blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Cola Debrot-Lezing

Stephan Sanders gaf vijfde Cola Debrot-lezing

Op vrijdag 16 februari 2018 gaf schrijver, columnist en programmamaker Stephan Sanders op verzoek van de Werkgroep Caraïbische Letteren de vijfde Cola Debrot-lezing in het OBA-Theater aan het Amsterdamse Oosterdok. Het was een zeer persoonlijk verhaal kleur en er wel of niet bijhoren, over etniciteit en drie werelddelen, èn over het Caraïbische gebied waar het gemengde, de creoliteit de essentie van de samenleving uitmaakt, maar waar van de andere kant ook een heel fijnzinnig racisme voortwoekert, voor elk kleurtype wel één, waardoor het sprookje van het probleemloze multiculturele voorbeeld ook hevig wordt verstoord. Na zijn lezing (tekst volgt spoedig) werd Sanders geïnterviewd door Michiel van Kempen; daarna kreeg het publiek gelegenheid tot vragen stellen. Een fotoreportage.

Klik hier voor de tekst van de lezing.

lees verder…

Ken Mangroelal – Zwevende identiteit

Tijdens de lezing van Stephan Sanders (vijfde Cola Debrotlezing vrijdag 16 februari 2018) kwam ik op de gedachte van een zwevende identiteit naar analogie van Schönbergs zwevende tonaliteit. In zijn Harmonielehre (Universal Edition 1922), behandelt hij op pagina 230 het verminderde septiemakkoord. Dit akkoord hoort thuis in de categorie van ‘vagierende Akkorde’. Dit type akkoord zal uiteindelijk leiden naar de opheffing van de tonaliteit. lees verder…

5de Cola Debrotlezing wordt gegeven door Stephan Sanders

Nu aanmelden! * Nu aanmelden! * Nu aanmelden!

Stephan Sanders houdt de 5de Cola Debrotlezing van de Werkgroep Caraïbische Letteren op 16 februari 2018. Sanders zal het hebben over ‘het voorbeeld van de Cariben’, een verhaal over een gebied ter wereld waar het gemengde, de creoliteit de essentie van de samenleving uitmaakt, maar waar van de andere kant ook een heel fijnzinnig racisme voortwoekert, voor elk kleurtype wel één, waardoor het sprookje van het probleemloze multiculturele voorbeeld ook hevig wordt verstoord. Met andere woorden: het gebied valt niet te vangen in zwart/wit. lees verder…

Vijfde Cola Debrotlezing uitgesteld

Wegens persoonlijke omstandigheden van Astrid Roemer gaat de vijfde Cola Debrotlezing, die gepland stond, voor zaterdag 20 mei 2017, niet door. lees verder…

Astrid H. Roemer geeft vijfde Cola Debrot-lezing – afgelast!!!

Wegens persoonlijke omstandigheden heeft Roemer moeten afzeggen; nadere mededeling over andere datum volgt!!!

Op zaterdag 20 mei 2017 zal Astrid H. Roemer de Cola Debrot-lezing geven in Amsterdam. Het is de vijfde keer dat deze lezing wordt georganiseerd door de Werkgroep Caraïbische Letteren. Na de lezing zal critica Elsbeth Etty met de laureate van de P.C. Hooftprijs 2016 in gesprek gaan. lees verder…

Derek Walcott gaf 1ste Cola Debrotlezing

De gisteren op 87-jarige leeftijd op zijn geboorte-eiland Saint Lucia overleden dichter en Nobelprijswinnaar Derek Walcott gaf op 21 mei 2008 de eerste Cola Debrotlezing in Amsterdam. Iedereen die erbij was herinnert zich de fameuze masterclass die hij gaf in Spui25, het erediner in de Amsterdamse Academische Club en zijn lezing in de aula van de Universiteit van Amsterdam. De Werkgroep Caraïbische Letteren herdenkt de grootste Caraïbische dichter van de 20ste eeuw met een fotoreportage die in 2008 in opdracht van de Werkgroep gemaakt werd door Bert Nienhuis. lees verder…

Karin Amatmoekrim – Tekst Cola Debrotlezing 2015

Los van alles, met alles verbonden
Schrijverschap als superidentiteit

Cola Debrot Lezing 2015
31 oktober 2015 – Rijksmuseum Amsterdam

Het thema van de nacht van de geschiedenis is ‘tussen droom en daad’. Ik begrijp uit de email van de organisatie dat andere sprekers vandaag over Ghandi, Dolle Mina’s, het ANC en allerhande terreurdaden zullen spreken. In dat licht wordt mij de vraag gesteld wat ik doe om mijn idealen te bereiken. lees verder…

Karin Amatmoekrim houdt vierde Cola Debrotlezing in het Rijksmuseum

Literatuur zonder grenzen

Op zaterdag 31 oktober vindt dit jaar in het Rijksmuseum de vierde Nacht van de Geschiedenis plaats, het feestelijke einde van de Maand van de Geschiedenis. Romanschrijfster en columniste Karin Amatmoekrim houdt binnen dat kader in de bibliotheek van het museum de vierde Cola Debrotlezing. lees verder…

Cola Debrotlezing 2013: In de straten van de hemel (1)

Over slavernij

door Antoine de Kom
Dames en heren – Kleine aanwijzingen kunnen grote gevolgen hebben. Het antwoord op grote vragen, de oplossing van zware zaken, ligt soms als een bijna toevallige vondst voor het grijpen. Je kijkt er gemakkelijk overheen. Over ingewikkelde kwesties doe je al gauw erg serieus, zo ernstig soms dat je voor je het weet vermoeid en zwaarmoedig raakt. Het is mijn diepste wens dat te voorkomen. Ik wil niets liever dan dat u straks, op deze langste dag van het jaar, opgewekt, verkwikt en vrolijk de zaal verlaat. Maar voordat het zover is, ga ik u het een en ander voorhouden dat te maken heeft met het onderwerp dat onze Caraïbische vrolijkheid almaar blijft bederven. En dat is het onderwerp van, jawel, u raadt het al, ik durf het bijna niet te zeggen: van de slavernij.
Het jaar des Heren waarin wij nu leven, 2013, brengt ons drie belangrijke zaken: een nieuwe paus, de nieuwe koning en de herdenking van 150 jaar afschaffing van slavernij in de Nederlanden. Hoe pak je zo’n jubileum aan? Ik beschouw het probleem van de slavernij voor het gemak maar even als een zware zaak. Ik heb jarenlang zware zaken mogen doen zoals het heet. Ik onderzocht verdachten van ernstige misdrijven. Eigenlijk doe ik dat nog steeds, en deze zaak, die van de slavernij, een misdaad tegen de menselijkheid, is daar een voorbeeld van.

Het eerste wat ik doe als er weer zo’n zware zaak aankomt, dat is: niets. Voorbereiding vereist een kinderlijke ontvankelijkheid en die houd je vast door eerst maar eens niets te doen. Na het nietsdoen, leg ik een nieuw leeg cahier klaar. Ik heb iets met cahiers. In de kelder staat een doos met lege cahiers, genoeg voor de rest van mijn leven. Die voorkeur voor cahiers heb ik van mijn grootvader vaderszijde, Anton de Kom. Hij liet er redelijk veel na. Zijn cahiers maakten indruk op mij. Ik zag ze voor het eerst toen ik nog geen idee had waartoe die zouden kunnen dienen. Ik vergeet nu bijna mijn andere grootvader, die van moederszijde, voor te stellen. Dat was de ambtenaar der directe belastingen Arie Spuijbroek, gelauwerd met de pauselijke eremedaille ‘Pro Ecclesia et Pontifice’. Hij ontving deze onderscheiding vanwege zijn trouwe dienst als belangeloze boekhouder van de parochie. Ik vind het beslist noodzakelijk om dit te noemen, want het is niet goed dat Anton Arie overschaduwt. Arie was in nog iets groot. Zijn humor. En humor heb je broodnodig wanneer je je waagt aan een zware zaak.

Humor is ook een bepalende kracht in de geschiedenis. Churchill had volgens mij veel meer humor dan Hitler. Ziedaar het heilzaam effect van een grapje. Zonder de humor van Churchill zaten we hier te nog te luisteren naar een zoutloos betoog over etnische zuiverheid. Natuurlijk kan humor foute taal niet voorkomen, getuige het woordbraaksel van onze nationale splijtzwam die ik hier gemakshalve aanduid als de man die zijn haar blondeert in de hoop dat niemand ziet welk een hartstochtelijke moslim hij eigenlijk is.
Blond was mijn grootvader Arie zeker niet, die was al jong grijs, en grapte er lustig op los. Ik vrees dat historici aan het onderwerp van de humor in de geschiedenis nog te weinig aandacht hebben besteed. Mijn grootvader Arie leerde mij bijvoorbeeld welk een grote betekenis het zogeheten ‘suikerbeest’ voor het leven heeft. Hij was gek op suikerbeesten, klein en groot. Hij heeft Anton helaas nooit ontmoet, maar ik zie zo voor me hoe die twee een gesprek zouden kunnen hebben gehad over het suikerbeest in de geschiedenis. Anton zou zeker benadrukt hebben dat er achter zo’n suikerbeest heel erg veel leed schuilt, want suiker kwam van de suikerplantage en als je daar als slaaf zat, dan zat je goed fout. Onze voorouders van slavenzijde kwamen van de plantage Molhoop en dat was zo’n suikergeval.
Op dit punt aangekomen, wil ik graag enige afstand nemen van het suikerbeest en de aandacht vragen voor de mens en de slaaf. Althans, de tot slaaf gemaakte persoon, want het gaat hier niet om een gegeven of een natuurlijke toestand. In de tijd die amper 150 jaar achter ons ligt, die nauwelijks 150 jaar geleden ophield, nou ja, formeel ophield, was de meester mens en de slaaf diens werktuig. Sociaaleconomisch gezien zou dat ook in de navolgende periode van de contractarbeid nog steeds zo blijven. De onderlinge verhouding tussen meester en menselijk werktuig is heel oud en zeker niet uniek voor de trans-Atlantische slavenhouderij. Het geval wil echter dat bij deze slavernij de meester doorgaans wit en de slaaf zwart was. Dat zwart-wit heeft nogal zijn stempel gedrukt op etnische verhoudingen in wat ik gemakshalve het Caraïbisch gebied noem. Je moet je even voorstellen: als meester en slaaf dezelfde etniciteit hebben dan is het slavernijprobleem al knap ingewikkeld. Want het lijkt alsof de een alle macht heeft en de ander geen enkele, maar dat is slechts schijn. In het echt raakte de meester namelijk al gauw verslaafd aan zijn slaven en vooral zijn slavinnen.

Dit is een belangrijk punt. Tot dusver heb ik het namelijk niet gehad over het belangrijke onderwerp van de seksualiteit. Het is niet helemaal onbekend, maar bij het lezen van Wij slaven van Suriname, het boek van mijn grootvader Anton dat in 1934 verscheen, werd ik toch weer getroffen dat macht en seksualiteit zo dicht naast elkaar in bed kwamen te liggen. Dat schokte me, zoals een verkrachting je onthutsen kan. Wanneer je in een verkrachtingszaak onderzoek doet, wordt je geconfronteerd met allerlei seksuele details en dan wel te verstaan in een gruwelijk verband van geweld, onderdrukking en destructiedrang.

Ik dwaal af. Terug naar meester en slaaf want daar ligt de wortel van veel ellende. De meester raakt verslaafd. En de slaaf? Wat kan de slaaf doen? Die kan ruwweg twee kanten op, opereren tussen deze twee uitersten: zich onderwerpen en vereenzelvigen met de meester, of, in verzet gaan door weg te lopen of de meester vreselijk vleselijk te laten voelen dat slaven een slavenmacht vormen en daarmee zijn nachtmerrie zijn.
Laten we even goed kijken naar wat er hier gebeurt. De meester wordt het suikerbeest waar de slaaf begerig naar kijkt.
Ik geloof dat we hiermee een belangrijke stap hebben gezet. Het probleem van de ontwikkelingshulp kan van tafel. Het is terloops bloot komen te liggen. Ontwikkelingshulp bestond namelijk uit de douceurtjes van de suikeroom, die alleen maar wilde voorkomen zelf in moreel opzicht te worden opgesnoept. Tegenwoordig zou je spreken van een afkoopregeling.

De slaaf kon zich niet alleen verzetten, hij kon zich ook onderwerpen. Dit is een weg die voor slavinnen nog een afslag bood, namelijk die van de seksuele macht. De meester kon bij de slavin nieuwe slaven verwekken, terwijl de slavin op invloed op de meester kon hopen. Wanneer men zich onderwerpt, al of niet in seksuele verhouding, dan leidt dat evenwel, zo weten we, tot een heleboel narigheid. Wie zich onderwerpt, neemt immers nolens volens zijn of haar meester in zich op. Je neemt zijn gewoontes, zijn denken, zijn voelen en zijn gedrag ten dele over. En daarmee raak je, puur om te overleven, jezelf deels kwijt.

Hier hebben we de vervorming, de misvorming van de eigen identiteit, dat wat je in je diepste wezen bent, te pakken. En let wel, de huidskleur is bij dit alles nog niet eens ter sprake gekomen. De huidskleur zorgt ervoor dat iedereen zomaar kan zien wie topdog en wie underdog is. En ook: wie door een mengkleur het levend bewijs is van de in beginsel perverse verhouding tussen meester en slavin. Door al die kleurschakeringen ontstaan de wildste verdenkingen, speculaties en natuurlijk ook jaloezie.
Ziedaar het probleem van de familieverhoudingen in het Caraïbisch gebied. De nazaten van de slaven zitten nog steeds met de gevolgen van een verdrukte identiteit en verstoorde familiebanden. De nazaten hebben er overigens veel aan gedaan om die innerlijke en onderlinge verstoringen te boven te komen. Daarbij gebruikten zij hun culturele kracht. Want als je niets hebt, is er altijd nog je cultuur. Kijk maar naar de marrons, de gevluchte slaven in Suriname. Zij slaagden erin om een nieuwe cultuur te bouwen in de jungle. En degenen die niet vluchtten, deden dat op hun manier, in beperktere mate, ook. Er ontstond een levendige creoolse volkscultuur die uiteraard voor een belangrijk deel verborgen moest blijven voor het oog van de overheerser.
[vervolg, klik hier]
Dit is de licht bewerkte tekst van de derde Cola Debrot-Lezing, gehouden op 21 juni 2013 te Amsterdam. Deze tekst is gepubliceerd in de vijf-en-vijftigste jaargang van Hollands Maandblad, nummer 789-790, augustus/september 2013.

‘In de straten van de hemel’

door Els Moor

 
‘In de straten van de hemel’ is de titel van de derde Cola Debrot-lezing, georganiseerd door de werkgroep Caraïbische Letteren, die Antoine de Kom op 21 juni hield in Amsterdam. Antoine de Kom, kleinzoon van Anton de Kom, is forensisch psychiater, die de psychiatrie binnen de gerechtelijke wereld uitoefent. Hij is ook dichter en schrijver. De titel van de lezing is ontleend aan het vierregelige gedicht, in het Spaans en Nederlands, dat Cola Debrot vlak voor zijn dood schreef en dat helemaal op het eind van de lezing gebruikt wordt.
‘In de straten van de hemel hebben wij ons verstand verloren’, is de eerste regel in het Nederlands. Het Spaanse woord voor verstand betekent ook zintuig, gevoel, begrip, inzicht, bewustzijn, betekenis en richting. In wat op de hemel lijkt, zijn wij verward geraakt, concludeert Antoine de Kom en die tegenstelling, hemel waarin je verward raakt, heeft in zijn opvatting alles te maken met Suriname, vroeger en nu.
Antoine de Kom wil dat zijn publiek de zaal ‘opgewekt, verkwikt en vrolijk’ zal verlaten. Kan dat lukken met een zwaar onderwerp als slavernij? In zijn lezing zitten realistische, maar ook hoopgevende gedachten, waar het de verhouding met het slavernijverleden betreft en helaas ook de sombere waarheid van Suriname nu. Die waarheid is dat er in ons land nieuwe meesters zijn opgestaan na de onafhankelijkheid die de oude tegenstelling ‘tussen heer en horige’ alleen maar hebben herhaald en bepaald niet opgeheven.
Symboliek en humor zijn belangrijke middelen die Antoine de Kom noemt als bepalende krachten in de geschiedenis om eigenheid te ontwikkelen. Hij verwijst in dezen naar zijn grootvader van moeders kant, Arie, die gek was op ‘suikerbeesten’, grote en kleine, die veel grappige betekenissen zouden hebben. Als Arie daarover met Antoine’s andere grootvader, Anton de Kom, gesproken zou hebben, zou die de sombere kanten van het suikerbeest hebben benadrukt. Suiker komt van een suikerplantage en als je daar slaaf was, zat je goed fout. Antoine spreekt veel bewondering uit voor zijn grootvader van vaders kant, de auteur van Wij slaven van Suriname. Wat hem aangrijpt bij het lezen van het boek is dat ‘macht en seksualiteit zo dicht bij elkaar in bed kwamen te liggen.’ De meester kan ook verslaafd raken aan de slaaf! En de slaaf? Wat kan die dan doen? ‘Die kan ruwweg twee kanten op: zich onderwerpen en vereenzelvigen met de meester, of in verzet gaan door weg te lopen of de meester vreselijk vleselijk te laten voelen dat slaven een slavenmacht vormen en daarmee zijn nachtmerrie zijn. Is de meester dan het suikerbeest geworden waar de slaaf begerig naar kijkt?’ Ha, ha, humor! Humor en werkelijkheid.
Een motief dat ook een grote rol speelt in de lezing van Antoine de Kom is de zwart-wit-verhouding wat huidskleur betreft: meesters waren meestal wit en slaven zwart. Dit gegeven heeft nogal zijn stempel gedrukt op etnische verhoudingen in het Caraïbisch Gebied tot op de huidige dag. Antoine de Kom zelf draagt beide in zich. Hij is namelijk licht van kleur en is dat als een uitdaging gaan zien. Grootvader De Kom trouwde een witte vrouw en Antoine’s vader ook weer. Hij ziet zichzelf als ‘een nazaat van beiden’ en vindt het belangrijk zijn eigen wortels bloot te leggen. In de wording van het individu herhaalt zich de wording van een gemeenschap. Antoine heeft bewondering voor zijn grootvader Anton, die stond voor: ‘Het afleggen van de slavenmentaliteit, het komen tot eigenwaarde’. Hij belichaamde de strijd tussen meester en slaaf vanuit de geestelijke positie van de slaaf. Hij vocht voor eigenheid, zelfwaardering en onderlinge verbondenheid. Maar hij verbreedde zijn streven ook: met ‘de vroegere overheerser’ (de Nederlanders) ging hij in verzet tegen ‘een nieuwe overheerser’ (de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog), het ‘monsterlijke gedrocht dat fascisme, nazisme, heet.’ Anton de Kom gaf zijn wezen voor de vrijheid van zijn volk en zijn leven voor de vrijheid van de mens, zowel blank als zwart. We weten dat Anton de Kom vanwege zijn verzet afgevoerd werd naar een concentratiekamp en overleed in 1945. Antoine de Kom heeft zijn grootvader dus niet persoonlijk gekend. Hij werd in 1956 geboren.
De eigen cultuur kan een tegenkracht zijn bij overheersing. Cultuur geeft vorm aan de eigen werkelijkheid. Slaven vormden hun eigen wereld met hun muziek, dans, verhalen. ‘De katibo heeft zijn tambú en die helpt hem om weer meester over zichzelf te worden.’ Het scheppen van eigen symbolen is een krachtig wapen! Maar ook al ontwikkelen de slaven eigenheid, ze blijven slachtoffers en dat geeft trauma’s, verwondingen die littekens achterlaten die er nu nog zijn. Waar slachtoffers zijn, zijn er ook daders. Ook zij dragen de gevolgen van hun daden met zich mee. Hoe komen ze daarmee klaar? De Kom kijkt naar de Nederlandse samenleving, waar hij deel van uitmaakt, met witte en zwarte mensen. Hoe proberen de ‘daders’ klaar te komen met hún trauma’s? Ze kunnen de daden uit het verleden loochenen, doen alsof ze niet bestonden. De daders kunnen ook baas blijven: ‘We hebben jullie toch je vrijheid geschonken!’ Dat laatste is wat Antoine de Kom absoluut afkeurt en hij kijkt dan ook met wantrouwen naar de herdenkingen van de afschaffing van de slavernij in Nederland. Meester en slaaf moeten loskomen uit hun worsteling. Een voorbeeld daarvan is de commotie rond de onthulling van het standbeeld van Anton de Kom in de Bijlmer op het naar hem genoemde plein. Het beeld is naakt. Roept het daardoor associaties op met een slaaf? Tegenstanders benadrukken de onwaardigheid ervan. Moet het beeld gekleed worden? Wordt het daardoor niet weer meester? En Antoine zegt: ‘Net zoals mijn grootvader mij waarschijnlijk onbedoeld witter maakte, zo heeft de kunstenares ons hier gedwongen anders naar het blote te kijken. Een mooi voorbeeld van ‘symboolverschuiving’.
Antoine de Kom kijkt ook naar het huidige Suriname, waar hij vaak komt omdat zijn ouders hier wonen. Hier vindt hij een harde waarheid: dat er in het land nieuwe meesters zijn opgestaan die de verhoudingen uit de tijd van de slavernij hebben herhaald, niet opgeheven. De geschiedenis wordt vooral in de media vaak vervalst en veel mensen durven niet openlijk te spreken over de situatie. De economie bloeit, maar bloedt. Het gaat om de exploitatie van bronnen die uitputbaar zijn (goud bijvoorbeeld). En drugshandel bloeit. Woord en symbool schieten tekort. De Kom haalt er de ‘hemel’ van Debrot bij. Een hemel die niet bestaat, waar begeerte en angst de mensen beklemmen, zolang er beknot wordt en ‘mensen dingen zijn’. Een oplossing? Ja, De Kom noemt die ‘sufri’, een onbaatzuchtige levenshouding, waarin vorm en wezen samenvallen, een houding die bevrijdt. ‘Sufri’ is voor eenieder die een vrije Surinaamse gemeenschap wil in en buiten Suriname, geweldloos, zichtbaar, enzovoort. ‘Sufri’ is geen programma, maar een open keten van principes. Antoine de Kom besluit met de woorden: ‘Onze innerlijke kracht kan het juk van onderwerping overwinnen. Nu en in de toekomst. De duistere zone hoort in het felle zonlicht van onze vastberadenheid weg te bleken. De gevallen engelen onder ons kunnen hun naakte schande niet blijven verhullen. Wij bepalen dat. Wij zijn onze eigen leiders.’

[Deze tekst is een samenvatting van de schriftelijke versie van de lezing, die we toegestuurd kregen. Helaas kunnen we niet even naar Amsterdam om zo’n lezing bij te wonen.]

[uit de Ware Tijd Literair, 29 juni 2013]

Antoine de Kom gaf derde Cola Debrotlezing

“Sorry voor het verleden” klonk ‘t afgelopen week uit monde van de Raad voor Kerken. Schoorvoetend hebben de protestantse kerken in Nederland haar excuses aangeboden voor haar steun aan de slavenhandel. De excuses komen op een strategisch moment omdat 1 juli aanstaande wordt herdacht dat 150 jaar terug de slavernij in Nederland werd afgeschaft. In het kader daarvan sprak dichter en forensisch psychiater Antoine de Kom de Cola Debrot-lezing uit afgelopen vrijdag 21 juni, in de Amsterdamse Openbare Bibliotheek, op uitnodiging van de Werkgroep Caraïbische Letteren. Hij werd ingeleid door mr. Joan Ferrier, voorzitter van de Stichting Herdenking Afschaffing Slavernij 2013.

Voor de Kom was het een buitenkans om zich eens niet via de poëzie of via psychiatrische behandelingen met een zware zaak bezig te houden, maar via de kunst van het essay. Met het schrijven van deze tekst treedt hij even in de voetsporen van zijn grootvader, Anton de Kom, de bekende Surinaamse vrijheidsstrijder die het standaardwerk Wij Slaven van Suriname schreef.

Antoine de Kom bracht een aantal van zijn jeugdjaren door in Suriname. Die als paradijselijk ervaren tijd, kwam in een geheel ander daglicht te staan, toen hij de gruwelen las die zijn grootvader Anton de Kom beschreef in Wij slaven van Suriname.

Sindsdien zijn de vragen van menselijke worteling en identiteit, van de betekenis van etniciteit en historie, van slavenleed en Caraïbische levensvreugde niet meer uit het denken van Antoine de Kom weg geweest. Zij werden de motor van een rijke verbeelding in poëzie en verhalen, en uiteindelijk in breder verband ook van een beschouwing van het kwaad in het menselijke brein. Als kleinzoon van de man die de geschiedschrijving van Suriname een definitief ander aanzien gaf, geeft Antoine de Kom een hoogst persoonlijke reflectie op zijn eigen positie en die van de twee culturen waarmee hij zich verbonden weet: de Caraïbische en de Europese.

De Koms lezing handelde over honderdvijftig jaar emancipatie en vooral ook zijn persoonlijke familiegeschiedenis binnen die context. Hij wist zijn toehoorders te boeien met een betoog over mogelijkheden van de eigen persoonlijke bevrijding. Naar De Kom luisterde een gemêleerd gezelschap van zo’n tweehonderd toehoorders: Surinamers, Antillianen en Nederlanders. Dit onderstreepte een onderdeel van De Koms boodschap: de noodzaak om naar elkaar te willen luisteren en in onbaatzuchtigheid (door hem sufri genoemd) de etnische scheidslijnen en historische zwarigheden te overstijgen.
Na het interview dat Michiel van Kempen de spreker afnam, ging het publiek aandachtig, betrokken en sereen met talloze vragen nog verder in op de inspirerende lezing.
Antoine de Kom in gesprek met de IKON, klik hier.

In de straten van de hemel

Derde Cola Debrot-lezing, a.s. vrijdag 21 juni 2013
Antoine de Kom, forensisch psychiater, dichter en kleinzoon van Anton  de Kom, houdt a.s. vrijdag de derde Cola Debrotlezing onder de titel ‘In de straten van de hemel’.
Twee citaten uit zijn tekst:
“Ik beschouw het probleem van de slavernij voor het gemak maar even als een zware zaak. Ik heb jarenlang zware zaken mogen doen zoals het heet. Ik onderzocht verdachten van ernstige misdrijven. Eigenlijk doe ik dat nog steeds, en deze zaak, die van de slavernij, een misdaad tegen de menselijkheid, is daar een voorbeeld van.
 
 
Slavernij heeft mentale gevolgen die de nazaten van slachtoffers en daders blijven beperken. Deze kunnen door culturele symboolvernieuwing en een onbaatzuchtige levenshouding worden geneutraliseerd. De trans-Atlantische Surinaamse gemeenschap kan verenigd blijven en in het land van de voormalige overheerser een voorbeeld zijn.”
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter