jennifer Smit
Wycliffe Smith
 
Bestuur Werkgroep
Noraly Beyer
Aart Broek
Carl Haarnack
Michiel van Kempen
Peter Meel
Matthijs Ponte
Igma van Putte-de Windt
Paulette Smit
Sanne Landvreugd. Foto © Rob Becker

Alwin Toppenberg opent lustrumviering Werkgroep Caraïbische Letteren

De Arubaanse pianist Alwin Toppenberg zal op vrijdag 6 december a.s. de viering van het eerste lustrum van de Caraïbische Letterendag – gewijd aan poëzie & muziek – openen.

lees verder…

René Samson over Kultuurtuin kawina

Op vrijdag 6 december gaat Kultuurtuin kawina in première, bij de viering van het eerste lustrum van de Werkgroep Caraïbische Letteren. Het stuk is geschreven door de Surinaams-Nederlandse componist René Samson. Hij componeerde een uniek stuk met zang, slagwerk en dans op gedichten van Michael Slory en Bernardo Ashetu. Hieronder volgt zijn toelichtende tekst.

Aantekeningen van de componist over Kultuurtuin kawina voor mezzosopraan en slagwerk

Het begon allemaal met een telefoontje van Michiel van Kempen: of ik er zin in had een stuk te schrijven gebaseerd op de poëzie van Michaël Slory en Bernardo Ashetu? Michiel en ik kennen elkaar al jaren. Mijn vriendin en ik waren aanwezig bij de verdediging van zijn proefschrift en het memorabele feest na afloop (mijn moeder zaliger zou zeggen: ai baja, feesten … dat a sabi) en daarna bleven we elkaar bij vele plezierige sociale evenementen ontmoeten. Hij wist van mijn adoratie voor Slory’s poëzie. Ik had hem waarschijnlijk verteld dat mijn vader mij vol vuur grote delen uit Slory’s Koroni Kawina uit het hoofd reciteerde (ai baja, gedichten lezen… na dat a ben sabi). Op de kleine jongen die ik toen was, maakte dat een diepe indruk. Michiel vertelde mij over Bernardo Ashetu van wiens werk ik toen nog nooit gehoord had. Wat ik van Ashetu las, overtuigde me vanaf de allereerste kennismaking: een diepe geest. Ik kon me geen mooiere compositieopdracht voorstellen. Hoe pak je zo iets aan? Bij mij begint dat vaak met nadenken over de instrumentatie. Ik wilde in elk geval iets met die prachtige teksten doen, dus een zanger of zangeres was absoluut noodzakelijk. Wat verder? Een piano? De door-de-eeuwen-beproefde combi van zingende dame of heer, bevallig gedrapeerd in de bocht van een concertvleugel? Als dat goed genoeg is voor Schubert, zou ’t voor Reneetje Samson toch ook moeten voldoen? Op de een of andere manier dreven mijn muzikale impulsen me toch een andere kant op. Ik bleef maar de ritmische klanken van een apintiedrum horen bij veel van de gedichten die ik las. Waarom weerstand bieden aan zo iets? Zangeres en slagwerker; dat moest ’t worden. Om behalve een ritmisch ook een melodisch element in mijn gereedschapskist te hebben, wilde ik een slagwerker hebben die zeer goed uit de voeten kan met de marimba: een fantastisch flexibel en veelzijdig instrument. Fanny Alofs en Tatiana Koleva (de laatste een virtuoze marimba-expert) leken me geknipt voor deze job. Behalve dat m’n jejeeen apintiedrum hoorde, zag m’n geestesoog ook dansende vrouwen en mannen; niet zo vreemd eigenlijk voor een Surinaamse jeje. Precies in diezelfde tijd had ik intensief contact met dansgroep LeineRoebana en ontmoette daar danser/choreograaf Michael Jahoda. Hij vertelde mij enthousiast over zijn leertraject bij het befaamde Alvin Ayley American Dance Theatre. Hij leek me dè man voor dit project. Mijn intensieve herlezing van Slory’s en Ashetu’s gedichten confronteerden mij met de rijkdom en gelaagdheid van hun werk. Het begon tot me door te dringen dat beide dichters vele poëtische personae in zich verenigden. Bij Slory zag ik behalve een echte Surinaamse kawinadichter, ook een verfijnde geest die de schoonheid van de natuur en van de vrouw bezong. Bij Ashetu zag ik soms beelden die me aan de Italiaanse commedia dell’ arte-traditie deden denken, maar ook veel gedichten waarin ik de stem van een beschadigd kind meende te horen. Mijn muziek kon niet anders zijn dan een reflectie van de rijkdom en verscheidenheid die ik in al die gedichten vond. Sommige van mijn stukken staan vrij dicht bij de kawinatraditie; in andere stukken zal de ervaren luisteraar moeiteloos de stijl van de Europese kunstmuziek van de afgelopen honderd jaar herkennen; zoals de toonzetting van één van Ashetu’s gedichten (Amatijo) die een directe parafrase is van Arnold Schönbergs Pierrot lunaire. In weer een ander Ashetu gedicht (Marcel) kon ik de onweerstaanbare neiging niet onderdrukken om een stuk Nederlandse tekst (“God alleen …”) te versurinaamsen (“Gado nomo ….”) in de context van een gestileerde quasi-Surinaamse bazuinkoraal. Ik kan alleen hopen dat het publiek even veel lol zal beleven aan het beluisteren van Kultuurtuin kawina als ik had tijdens mijn compositiearbeid. (René Samson, november 2013)  

Over de componist

René Samson, geboren en getogen in Suriname, kwam de eerste helft van zijn professionele leven aan de kost als chemicus. Op z’n 40ste jaar begon hij te componeren, min of meer als autodidact. Na een moeizaam begin wordt zijn werk nu met enige regelmaat uitgevoerd op concertpodia in Nederland en elders door gerenommeerde professionele uitvoerende musici. Voor meer gedetailleerde informatie (lijst van werken, concertagenda, uitgebrachte CD’s, recensies, enzovoorts) zie zijn website: www.renesamson.nl  Klik hier voor het gehele programma van de lustrumviering op 6 december 2013 en voor informatie over het bestellen van kaarten.

Dave MacDonald’s band sluit lustrumviering af

Dave MacDonald met zijn elfkoppige Tiri Fu Bari band zal het slotoptreden verzorgen van de lustrumviering van de Werkgroep Caraïbische Letteren op 6 december a.s. David MacDonald nam poëzieteksten van Trefossa, R. Dobru en Shrinivási en zette die op muziek, telkens met een geheel andere klankkleur, soms intimistisch, soms op een spetterende kaseko. Het belooft een waar spektakel te worden in het Theater van ‘t woord, dat is de grote theaterzaal op de zevende verdieping van de Openbare Bibliotheek Amsterdam, want aan MacDonald’s band gaan drie andere, zeer uiteenlopende groepen en één pianosolist vooraf.

En alsof het niet op kan: Na de formele afsluiting van de viering in de grote zaal speelt Dave MacDonald nog zelf in de foyer enkele nummers samen met de saxofoniste van zijn band, Sanne Landvreugd. Voor het complete programma: klik hier.

Sanne Landvreugd. Foto © Michiel van Kempen

Margriet Hoenderdos toonzette werk van Hans Faverey

Première bij lustrum Werkgroep Caraïbische Letteren
Op 6 december, bij de viering van het eerste lustrum van de Werkgroep Caraïbische Letteren, gaat de compositie voor blaaskwintet De lussen van Faverey in de première. De Nederlandse, in 2010 overleden componiste Margroet Hoenderdos schreef dit werk al veel eerder op teksten van de Surinaams-Nederlandse dichter Hans Faverey, en in nauwe samenwerking met de dichter die in 1990 overleed. In het voorwoord van De lussen van Favereyvalt te lezen:‘De compositie bestaat uit 5 maal 9 inzettten, verschillend in samenstelling en verloop. Deze 5 delen worden vrijwel aaneengesloten gespeeld, er is slechts een gezamenlijke adempauze, de concentratie wordt niet onderbroken.
De titel heeft betrekking op Faverey’s vermogen een taalbeweging uit te werpen en deze op kortere of langere termijn terug te halen, zoals een boemerang of dolfijn zijn curve maakt, elegant herneemt en terugkeert met soms zo’n grote kracht en zekerheid dat het uitgangspunt achterwaarts gepasseerd wordt.’Margriet Hoenderdos nam al in 1987 gedichten van Faverey als uitgangspunt voor een compositie gebruikte. Dit is het werk ZICH – wederkerende bewegingen, voor fluit, klarinet, viool, contrabas, harp, mandoline en gitaar.

Daarnaast is het relevant dat De lussen van Faverey het gevolg is van een samenwerkingsproject met Hans Faverey. Het plan was dat beiden, onafhankelijk van elkaar, te werk zouden gaan. Faverey schreef zo in eerste instantie Het ontbrokene, wat later zijn laatste werk bleek te zijn. Margriet rondde haar werk af in december 1990, enkele maanden na het overlijden van Faverey. Anders dan in de oorspronkelijk opzet is in haar compositie geen tekst te horen.

Biografie
Margriet Hoenderdos (Santpoort, 6 mei 1952 – Amsterdam, 14 oktober 2010) was een Nederlands componiste. Zij volgde de studie compositie bij Ton de Leeuw aan het Amsterdams Conservatorium, waar zij ook in de elektronische studio werkte. Daarvoor studeerde zij piano aan het Conservatorium te Zwolle bij Thom Bollen en volgde zij lessen Hedendaagse Muziek bij Jos Kunst. Zij voltooide haar studie compositie in 1985 met het behalen van de Prijs voor Compositie.

Hoenderdos gaf lessen hedendaagse muziek aan de Zwolse muziekschool, waar zij van 1977 tot 1987 tevens een aanstelling had als pianolerares. Sinds 1987 was zij uitsluitend werkzaam als componist. In 1999 stond haar werk centraal tijdens de Rumori dagen. In 2008 beleefden gelijkertijd acht werken van Hoenderdos hun eerste uitvoering in de Witte Dame in Eindhoven. Op 6 mei 2012 gingen postuum vier werken in première in het Bethaniënklooster te Amsterdam.

Composities
Hoenderdos componeerde vooral kamermuziek, maar ook werk voor andere bezettingen, onder meer ter begeleiding van dans- en mimevoorstellingen. Sinds 1990 vormden de maand en het jaar van voltooiing de naam van de compositie. Een onvolledige lijst:
July ’90 voor orkest, uitgevoerd tijdens de Nederlandse Muziekdagen 1990 door het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Lucas Vis.
December ’91 voor twee es-klarinetten,
Januari ’94 voor slagwerk,
Augustus ’93 voor strijkkwartet, meermalen uitgevoerd door het Quatuor Danel, dat tevens de première van

Maart ’98 voor strijksextet verzorgde.
Februari ’01 voor twee trombones,

December ’02 voor altviool
Januari ’03 voor altviool
Juli ‘03 voor marimba
December ’03 voor bariton en piano
Maart ’05 voor trompet
Oktober ’03 voor bas
September ’04 voor viool
Maart ’05 voor trompet
Mei ’06 voor sopraan, piano, trompet, altviool, marimba en contrabas, op tekst van Bas Geerts. Gecomponeerd voor het Zes Solisten Ensemble,
Juli ’06 voor sopraan op tekst van Bas Geerts
CD’s
Es verjüngt sich nach unten, Guus Janssen – CVCD 8703
December ’91, Michal Marang en Ivar Berix – Next Level Audio Recordings
January ’94, Arnold Marinissen – BVHaast 0503 LC 10235
June ’02, Duo Dubbelduet – SOLClassics sol004
’02, Duo Dubbelduet – SOLClassics sol004
Enkele links

[Informatie gebaseerd op Wikipedia en gegevens van Bas Geerts.]Klik hier voor het gehele programma van 6 december 2013.

UITVERKOCHT / Drie wereldpremières op Vijfde Caraïbische Letterendag

De Werkgroep Caraïbische Letteren nodigt u van harte uit voor de vijfde Caraïbische Letterendag. Voor deze lustrumviering pakken we groots uit met drie wereldpremières.

Speciaal voor deze avond en in opdracht van de Werkgroep schreven de befaamde componisten René Samson en Randal Corsen muziek op gedichten van Surinaamse en Antilliaanse schrijvers.
René Samson componeerde een uniek stuk met zang, slagwerk en dans op gedichten van Michael Slory en Bernardo Ashetu (lees hier meer over het stuk). Pianist en componist Randal Corsen – Edison-winnaar en componist van de eerste Antilliaanse opera – geeft met zang, percussie, gitaar en piano zijn nieuwe jazz-interpretatie van Curaçaose gedichten van onder anderen Lucille Berry-Haseth.
Margriet Hoenderdos componeerde in 1990 kort voor het overlijden van de Surinaams-Nederlandse dichter Hans Faverey een muziekstuk De lussen van Faverey. Het werk kwam in nauwe samenwerking met de dichter tot stand. Ook dit werk voor blazersensemble beleeft op deze avond zijn wereldpremière. (Klik hier voor meer informatie over het werk.)
Het belooft een groot spektakel te worden, dat wordt geopend met swingende Antilliaanse pianomuziek van Alwin Toppenberg en als klap op de vuurpijl sluit Dave MacDonald met zijn elfkoppige Tiri Fu Bari band de avond af. De groep speelt composities op teksten van Trefossa, R. Dobru en Shrinivási. Het aantal muziekstijlen is uiteenlopend, spannend en nieuw. Deze avond vol Caraïbische muziek en poëzie is uniek in zijn soort. Mis het niet en reserveer snel uw plaatsen!
– Vrijdag 6 december 2013
– Openbare Bibliotheek Amsterdam (Theater van het Woord, 7e verdieping). Oosterdokskade 143, 1043 DL Amsterdam).
– Aanvang: 19.00 uur. De deuren sluiten om 19.30 precies!
 
 
Voordelig Kaarten Reserveren:
Tickets bedragen in de voorverkoop € 17,50 en bij de deur € 20,00. Reserveer uw ticket door € 17,50 over te maken op ING bank 3027698 t.n.v. Werkgroep Caraibische Letteren, Leiderdorp. Vermeld op uw betaling uw mailadres. U ontvangt een betalingsbevestiging. Uw kaarten liggen klaar op de avond van de lustrumviering bij de entree.
Deze avond komt tot stand met steun van het Amsterdams Fonds voor de Kunst en de Openbare Bibliotheek Amsterdam.

Letterendag wordt Letterenfeest

door Giselle Ecury

Op zondag 23 september vond onder auspiciën van de Vereniging Ons Suriname, de Werkgroep Caraïbische Letteren en de Leerstoel West-Indische Letteren van de Universiteit van Amsterdam een Letterendag plaats.

Vier promovendi die hun proefschrift schrijven bij professor Michiel van Kempen, presenteerden aspecten van hun onderzoek aan het publiek. De vijfde, Benoît Verstraete-Hansen  (over “De Deense zendeling P.M. Legêne”) was helaas ziek. Daarna volgden interviews met en voordrachten van schrijvers. Hoogtepunt was een rechtstreekse verbinding via Skype met Michaël Slory vanuit Paramaribo, die inging op zijn zojuist bij uitgeverij In de Knipscheer verschenen dichtbundel Torent een man hoog met zijn poëzie.
Wat mij bij gelegenheden rond het Caribisch Gebied aanspreekt, is dat het een feest van herkenning is, een reünie voor allen die zich professioneel of anderszins betrokken voelen bij de West-Indische Letteren: Een Letterenfeest.

Na het openingswoord door Michiel van Kempen beet Carl Haarnack het spits af zich bewust van het feit, dat de term “Indianen” discutabel is: “De Duitse beschrijvingen van Indianen in Suriname tussen 1700 en 1900”. Gebaseerd op o.a. reisbeschrijvingen, dagboeken, brieven en literatuur, begon hij met de definitie van reizen: je gaat vanuit de omgeving die je kent, naar een omgeving die nieuw voor je is. Over wat dit met je doet, kun je schrijven. Zo gingen de eerste Duitse onderzoekers op pad, meestal missionarissen, die moesten helpen de slaven te bekeren. Omdat die niet altijd bekeerd wílden worden, ging men zich bezighouden met Indianen, die men destijds “vooral niet moest zien als onbedorven mensen die nog niet te maken hadden met het kwaad”. Let wel: men beschikte niet over de telecommunicatiemiddelen, waarmee wíj ons kunnen voorbereiden. Hun ideeën over wat zij zouden kunnen aantreffen, haalden zij uit de zestiende-eeuwse literatuur. Vlot hield Haarnack een aantal Duitse onderzoekers in vogelvlucht tegen het licht: Wilhelm Bauberger met het opmerkelijke Die Negerin in Guyana over Blanca, die het dramatische slavenleven zelfs nog verkiest boven een uitweg via een huwelijk met een heidense Indiaan; Carl Lang; August von Schlözer; J.D. Kunitz (over Suriname en zijn bewoners); uit Johann Friedrich Ludwigs Neueste Nachrichten von Surinam zou blijken, hoe de Indiaan aan zijn platte neus kwam: door voor- en achterkant van het kinderhoofd tussen twee plankjes te klemmen. Een via PowerPoint geïllustreerd betoog, waarbij ook de toehoorders zich bij de afbeeldingen van lelieblanke Indianen met Duits/Europese gelaatstrekken uit “Malerische Länder- und Völkerkunde” van W.F.A. Zimmermann (pseudoniem voor Carl Gottfried Wilhelm Vollmer) mochten afvragen, of de goede man überhaupt wel eens een Indiaan gezien had. Toch was dit boek een belangrijke bron voor Karl May (1842-1912), voor velen bekend als dé auteur van avonturen over confrontaties met Indianen – wie kent Old Shatterhand en Witte Veder niet? 

Paul Hollanders zette aan de hand van Paul François Roos (1751-1805) en de Surinaamse plantersletterkunde, de Animus Revertendi af tegen de Animus Manendi (een pril begrip), ofwel: de wil om terug te keren [van de uitgezonden blanke, G.E.] tegenover de wil om te blijven [in de kolonie, G.E.]. Hoewel Roos, geboren te Amsterdam, van huis uit de liefde voor de handels- en koopmansgeest meekreeg, wilde hij predikant worden, om uiteindelijk als blanke knecht/opzichter naar Suriname te gaan. Hij was werkzaam op diverse plantages en klom op tot directeur en administrateur, om uiteindelijk een welvarend koopman en planter te worden. In tegenstelling tot zijn collegae, die liefst zo snel mogelijk terugwilden na hun zakken gevuld te hebben – de Animus Revertendi– begon Roos van Suriname te houden. Hij wilde er blijven en is slechts twee maal teruggekeerd naar Holland. Hij schreef poëtisch over Suriname, over zijn zorg omtrent het latere verval van het land. Als dé gelegenheidsdichter, die een belangrijke rol vervulde in het dan aardig ontwikkelde en bloeiende culturele leven van Suriname, heeft hij zich ingezet voor de samenleving.

Zo richtte hij het Genootschap “De Surinaamse Lettervrienden” op. De leden wilden met opbouwende verlichtingsideeën iets nalaten en zaaien in het geliefde vestigingsland. Paul Roos sprak gouverneur Jan Jacobs Mauricius tegen, die beweerde, dat de blanke kolonisten áltijd snel weg wilden uit het land met “die zure naam”. Hollanders betoogde het lonend te vinden, te onderzoeken of er in de geschriften meer is terug te vinden over de Animus Manendi. Hij refereerde aan het heden, waarin migranten eveneens soms liever blijven, terwijl er tevens een spagaat ontstaat door verlangens naar het land van herkomst. P.F. Roos echter bleef: “Ik ben Suriname mijn welvaart schuldig.”

Met enthousiasme lichte Jos de Roo “De invloed van de Wereldomroep op Caraïbische auteurs” toe. Hij noemde het een voorrecht van 1983 tot aan zijn pensionering in 2002 werkzaam geweest te zijn als programmamaker bij de Caraïbische afdeling van Radio Nederland Wereledomroep tijdens wat men noemt: “De periode Van de Walle”, waarin radio het meest populaire medium was. De Roo verdiepte zich voor zijn onderzoek in de archieven van de Wereldomroep, o.a. om inzicht te verkrijgen in de vroegste fase van de geschreven moderne letterkunde van het Caribisch Gebied en het enorme belang van de Wereldomroep daarin. In feite heeft die in de jaren vijftig van de vorige eeuw veel méér gepubliceerd, dan via tijdschriften gebeurde, zoals de ingezonden verhalen van auteurs die later grote bekendheid zouden verwerven (onder wie Boeli van Leeuwen, Jules de Palm en Frank Martinus Arion) en de orale literatuur van mensen als Raul Römer en Johan Ferrier. Dit blijkt nu van groot belang. De bescheiden De Roo kijkt in zijn proefschrift onder meer of de destijds reeds aangehaalde thema’s zullen terugkomen in hun latere werk. Met veel kennis van zaken onderstreepte hij, dat er nog veel meer te halen is uit die achtergebleven archieven. Wij kijken uit naar de afronding van zijn onderzoek.

Over Tim de Wolfs “Muziek en muziekdragers van het Nederlands Caraïbisch gebied” kan ik kort zijn, onderstrepend, dat zijn werk daardoor alles behalve minder belangrijk zou zijn. Integendeel. Een charmant betoog over een onderwerp dat letterlijk leeft: hij houdt zich bezig met het beschermen van geluidsopnamen voor het nageslacht en ontsluit het materiaal door het te digitaliseren. Meer nog is dit sinds 1982 zijn passie, toen hij een paar 78-toeren-platen uit het Caribisch Gebied vond op een rommelmarkt in Hilversum. Het onderzoeken begon, zonder te selecteren. Dit resulteerde in het prachtboek Discography of music from the Netherland Antilles & Aruba, including a history of the local recording studios (Walburg Pers, Zutphen 1999).

> Hij verzamelt alles en wellicht richt hij zich ooit eveneens op Suriname. Tim liet zijn toehoorders op humorvolle wijze genieten van muziekfragmenten van platenlabels  als Hoyco en Padú en onderstreepte eveneens het belang van het digitaliseren van bandopnamen. Zo werd voor even de stem hoorbaar van Cola Debrot, die in 1969 als Gouverneur zijn nieuwjaarsrede uitsprak, en van Pierre Lauffer senior, die een gedicht voorlas.

De tijd liep. Het gesprek via skype met Michaël Slory (1935) was echter ondanks de soms uitvallende verbinding vanuit het huis van Ruth San a Jong (auteur en nog veel meer, zoals oprichter van de Schrijversvakschool te Paramaribo, zie www.ruthsanajong.com) bijzonder en zeer zeker hartverwarmend. Het door hem voorgelezen gedicht voor de onlangs overleden John Leefmans, zijn rake opmerkingen en mooie woordkeus – waar hoor je nog het fraaie woord”nimmer”? Michiel van Kempen noemde hem een groot voorbeeld van wat idealisme kan zijn. “Tegenwoordig ben ik niet meer zo idealistisch, dat begrijp je, het is allemaal niet meer zo leuk, hoor!” zegt hij gevat, doelend op de ongemakken die zijn hoge leeftijd brengt. Hij is blij met zijn nieuwe dichtbundel, is altijd nog bezig met poëzie: “Nu ook in het Engels. Ik ben koloniaal, weet je, ik heb een zekere “erfenis”, zodat ik dat kan.” De bekende fluitist Ronald Snijders vroeg hem hoe hij zo’n romanticus heeft kunnen blijven, ondanks de vele teleurstellingen. Het antwoord was even ontwapenend als mooi: “Ik ben een gelovig mens, ik lees ’s nachts uit de Koran. Ik heb Spaans gestudeerd en ben altijd verbonden gebleven met die Arabische invloeden binnen die cultuur. De troostrijke boodschap helpt me.” Geraakt bedankte Michiel van Kempen hem voor al die jaren poëzie, een warm applaus volgde. “Met deze nieuwe dichtbundel is mijn gezicht weer een beetje gered,” volgde helder een toegift uit Paramaribo. “De mensen kennen me scheldend in het Nederlands, Engels en Spaans. Nu zien ze dan weer mijn poëzie! Het is een mijlpaal. In elk geval geen testament!” volgde levenslustig. “Er zijn veel méér mensen die van je houden,” antwoordde Michiel. “Dat heb ik hard nodig, want je begrijpt: dit is geen lolletje,”  reageerde Slory, weer doelend op de ouderdom. Hij sloot af met een gedicht, waarvan de regels “Zoveel ik kon, heb ik de straat bezongen, […], maar waar de hoop verdween, bleef liefde” mij zullen bijblijven. Zoals ook dat laatste beeld op mijn netvlies gebrand staat: een zwaaiende Slory.

Professor Michiel van Kempen stond daarna aandachtig stil bij leven en werk van John Leefmans, die eind augustus 2012 overleed. Uit zijn bewogen gesproken tekst kwam steeds diens sprankelende lach naar voren, zoals Michiel ook omschreef in het In Memoriam van zondag 26 augustus, geplaatst op zijn blog Caraïbisch Uitzicht:  “Je wist altijd vrij nauwkeurig waar John Leefmans zich ophield, als hij ergens aanwezig was: je hoorde iemand druk praten, op een heimelijke toon die toch veel mensen konden horen, de spanning liep op, de toon werd hoger en uiteindelijk klonk er en een volle, luide schaterlach. Hoe druk een bijeenkomst ook was, je wist: dáár is John Leefmans.” (Michiel van Kempen).http://caraibischeletteren.blogspot.nl/search/label/Leefmans%20John

Het was mooi hem hier op deze wijze te gedenken, zeker toen de improvisatie van de in het publiek aanwezige dichter en musicus Raj Mohan erop volgde. Hij zong in het Hindi en a capella “Song of the birds” met de slotwoorden: Op een dag zul je vliegen.

Peter de Rijk interviewde vervolgens de als altijd prachtig geklede Orchida Bachnoe n.a.v. haar nieuwste roman Azijn in mijn aderen (In de Knipscheer, 2012) Hij, redacteur van de uitgeverij, complimenteerde haar om het frisse van haar proza, terwijl het een zwaar onderwerp behandelt: suïcide. Aanleiding was, dat een meisje, dat Orchida begeleidde, zich huilend bij haar aan de deur meldde met de mededeling, dat ze pillen geslikt had. Door adequaat te handelen, wist de auteur dit meisje deze keer te redden. Maar zij vond dat ze er iets mee moest doen, want blijkbaar schieten de hulpverleningstrajecten hun doel voorbij. Suïcide moet bespreekbaar zijn: Dit zijn de signalen en dan moet je zó ingrijpen. Deze roman is het resultaat met als thema “Dromen is prima, maar zorg dat je daarnaast een plan hebt. Blijf daarin geloven en eraan werken.” Het boek heeft veel los gemaakt en geleid tot Kamervragen, omdat ook in Nederland veel jonge Hindoestaanse meisjes zelfmoord plegen. De schrijfster heeft haar boek opgedragen aan Anil Ramdas, de Surinaams-Nederlandse auteur die begin dit jaar eveneens een einde aan zijn leven maakte.

Na een kort, voornamelijk Engelstalig, intermezzo door de dichter en performer T. Martinus (pseudoniem voor Quinsy Gario) over The bearable ordeal of the collapse of certainties – mooi qua dictie, goed om te zien hoe vast en zeker hij als het ware stond in zijn tekst – was het de beurt aan Professor Dr. Michiel van Kempen, Hoogleraar West-Indische Letteren, om in samenwerking met Peter de Rijk, zijn poëziedebuut met de titel Wat geen teken is maar leeft te presenteren. Peter was vol lof over het fantastische werk dat is verricht en dat – ik citeer – “in alles afwijkt van de Michiel van Kempen, zoals wij die kennen uit de tientallen publicaties die hij op zijn naam heeft staan. De lezer mag kijken in het hoofd van de auteur aan de hand van zijn openhartige, goede poëzie, soms op het randje van proza. Heel veel woorden, lange gedichten over verliefdheid en verdriet, met goed getroffen metaforen, bijvoorbeeld over een voorbije liefde, waarbij je opeens als vreemden tegenover elkaar komt te staan.”

“Ik liet eens in een groep zo’n gedicht voorlezen door een jonge vrouw. Halverwege begon ze te huilen en ik schrok daar erg van,” aldus Van Kempen. “Later kwam ik er in rust op terug. Ik vroeg of er soms iets met haar gebeurd was, dat haar zo raakte. Maar nee, zei ze. Het was het ritme.”

Peter liet weten al uit te kijken naar een volgende dichtbundel. Michiel: “Eerst wil ik werken aan de biografie van Albert Helman. Die wil ik afhebben. Dit blokkeert elke andere woordenstroom.”

Sanne Landvreugd

Sanne Landvreugd. Foto © Michiel van Kempen

Een passend moment mijn aantekeningenboek op te bergen. Het is vroeg in de avond geworden. Ongemerkt. Buiten regent het. Binnen sluiten de met verve gespeelde melancholische klanken uit de vakkundig door Sanne Landvreugd aangestuurde saxofoon de middag af. Wat geen teken is, maar leeft!

[eerder verschenen in het Antilliaans Dagblad]

Caribische Letterendag in een nieuw jasje

door Quito Nicolaas

Afgelopen zondagmiddag vond in de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam de aftrap van het nieuwe literaire seizoen plaats. Komend jaar belooft  opnieuw een enerverend jaar te worden voor schrijvers, recensenten, uitgevers en webshops.  

lees verder…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter