blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Talen

Surinaams-Nederlands

Woordenboek van de Surinaamse Bijdrage aan het Nederlands

Sinds de aanvang van dit studiejaar kent de subfaculteit Humaniora van de Anton de Kom Universiteit van Suriname (AdeKUS) een Masters-opleiding Nederlands, die onder leiding staat van bouwdecaan Dr. Renata de Bies. De Bies, in 2008 aan de Katholieke Universiteit Leuven gepromoveerd, is de samensteller van het Woordenboek van de Surinaamse Bijdrage aan het Nederlands (WSBN) evenals van het Prisma-woordenboek Surinaams-Nederlands.

Foto rechts: Renata de Bies

Op een vandaag in het kader van de Internationale Dag der Moedertalen door De Bies georganiseerd mini-symposium in het University Guesthouse van de AdeKUS, zijn de resultaten bekend gemaakt van een onder 397 respondenten van Surinaamse middelbare scholieren uit Paramaribo, Commewijne en Nickerie gehouden taalonderzoek. Uit dit onderzoek is gebleken dat het Surinaams-Nederlands een doorslaggevende rol speelt in onze multiculturele samenleving. Het Surinaams-Nederlands wordt verreweg het best beheerst en haalt op afstand de hoogste percentages op de onderzoeksdelen: taal die thuis wordt gesproken 22,4%, beste uitdrukkingstaal 61,5% en enige moedertaal 34,3%. Indien men meerdere talen als moedertaal mag aanwijzen, blijkt dat het Surinaams-Nederlands als enige taal in alle combinaties voorkomt. Alleen als scheldtaal haalt het Sranan hoge percentages, maar nog altijd níet méér dan het Surinaams-Nederlands. Dit onderzoek is uitgevoerd door studenten Nederlands aan het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL). Volgens De Bies is het Surinaams-Nederlands overal aanwezig en sluiten de gepresenteerde resultaten aan op een dergelijk in 2004 gehouden onderzoek

Wat leert ons dit onderzoek?

Om de onderzoeksresultaten te kunnen interpreteren zullen we eerst een definitie moeten geven van het Surinaams-Nederlands (SN). Die heb ik gehaald uit genoemd WSBN van De Bies: “Het Surinaams-Nederlands is de nationale variëteit van het Algemeen Nederlands (AN), gesproken door Surinamers in en buiten Suriname. Een gedeelte van het SN valt samen met het AN, het andere gedeelte is exclusief Surinaams. Dit Surinaamse deel is prominent aanwezig in de woordenschat. Op de andere niveaus van taal, zoals grammatica en stijl, is er ook sprake van Surinaamse eigen-aard-igheden.”

Over het ontstaan van het SN zegt De Bies: “Het SN is gesurinamiseerd Nederlands, een Nederlands dat zich heeft ontwikkeld in een proces van vernederlandsing dat met de leerplichtwet is begonnen. In dat proces heeft de Surinamer het Nederlands geautochtoniseerd. Het Nederlands werd in Suriname geïmporteerd en daarna werd het aangepast aan de communicatiebehoeften van de verschillende rassen en culturen die naar dit land zijn gebracht, met als resultaat het SN, trefpunt van rassen en culturen in Suriname.”

Sinds de verzelfstandiging van de Republiek Suriname in 1975 is de officiële taal het Nederlands, de taal die elk kind op school leert en waarin alle wetten en voorschriften worden uitgebracht, onontkoombaar dus voor elke Surinaamse burger. Maar zoals De Bies heeft opgemerkt, het in Suriname geïmporteerde Nederlands werd aangepast aan de communicatiebehoeften van de verschillende in het land aanwezige rassen en culturen en dat is de taal geworden die nu Surinaams-Nederlands heet. Los van het feit dat elke levende taal lééft, dus continu in ontwikkeling is, moet het door De Bies genoemde aanpassingsproces reeds lang als afgesloten worden beschouwd. Toch is te constateren dat het SN steeds meer afstand neemt van het AN en dat hoeft helemaal niet te verbazen, want er bestaat geen enkele bemoeienis meer vanuit Nederland (behalve dan de zinloze taaltips van de Nederlandse Taalunie), het SN is immers uitgegroeid tot een autonome taal, eenzelfde proces als zich in de loop der eeuwen heeft voltrokken in Zuid-Afrika. Tegen deze achtergrond is de vraag alleen nog maar wanneer het Surinaams-Nederlands de officiële voertaal wordt in Suriname, tenminste, als het kan standhouden tegen het oprukkende Engels in.

Ook Zuid-Afrikaans is een autonome taal

Zo bezien bevatten de resultaten van genoemd onderzoek weinig nieuws, het is zoals De Bies aan de hand van voorgaand onderzoek ook laat zien een logische ontwikkeling, een zich voortzettende trend. Wellicht kan zij met volgende onderzoeken gaan extrapoleren wanneer het punt bereikt zal worden dat SN inderdaad tot officiële voertaal kan worden geproclameerd. Niet onbelangrijk voor het ministerie van Onderwijs om daarop te kunnen inspelen, want met de taalvaardigheid en -beheersing van onze huidige voertaal is het bar slecht gesteld. Wellicht dat een tijdige ingreep in de lesprogramma’s een overgang kan vergemakkelijken en gelijktijdig op termijn de taalvaardigheid en -beheersing van de Surinamer op een hoger peil kan brengen. De Bies en haar Masters-opleiding Nederlands zullen er hun handen vol aan hebben.

Studenten Journalistiek verwerven kennis Sranantongo

De eerstejaarsstudenten Journalistiek ingeschreven bij de Academie voor Hoger Kunst en Cultuur Onderwijs (AHKCO), volgen sinds kort colleges in het Sranantongo, die verzorgd worden door Eddy van der Hilst, bestuurslid bij Sranan Akademiya (een gezelschap van personen, die zich beijveren om het Sranantongo te bestuderen en te propageren). Het gaat hierbij om twee gastcolleges, die de volgende week worden afgerond. Dit initiatief komt van de docent Creatief Schrijven en Taalvaardigheid in de Nederlandse taal, Henna Fung Loy. Dit vak richt zich hoofdzakelijk op het vermogen om de taal vaardig te hanteren (taalvaardigheid), de spelling, formulering en verder het schrijven van eigen producten door de studenten (creativiteit). Volgens Fung Loy is het voorstel voor deze lessen afkomstig van de ex-docent Nederlands aan deze academie Joan Muller. “Als aankomend journalist moet je soms ook wel een artikel in het Sranan kunnen schrijven. Het spreken is niet zozeer moeilijk, maar het schrijven wel”, benadrukt zij. Zelf heeft zij ook veel geleerd tijdens de sessies. “Ik dacht, dat ik veel wist over de taal”, zegt zij lachend. Over de studenten zegt zij, dat dezen zichtbaar enthousiast waren. “Aan de vragen was te merken, dat ze veel behoefte hadden aan de wijze, waarop je de taal schrijft en goed spreekt”, merkt zij op. Jennifer van Ewijk, eerstejaarsstudente op de opleiding, heeft de les als leerrijk ervaren. “Ik ben dingen te weten gekomen, die ik niet wist”, zegt zij over de schrijfwijze. Over het taalgebruik bij de opvoeding zegt zij, dat het spreken van het Sranan niet mocht van haar moeder. “Ik mocht geen Sranantongo praten, want mijn moeder vond het spreken van Nederlands bevorderlijk voor de schoolprestaties”, vult zij aan. Wandana Oedit, tweedejaarsstudente, die het eerste college ook heeft gevolgd, sluit zich aan bij de vorige spreekster. “Ik heb het als leuk en leerrijk ervaren. Het is niet zo gemakkelijk, een beetje ingewikkeld, maar toch kon ik het volgen. Ik moet eerlijk toegeven, dat ik een heleboel heb bijgeleerd, omdat ik qua Sranantongo niet zo sterk sta”. Ze besluit met te zeggen, dat de taal als vak ingesteld kan worden, “want 1 of 2 lessen zijn niet voldoende om de taal te beheersen”.

Voor Van der Hilst is het idee voor deze lessen prima bedacht. Hij vermeldt hierbij, dat er ongeveer 18 jaar geleden, voordat het instituut officieel geïncorporeerd werd, reeds lessen in het Sranantongo werden verzorgd door ex-docente Rellum, tezamen met het Sarnami en het Javaans. “Dit werd afgeschaft toen AHKCO officieel tot stand kwam”, gaat hij verder. Hij beschrijft de studenten tijdens de lessen als “enthousiast en verbaasd” en constateert verder, evenals Fung Loy, “een zekere mate van behoefte aan de schrijfwijze van de taal”. Daartegenover merkt hij op, dat niet alle studenten de taal machtig zijn. “Een deel kon mij bij het spreken goed volgen, een ander deel minder goed en de rest helemaal niet goed”, stelt hij vast. Over de taal in het algemeen stelt het bestuurslid, dat deze meer gesproken zou moeten worden. “Men gebruikt teveel hoge, geweldige Nederlandse woorden. Het gaat uiteindelijk om de informatie naar het publiek toe, waarom dan zulke moeilijke woorden en geen Sranan, wat een groot deel van de bevolking verstaat?”, vraagt Van der Hilst retorisch. Hij ziet ook graag een Sranantongo-versie van de lokale dagbladen “om ook de binnenland- en districtsbewoners, die het Nederlands niet machtig zijn, te bereiken”, besluit hij. Na het college kreeg elke student twee korte Nederlandse berichten uit een dagblad met de opdracht deze in het Sranan om te zetten. De docent Nederlands is voornemens om bij het aanstaand tentamen Spelling, enkele in het Sranan opgestelde zinnetjes te geven aan de studenten om het aangeleerde te toetsen.

In een besluit van 15 juli 1986, resolutie 4501, is de erkende spelling van het Sranan vastgelegd. De Sranan Akademiya is bezig met een onderzoek teneinde het Sranan als tweede voertaal in ons land in te stellen.

[uit De West, 9-2-2012]

Workshop over talentontwikkeling

In het voortraject van het Kinderboekenfestival 2012 organiseert de Nationale Stichting Kinderboekenfestival Suriname – in samenwerking met Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname – informatieve activiteiten voor ouders en opvoeders.

Op donderdag 16 februari 2012 is er de workshop ‘talentontwikkeling’ ter voorbereiding op het Kinderboekenfestival 2012, zo staat in een gisteren uitgegeven persbericht.

De workshop heeft tot doel ouders, leerkrachten, technieken aan te reiken om talenten bij kinderen te ontdekken en die talenten te stimuleren. Deze vindt plaats in het CCS-gebouw en de bijdrage is gesteld op SRD.5.

Deze workshop Talentontwikkeling te Paramaribo wordt ook gehouden op woensdag 22 februari en woensdag 7 maart. Het thema van het Kinderboekenfestival is www.welzijn en de slogan voor 2012 luidt: ‘Nu ik weet wat ik wil, ga ik blij op weg. Ik streef naar welzijn en doe echt mijn best!’

54 jaar Papiaments in de Staten

door Leoni Leidel-Schenk

Curaçao – Statenvoorzitter Ivar Asjes staat er vandaag bij stil dat het 54 jaar geleden is dat er voor het eerst Papiaments werd gesproken tijdens een Statendebat. “Dit is een belangrijke dag voor het parlement en voor iedere Curaçaoënaar”, vindt de Statenvoorzitter.

Eilandsraadslid Chano Margaretha van de Democratische Partij gaf op 8 februari 1958 aan dat hij niet langer Nederlands wilde spreken tijdens publieke debatten. Zo zouden de mensen die op hem hadden gestemd, hem niet kunnen verstaan. De Eilandsraad stemde na een discussie in met de keuze van Margaretha. “We moeten Chano Margaretha eren om zijn heroïsche daad”, aldus Asjes.

[van Versgeperst.com, 8-02-2012]

Papiamentu

by Bart Jacobs

This page was elaborated by Bart Jacobs, PhD student at the University of Munich (Germany), Linguistisches Internationales Promotions Programm (LIPP), in co-tutela with the University of Coimbra (Portugal).

Information on the language:

Alternative names: Papiamento (on Aruba); Papiaments (Dutch label)

Classification:

Papiamentu is a creole language whose classification as either Spanish- or Portuguese-based creole is controversial, due to its mixed Spanish-Portuguese lexicon.

Martinus (1996), Quint (2000) and Jacobs (2009) have revealed linguistic ties with the Portuguese-based creoles of Upper Guinea, as spoken on the Cape Verde Islands and in Guinea-Bissau / Casamance. The nature of these ties warrants sub-grouping Papiamentu within the branch of Upper Guinea Portuguese Creole. For this branch, Quint proposed the French label Créoles Afro-Portugais de l’Afrique de l’Ouest.

Main dialects:

Papiamentu can roughly be subdivided into three dialects, corresponding to the three islands on which it is spoken: Papiamentu, Curaçao (/ Curaçoleño; appr. 120.000 speakers); Papiamento, Aruba (/ Arubiano; appr. 60.000 speakers); Papiamentu, Bonaire (/ Boneriano; appr. 10.000 speakers). The dialectal differences concern the lexicon, phonology and (though rarely) morphosyntax, but never impede mutual intelligibility.

[vervolg op sorosoro, klik hier]

Suriname Heritage Festival in aantocht

Het tweede Suriname Heritage Festival wordt dit jaar wederom gehouden in het district Commewijne, geconcentreerd in het Fort Nieuw Amsterdam. De behoefte aan een dergelijke activiteit is uit het eerder gehouden festival, zowel nationaal als internationaal, daadwerkelijk gebleken. Zaken, die verbetering behoeven worden meegenomen en hierin gaat onder meer om de locatie, de concentratie van de activiteiten op één plek. De succesvolle activiteiten zijn onderdeel van het festival. Zo is een groep ondernemers, die aan het eerste evenement hebben meegedaan, getraind door IntEnt Suriname en hebben enkele intussen hun bedrijfsplan afgerond. Dit is een blijk van de doelen van het festival, namelijk een basis leggen voor het creëren van een derde toerismeseizoen voor Suriname, opdat er een structurele bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van de economie in het algemeen en de toerismesector in het bijzonder. Hierbij is de ontwikkeling van innovatie en creativiteit in lokaal ondernemerschap en het creëren van werkgelegenheid direct of indirect gekoppeld aan de toerismebranche, van eminent belang. Heritage toerisme als ‘s werelds grootste vorm van toerisme draagt bij aan de ontwikkeling van de lokale gemeenschappen, die authentieke gewoonten, cultuur en kunst alsook hun natuurlijke omgeving behouden hebben. Het streven is om een bijdrage te leveren aan deze vorm van gemeenschapsontwikkeling, dat onlosmakelijk verbonden is aan het geheel.

Het festival wordt gehouden op 3 en 4 maart a.s.

[uit De West, 6/7 januari 2012]

Rood iets

door Armand Snijders

„Wat doen jullie daar?” Ik dacht dat de toon waarop ik het zei voldoende was om een ieder met kwalijke bedoelingen de stuipen op het lijf te jagen. Maar de twee creoolse knaapjes, naar schatting vier en zes jaar oud, waren totaal niet onder de indruk. Ze waren aan het rommelen aan de buitenzijde van de muur om onze tuin en hadden kennelijk geen kwaadaardige plannen. Ze waren de rust zelve toen ik ten tonele verscheen. „Die jongen zag dat rood iets”, sprak de oudste van de twee.

Wat ze nou zochten was mij onduidelijk. „Zag je een beestje?” probeerde ik. Ik wist dat het een domme vraag was. Want beestjes zijn er genoeg in Suriname, maar een roodkleurig beest dat in de stad rondbanjert, kon ik mij niet voor de geest halen. Maar ja, die knaapjes zijn evenals ik geen bioloog, dus dat mijn vraag op zijn minst dom was, hadden zij niet door. Hun antwoord was ontkennend.

„Is het iets om te eten?” probeerde ik toen, wetende dat Surinamers altijd direct in actie komen als er iets te eten te halen valt. Misschien was er iets smakelijks van onze bomen gevallen. „Nee”, lachte de oudste om zo veel onbenul. Speelgoed was het ook niet, zo bleek uit het vervolg van de communicatie. Ze bleven plakken, zonder duidelijk te kunnen maken waar ze nu naar op jacht waren.

Plots dook een vrouw op, vermoedelijk de moeder. Ze zei niets maar wees nadat ik vroeg of ik haar kon helpen op de twee kinderen. Die hoorden dus bij haar. „Wat zoeken jullie?” vroeg ook zij, op de gebruikelijke argwanende en bijna boze Surinaamse toon. „Zo’n rood iets ding, ik weet niet wat het is”, zei de jongste. De moeder was het zat en trok het knaapje aan zijn korte kroesharen mee, want thuis pruttelde het eten op het vuur.

Al met al een ontmoeting met een knap onbevredigende ontknoping. Het blijft toch even door je gedachten spoken wat het jeugdige duo met dat ”rood iets” bedoelde. Ik zal het waarschijnlijk nooit te weten komen. Maar het riep bij mij ook weer eens de vraag op hoe Nederlands het Nederlands nog is dat in Suriname wordt gesproken. Vast staat dat het door de jaren heen steeds meer wordt aangetast door invloeden, die nog het best terug te voeren zijn naar de rijke etnische samenstelling en bonte geschiedenis van het land. Van zuiverheid is allang geen sprake meer. In de loop der eeuwen heeft zich een Nederlandse taal met een vreemd tintje ontwikkeld, het Surinaams-Nederlands.

Vooral met de formulering van zinnen in de juiste volgorde hebben Surinamers doorgaans grote problemen. In alle klassen, van rijk tot arm, van jong tot oud, van afgestudeerd tot ongeschoold, van Hindoestanen tot Creolen en van Javanen tot Indianen, struikelt men over de zinsconstructies en voegt men nieuwe woorden toe aan de officiële taal.

Het meest waarschijnlijk is dat in de toekomst het Surinaams-Nederlands terrein gaat winnen ten aanzien van het Nederlands. Dat gebeurt nu al heel geleidelijk aan. Het is een taal van niemand, een verbasterd Nederlands met wat ingrediënten van alle bevolkingsgroepen. Maar zelfs dat Surinaams-Nederlands zal nooit een zuiver karakter krijgen omdat iedere etnische groep de eigen traditionele taal blijft spreken. Zo kan bijvoorbeeld in één kort gesprek tussen Javanen het (Surinaams-)Nederlands, Sranantongo (Surinaams) en Javaans gesproken worden. Maar ook dat Javaans wijkt weer af van wat oorspronkelijk op Java wordt gesproken omdat het in de loop der decennia is beïnvloed en zich ontwikkelt tot een Surinaams-Javaans.

Het maakt Suriname tot een opmerkelijke talenbrij, waarin het Nederlands vooralsnog de bindende factor blijft. Maar zelfs die bindende factor kan ervoor zorgen dat er onduidelijkheden blijven bestaan. Zodat ik nooit te weten zal komen wat nu dat ”rood iets” is geweest aan de buitenzijde van de muur van onze tuin.

[uit Reformatorisch Dagblad, 05-06-2007]

Pim de la Parra antwoordt Arlette Codfried

Bestelieve Arlette,

Dank voor je mailbericht, waardoor ik de website {www.schrijversgroep77.org} kon begluren en de twee artikelen van jouw hand kon lezen.

Opvallend is dat de titel van het tweede deel verschilt van die van het eerste.
De eerste titel “Suriname gaat ten onder aan domheid” is taalkundig veel pakkender dan de tweede: “Suriname gaat aan domheid ten onder.”

Je vrees dat Suriname aan domheid ten onder zal gaan geldt voor alle landen op aarde en dus voor de totale wereldbevolking. Het is ook geen verschijnsel dat zich voor het eerst in de menselijke geschiedenis voordoet; het bestaat al lang voor de uitvinding van de boekdrukkunst. Vijfhonderd jaar geleden schreef Desiderius Erasmus er over in Lof der Zotheid. Domheid, in de zin van onwetendheid, is zelfs de meest kenmerkende eigenschap van onze soort, de human animal.

Een schrijver is iemand die een compleet beeld heeft verworven van de wereld van illusies waarin hij/zij leeft en van de mate waarin de zintuigen ons zelfbedrog veroorzaken. Dat doet hij/zij idealiter door kennis te nemen van schrijvers uit alle andere culturen. Wat tegenwoordig subliem mogelijk is, omdat vrijwel elke interessante roman of elk interessant essay – waar ook vandaan – al heel snel in het Engels is te lezen, en vaak genoeg ook in het Nederlands.

Zo’n schrijver wordt auteur wanneer er een kwantumsprong in Bewustzijn is volbracht: de overdreven aandacht voor de buitenwereld kantelt vanzelf en richt zich voor het eerst naar de binnenwereld.

De auteur wordt geboren wanneer de schrijver/schrijfster zoveel afstand van zichzelf (- zeg maar: van “zijn/haar” vermeende IK-identiteit & dus van zijn/haar Ego-structuur -) kan verwerkelijken, dat hij/zij opeens, zomaar & vanzelf. de zogenaamde subject-object-verwarring kan doorzien. En er de keuzeloze getuige van kan zijn, zonder enig willen… Dan is er pas sprake van een Kwantumsprong in Bewustzijn.

{{ Opmerkelijk is dat de Woordenlijst Nederlandse Taal, Het GROENE Boekje, dit woord “kwantumsprong” nog niet vermeldt. }}

Het meest pijnlijke vond ik tijdens het lezen dat “jij” nog steeds zo slordig omspringt met de taal waarin jij je toch het meeste uitdrukt: het Nederlands. Dat liet me denken aan een bekende uitspraak van Confucius: “If language is not correct, then what is said is not what is meant.” De tientallen taal-, schrijf- & stijlfouten in je twee artikelen doen mij als welwillende lezer – die jou notabene een warm hart toedraagt – erg veel pijn aan de ogen, zogezegd.

Daarmee ontkracht jij automatisch niet alleen je idealistische betoog, maar beschadig jij ook je eigen reputatie en betrouwbaarheid als schrijfster. Om maar niet te stellen dat ongecorrigeerde publicatie van deze twee artikelen op de website van een nationale SCHRIJVERSGROEP als “heel dom” kan worden beoordeeld…

Je geschrijf over “domheid” kaatst dus terug naar deze Surinaamse literaire vereniging; alsook naar jezelf, de Surinaamse schrijfster die niet eens de moeite neemt om haar teksten op deze letterkundige website te zuiveren van slordig taalgebruik…

Ook ontgaat het je kennelijk dat “jij” in je betoog zeer gedateerde, naieve romantische & idealistische motieven gebruikt ter staving van je vermeende inzichten in de “domheid” van alle Surinamers & van het land Suriname als natie.

Laat me de moeite nemen om een passage te citeren uit een opmerkelijk essay van Connie Palmen, getiteld Het geluk van de eenzaamheid, ondertitel: Over de roman, verschenen in 2010 bij uitgeverij Athenaeum Polak & Van Gennep, waarmee ik hoop over te dragen dat jouw ideeën over literatuur, & wat literatuur behoort te zijn, op zijn minst zeer gedateerd zijn te noemen.

Ook talloze andere tekstcitaten zou ik kunnen benutten, van Engelse, Franse, Duitse, Spaanse, Portugese, Poolse, Amerikaanse, Argentijnse en zelfs Surinaamse {!} & Antilliaanse (roman)auteurs, essayisten & taalwetenschappers, maar ik blijf liever binnen onze gemeenschappelijke Nederlandse taalomgeving, puur vanwege het gemak.

Onderstaand citaat valt te lezen op een van de laatste pagina’s (113) van bovengenoemd essay van Connie Palmen: “Onderwijzers, leraren, wetenschappers, recensenten, professionele critici en politici hebben een andere taak dan de kunstenaar. De roman is geen opvoeder van kinderen, hij is geen historicus, docent of journalist en al helemaal geen dienstmaagd van een tijdelijk landsbestuur. Kunst is autonoom. Juist omdat de literatuur, in tegenstelling tot de lectuur, zich niet bekommert om haar effect en, omdat ze origineel is, er geen idee van heeft wie ze zal bereiken en hoe een publiek zal reageren op een roman, kan zij niet dienen. Voor het originele bestaat geen markt. De schrijver dient de literatuur, de literatuur dient niemand.”

Geachte Arlette, het is niet mijn oogmerk om jou als persoon te kwetsen met behulp van neo-postmoderne literatuurconcepten uit Europa. Met deze brief reageer ik spontaan op de van jou ontvangen link naar de website van Schrijversgroep 77, ter aanbeveling van het lezen van jouw stukjes over domheid.

Als jij kunt inzien hoe “dom” het is om je te bekommeren over de “domheid” van anderen – van mensen, dingen & verschijnselen in je buitenwereld – dan leg je tenminste een basis voor het onderzoek naar je “eigen” domheid.

En dan zal je wellicht kunnen ontdekken dat het jouw eigen domheid is, die “jij” op anderen – op de buitenwereld – hebt geprojecteerd. Wat we menen te zien/denken/voelen/zeggen/schrijven/zingen… dat zijn we zelf.

The thinker is the thought. De denker & de gedachte zijn een & hetzelfde fenomeen.

# Deze brief verzend ik zoals je kunt zien in cc aan de voorzitter van Schrijversgroep 77, Ismene Krishnadath.

# Ook zal ik op een later tijdstip afschrift hiervan sturen naar enkele bevriende Surinaamse schrijvers/schrijfsters & literatuur-kenners & -liefhebbers, van wie de meesten ook tot de Schrijversgroep 77 behoren.

Het is mijn vertrouwen je hiermee uiteindelijk een ultiem genoegen te doen, lievebeste Arlette Codfried.

Dank voor je aandacht,

Parra de la Pim Sr.Jr.

[28 januari 2012]

Papiaments in de wereldkijker

Is het verruimen van onze blik en het toelaten van diversiteit een verrijking
of een verarming van onze persoonlijkheid? Het is zonder enige twijfel een verrijking
omdat het ons toelaat tot de overvloed van het universum.
Victor Segalen 1908 (Marine-arts, entograaf, linguïst 1978-1919)

Papiamentu en het Arubaanse Papiamento hebben een wereldbeschermheer in de organisatie Sorosoro gevonden. Sorosoro maakt zich sterk voor taal en dan in het bijzonder voor talen die slechts door heel weing mensen gesproken worden, als je dat beziet op aantallen in de zin van de wereldbevolking. ‘Sorosoro’ betekent adem of taal in het Araki dat nog maar door acht mensen op de wereld gesproken wordt. In Vanuatu, een klein plaatsje in de Pacific. Niet voor niets is voor dit woord gekozen als de naam voor het programma dat talen die dreigen uit te beschermen. En ookal weet de organisatie dat het onmogelijk is alle zesduizend talen die gesproken worden op de wereld te behouden, zij streeft ernaar zoveel mogelijk te behouden en te documenteren.

Op de website van Sorsoro is een bijdrage te vinden van de Duitse student Bart Jacobs die zich heeft verdiept in het Papiaments. Het onderzoek dat hij deed viel in het kader van een liguistisch promotieonderzoek dat hij uitvoerde in samenwerking met de universiteit van München en die van Colmbra in Portugal. Volgens het onderzoek van Bart Jacobs zijn er naar schatting 270.000 mensen die Papiaments spreken en hoeven we ons voorlopig geen zorgen te maken over het uitsterven ervan. “Papiaments heeft een groot prestige onder de bevolking, heeft een eigen spelling en is volop aanwezig in woord en geschrift.” Jacobs geeft in zijn bijdrage aan Sorosoro een korte linguistische en historische toelichting op het Papiaments.

Sarnámihuis kan voorlopig doorgaan

Het Sarnámihuis in Den Haag lijkt voorlopig gered. De gemeente maakte vorig jaar bekend alleen nog subsidie te verlenen als de instelling kon aantonen een breed publiek in Den Haag te kunnen bedienen. Verder moet er worden samengewerkt met andere cultureel maatschappelijke organisaties.

lees verder…

La libreta

door Mirte Groos

Wanneer begin je deel uit te maken van een cultuur, als je in een land woont dat niet je eigen land is? Wanneer merk je dat je meer bent geworden dan een buitenstaander? Een belangrijke indicator is de taal. Zo ook in Latijns Amerika; hoewel meer dan de helft van de landen op het continent Spaans spreekt, draagt het accent van elk land duidelijke culturele boodschappen. Van alle latino’s zijn de Cubanen het meest met het Spaans aan de haal gegaan. Hierbij moet ik benadrukken dat Cubanen slechts taalkundig gezien latino’s zijn. Cubanen zijn Caribeño’s, geen latino’s. Woest worden ze, als ze met latino worden aangesproken: “Stomme kleine plofkoppen” en “macho’s”. Ze willen zich duidelijk onderscheiden van het Latijns-Amerikaanse continent.

Dat is terug te zien in hun taalgebruik. Toen ik in Mexico studeerde, had ik balletles van een man die ik nooit begreep. Andere docenten kon ik prima volgen, maar bij hem was het me een raadsel wat hij vertelde. Na een aantal weken sprak ik mijn verwondering uit bij een van mijn medestudenten. “Geen zorgen!” zei ze, “hij is Cubaan. Wij begrijpen ook niets van wat hij zegt.” Toen ik voor het eerst in Cuba was, had ik last van hetzelfde probleem. Ondertussen gaat het beter, vooral bij één op één gesprekken. Maar als mijn vrienden met elkaar een discussie voeren, haak ik snel af, omdat ze beginnen te ratelen als een gek en veel callejero, straattaal, gebruiken, waar voor mij geen touw aan vast te knopen is.

Hoewel ik soms complimentjes krijg dat ik praat als ‘een echte Cubaanse’, zal doorgaan voor een Cubaanse voor mij onmogelijk zijn, met mijn blonde haar en Hollandse gelaatstrekken. Toch doe ik er moeite voor zoveel mogelijk Cubaans te lijken, voornamelijk uit eigenbelang. Hoe Cubaanser ik overkom, hoe minder opmerkingen – van “taxi, lady?” tot “boyfriend, lady?” – ik op straat naar mijn hoofd geslingerd krijg. Daarom kleed ik me hier vrouwelijker dan in Nederland. Ook meet ik me de Caribische pas aan; ik wandel in een tempo dat ongeveer vijf keer lager ligt dan mijn Hollandse holstap. Dat is niet zonder resultaat. Loop ik á la Holandesa, krijg ik ongeveer twee opmerkingen per minuut toegeworpen, loop ik in Cubaanse tred, is het er een elke vijf minuten.

Zo begin ik me stukje bij beetje de taal en cultuur van het eiland eigen te maken. Tegenwoordig haal ik zelfs brood met de libreta, het rantsoenenboekje waarmee de Cubanen elke maand bepaalde basisvoedingsmiddelen kunnen halen en dat heilig voor ze is. Mijn vriendengroep bescheurde zich toen ze hoorde dat ik brood meekrijg als ik het boekje laat zien en zei: “Kijk, nu wordt je écht een Cubaanse.” Ik gloeide van trots. De volgende dag bewees ik dat ik misschien Cubaans kan lijken, maar dat ik dat nog lang niet ben. Ik liet mijn libreta bij de bakker liggen.

[van LA Chispa]

Nigger

door Peter Breedveld

Blanken die zeuren dat ze zwarten geen ‘nigger’ mogen noemen, maar zwarten elkaar wél, vond ik altijd te dom zelfs voor de Ku Klux Klan. Maar de laatste tijd zie ik het ook bij mensen, wier intelligentie ik altijd hoog achtte, dus ik leg het nog een keer uit.

Nigger’ is oorspronkelijk een denigrerend scheldwoord van blanken voor zwarte slaven en hun nakomelingen. Het herinnert aan de tijd dat zwarten werden gezien en behandeld als lastdieren, het is een vernedering van de onderdrukte door de onderdrukker.

Voor zwarten is ‘nigger’ een geuzennaam geworden. Als zij elkaar ‘nigger’ noemen, is het een sarcastische verwijzing naar de tijd dat zwarten in blanke ogen niet meer waren dan lastdieren. Het is nogal misplaatst om daar als nazaat van de slavenhouders aan mee te doen. Je gaat toch ook niet grappig lopen doen over de Jood Süss? Bovendien kan een zwarte, die door een andere zwarte ‘nigger’ wordt genoemd, riposteren met hetzelfde scheldwoord.

Nu zijn er ongetwijfeld blanken die zeggen dat een zwarte, die door een blanke voor ‘nigger’ wordt uitgescholden, kan terugslaan met ‘cracker’, of ‘honkey’: ‘bleekscheet’. Maar die woorden hebben niet dezelfde historische beladenheid als ‘nigger’.

Zwarten vormen nog steeds de meest onderdrukte bevolkingsgroep, op vrouwen na. Wie zegt dat dit niet waar is, vindt dat het zwarte bevolkingsdeel zijn achtergestelde positie aan zichzelf te danken heeft: lui, wentelend in het slachtofferschap, misschien zelfs wel behept met een genetisch bepaald, lager IQ. Dat is ondubbelzinnig racistisch en getuigt van weinig historisch besef.

Blanken zijn nog altijd de onbetwiste heersers, de onderdrukkers. Het zijn steeds weer gekleurde volkeren die door de blanke Verenigde Staten worden aangevallen en bezet. In het bezettende leger zitten nogal wat zwarten en andere etnische minderheden. Die sneuvelen in dienst van de blanke hegemonie. Studeren en op de beursvloer de wereldeconomie naar d’r grootje werken, is vooral een blanke aangelegenheid.

De 23-jarige historicus Rutger Bregman is een vertegenwoordiger van de heersende klasse: blank, man, hetero, en bovendien lid van een stroming die net zo bespottelijk als aanmatigend is, namelijk die der blanke, heteroseksuele mannen die serieus menen te worden achtergesteld ten voordele van vrouwen, homo’s, etnische minderheden en ‘uitkeringstrekkers’. De GeenStijl-mannen, zogezegd.

Die zitten in een uiterst beklagenswaardige positie, want de privileges, die blanke, heteroseksuele mannen zo’n drieduizend jaar hebben genoten, worden tegenwoordig niet meer door iedereen als vanzelfsprekend gezien, en nu mogen ze ook al geen ‘niggabitch’ meer zeggen tegen een zwarte vrouw!

In de Volkskrant meent Bregman keihard in verzet te moeten gaan tegen dit Grote Onrecht, met een kennelijk grappig bedoeld stuk waarin zwarten nog eens extra nadrukkelijk worden uitgescholden voor ‘nigger’ en ‘niggabitch’, waarin iemand (maar wie, is me niet duidelijk, want echt lekker schrijft Bregman niet) voor ‘pinda’ wordt uitgemaakt, waarin Bregman stelt dat racisme niet bestaat en dat er dus ook maar niet over moet worden gezeurd over hoe we ‘onze bruine medemens’ moeten noemen (wat dacht je van zijn of haar voornaam, botte eikel?), en waarin hij – hohoho! – ‘vrouwen, migranten en gangster-rappers-in-opleiding’ aanduidt als ‘de kansarmen van onze samenleving’.

Dat vrouwen ‘kansarm’ zouden zijn, pikte onze eigenste Jacqueline Makbouli niet. Ze schreef er een pittig antwoord op, die werd doorgeplaatst op uw favoriete fundamentalistisch-hedonistische webmagazine. De reacties op haar stuk zijn op Frontaal Naakt vrij beschaafd, ik mag wel zeggen dankzij het snoeiharde en zeer arbeidsintensieve moderatiebeleid van Uw Hoofdredacteur, en vooral ook zijn beeldschone, charmante, hyperintelligente en multigetalenteerde geliefde.

Maar op haar eigen webstek liet Makbouli duizend bloemen bloeien en dat was weer zeer leerzaam. Om te beginnen omdat Makbouli het nadrukkelijk had over Bregmans seksisme, en veel reageerders in haar betoog klaarblijkelijk een stuk over racisme meenden te hebben gelezen. Ik durf te wedden dat ze niet reageerden op de inhoud van Makbouli’s stuk, maar op haar exotische naam (dat overkomt de half-Marokkaanse Makbouli wel vaker). Vandaar dat ze door reageerders werd aangesproken als ‘kleurling’ en ‘allochtoon’ en dat er reacties staan als ‘Als aids een kleur had was het negerbruin’.

Jawel, neem de blanke heteroman zijn favoriete speeltjes af en alles is geoorloofd. Dan gaat-ie schuimbekken dat AIDS ‘negerbruin’ is.

Ik heb de afgelopen twee maanden een aantal stukken geschreven over het welig tierende racisme in Nederland, onder andere met betrekking tot het racisme van Zwarte Piet. Veel, erg veel blanke mannen reageerden daarop met de mededeling dat geen van de zwarte mensen, die zíj kenden, er een probleem mee had. Ook bij de niggabitch-discussie werd dit argument vaak te berde gebracht.

Welnu, dan breng ik deze drogargumentatie ook maar in stelling: de zwarte (ik spreek zelf liever van ‘bruine’, maar ‘zwarte’ lijkt de gangbare term te zijn) mensen die ík gesproken heb (waaronder een innige jeugdvriendin), nemen wel degelijk aanstoot aan Zwarte Piet en van dat ‘niggabitch’ krijgen ze het helemaal te kwaad. Ook kreeg ik via Twitter en Facebook veel steunbetuigingen en bedankjes van zwarte mensen.

Eén van hen, eveneens een dierbare vriendin, een prachtige zwarte vrouw, leerde een harde les toen ze zich op Twitter in de discussie mengde. In no time kreeg ze het blanke GeenStijl-gajes op haar nek, waaronder PowNed-secretaris Jan Bennink en de journalist Arnoud Veilbrief. Die laatste gooide voor straf wat informatie over het persoonlijke leven van mijn vriendin op het Internet.

Vinden de blanke mannen het gek dat de zwarten in hun omgeving geen kritiek durven te hebben? Je wordt als uitgesproken zwarte meteen aan de schandpaal genageld, vernederd door onze kwaliteitskranten en gebrandmerkt als oorzaak van de ziekte AIDS. Je moet wel heel sterk in je schoenen staan om stand te houden tegen zo’n lawine van verbaal geweld en intimidatie.

Overigens vindt Peter Breedveld dat mensen, die andersdenkenden intimideren en bedreigen, geen democratieprijs horen te krijgen.

[van Frontaal Naakt, 7-1-2012]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter