blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Talen

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (VI en slot)

door Fred de Haas

De strijd tussen het Spaans en het Quechua

Toen de Spanjaarden onder leiding van Pizarro de Inca’s in Perú, dank zij de burgeroorlog tussen de aanhangers van Atahuallpa en zijn halfbroer Huascar, hadden verslagen, brak er een taalstrijd uit tussen het Spaans en de ‘lengua general’ (de algemene taal) die door de Inca’s werd gesproken, het Quechua. Het Quechua had één groot nadeel: het was geen geschreven taal. In 1550 had Karel V (in Spanje heet hij Carlos I) de eerste wet uitgevaardigd met betrekking tot het onderwijs in het Spaans (Castellano): ‘Como una de las principales cosas que Nos deseamos para el bien de esa tierra es la salvación y instrucción y conversión a nuestra santa fe católica de los naturales de ella y que también tomen nuestra policía y buenas costumbres; y así tratando de los medios para este fin se podrían tener, ha parecido que uno de ellos y el más principal sería dar orden como a esas gentes se les enseñase nuestra lengua castellana, porque sabida está, con más facilidad podrían ser doctrinados en las cosas del Santo Evangelio y conseguir todo lo demás que les conviene para su manera de vivir’. (vert. ‘Als een van de voornaamste dingen die wij willen voor het welzijn van dat land is de verlossing van de inheemse bevolking door het onderwijs in en de bekering tot ons heilige katholieke geloof en dat zij ook ons bestuur en goede gewoonten overnemen; en met betrekking tot de middelen die voor dit doel aangewend zouden kunnen worden leek het dat een van die middelen en wel het voornaamste zou zijn bevel te geven dat die mensen moeten worden onderwezen in onze Kastiliaanse taal, omdat het bekend is dat ze zo makkelijker zouden kunnen worden geïndoctrineerd in zaken van het Heilige Evangelie en verder alles zouden kunnen verkrijgen dat geschikt is voor hun manier van leven’).

In de tweede helft van de 18e eeuw werden er zelfs wetten uitgevaardigd tegen de Quechua taal- en cultuur. Maar de kennis van het Spaans bleef gering en als de mensen al Spaans spraken dan was het duidelijk te horen dat hun moedertaal Quechua was. Aan het eind van de negentiende eeuw sprak meer dan 80% van de bevolking van Perú Quechua. In de tweede helft van de 20e eeuw sprak 60% zowel Quechua als Spaans en 40% alleen maar Quechua. In sommige gebieden, bijvoorbeeld in de Argentijnse provincie Salta en de Mantaro vallei in Perú, had het Spaans duidelijk de invloed ondergaan van de taalstructuur van het Quechua. Als men in het Spaans zei ‘ik ga naar het huis van mijn moeder’ dan vertoonde die zin de kenmerken van het Quechua: ‘De mi mama en su casa estoy yendo’ (= van mijn moeder naar haar huis ben ik op weg). In correct Spaans zou men hebben gezegd: ‘Voy a la casa de mi mamá’. Een ander voorbeeld is het gebruik van ‘qué haciendo’ (wat doende) en ‘qué diciendo’ (wat zeggende) in de betekenis van ‘hoe’ en ‘waarom’: ¡ Qué diciendo te ponés el saco! Waarom trek je dat jasje aan! Of: ‘No sé qué diciendo les dije que no iría’ (ik weet niet waarom ik hun vertelde dat ik niet zou gaan).

Oorspronkelijke inheemse talen

Bij de volkstelling van 2005 bleken er in Colombia 87 volken te wonen die behoorden tot 13 taalfamilies en 64 talen spraken. Dit betrof ongeveer 3% van de bevolking. Meer dan één miljoen. In Ecuador spreekt 1% van de bevolking 12 inheemse talen. In Perú spreekt 16% Quechua en 3% Aymara. Bolivia heeft een bevolking die voor 50% inheems is. Ongeveer 25% spreekt Quechua (± 2 miljoen) en 18% Aymara (± 1½ miljoen). U begrijpt dat men indertijd bij de onafhankelijkheid gekozen heeft voor het Spaans als de verbindende taal, de lingua franca. Heden ten dage zijn het Quechua en het Aymara bedreigde talen. Luistert u maar naar: Quechua y Aymara en peligro en Perú y Bolivia, you tube. Als u een klein meisje uit Ayacucho in Perú in Quechua wilt horen zingen, tikt u dan de volgende link in: peru,ayacucho,niños cantando en quechua, you tube. Of wilt u een lesje Quechua? Tik dan in uw browser de volgende link: Quechua Lesson – Runasimi Part I of II, you tube. Als intikt: Las Lenguas del Perú (1/2), you tube, dan zal u verwonderd zijn over het aantal inheemse talen dat in Perú nog wordt gesproken.

Spaans in het Andesgebied

Over het algemeen wordt in het Andesgebied de eind-S in een woord wel uitgesproken. De dubbele L wordt een Y (YEÍSMO). De dubbele R klinkt weer als een zachte ZR. ‘Carro’ wordt [cazro]. Natuurlijk zijn er ook tal van woorden uit het Quechua overgenomen. Leuk om te weten is dat ook het woord ‘Ñapa’ uit het Quechua komt en ‘toevoegsel’ betekent. Een goedgekozen naam voor de bijlage van de Curaçaose krant de Amigoe di Curaçao. In een land als Colombia spreekt men behalve het Spaans van het Andesgebied (español andino serrano) op zijn minst drie andere ‘soorten’ Spaans: het Spaans van de kuststreek (español costeño), het Spaans van het Amazonegebied (español amazónico) en het Spaans van de llanos (español llanero). Het Spaans van het kustgebied heeft veel overeenkomst met het Spaans van het Caribisch gebied. Een D tussen twee klinkers wordt niet of nauwelijks uitgesproken : ‘cansada’ (moe) wordt [cansaa]. Ook is er een sterke neiging om neusklanken te maken: ‘también’ (ook) wordt [tangbyeng]. De S verdwijnt vóór een medeklinker en wordt uitgesproken als een ‘H’: ‘costeño’ wordt [coHteño). In het Andesgebied (Ecuador, Perú, Bolivia) laat men de klinker tussen twee medeklinkers vallen: dientes wordt [dient’s]. De RR klinkt weer als een zachte SR: ‘carro’ wordt [cazro]. Het gebruik van Usted en Ustedes voor ‘je, jou’ is wijdverbreid. Verkleinwoorden vind je op –ito en heel veel op –ico, in woorden waar de gewone Spanjaard dit nooit zou gebruiken: In plaats van ‘Eso’ (dat) hoor je vaak ‘esito’ (lett: ‘datje’), ‘allá’ (daar) kan makkelijk ‘allacito’ lett: ‘daartjes’) worden en als iemand iets goed heeft uitgelegd dan heeft ie dat ‘bien’ (goed) of ‘biencito’ (lett: ‘goedjes’) gedaan. ‘No más’ wordt te pas en te onpas gebruikt, als een stoplap: ‘Aquí no más vivo’ (hier woon ik), ¿qué no más debemos hacer? (wat moeten we doen?) .

Waar je in Colombia en Ecuador een zwakke uitspraak van de B, D en G vindt en een geaspireerde Jota [H], vind je in Perú en Bolivia juist een sterke B, D en G en een sterkere Jota. In Colombia wordt de S vaak als een H uitgesproken: nosotros wordt [nohotro], ‘una señora’ wordt [unaHeñora]. In Ecuador klinkt de S vaak als een Z:’los amigos’ wordt [lozamigos]. In het Amazonegebied vinden we weer andere manieren van uitspreken. ‘pescado’ wordt daar [pescato] en het wederkerend voornaamwoord ‘SE’ (= zich) wordt gebruikt bij elke persoon: ‘Voy a lavarse’: ik ga zich (= me) wassen; ¿vas a lavarse? : ga je zich (= je) wassen?

Het Spaans dat in de vlakten (llanos) wordt gesproken vertoont soms overeenkomsten met het Argentijns. Je hoort daar vaak ‘vos’ als persoonlijk voornaamwoord voor ‘jij, je’ of ‘u’, gevolgd door een zwakke verbuiging: ‘vos tenés’ (u heeft). Het gebruik van ‘Vos’, het zogenaamde ‘Voseo’ vind je in het hele Andesgebied en speciaal in Argentinië, Paraguay, Uruguay, Oost-Bolivia, Zuid-Mexico en Midden-Amerika. Je vindt er ook mengvormen: in plaats van ‘vos cantás’ kan je horen ‘tú cantás’, in plaats van ‘vos tenés’ ook ‘vos tienes’. Het Spaans van de Zuidelijke Latijns-Amerikaanse landen: Argentinië Met ‘zuidelijke landen’ worden hier speciaal bedoeld Argentinië, Paraguay en Uruguay. Let wel: men spreekt in die landen altijd over ‘El Paraguay’, ‘La Argentina’ en ‘El Uruguay’. Laten we ons nog als laatste bezighouden met Argentinië. We laten Chili, Paraguay en Uruguay hier buiten beschouwing. De Spanjaarden kwamen langs drie wegen Argentinië binnen: vanuit het Noord-Westen (het gebied waar het ‘español andino’ werd gesproken), vanuit Chili (waar het ‘español chileno’ met weer andere kenmerken werd gesproken) en vanuit Spanje regelrecht via de Rio de la Plata (met invloeden van Spaanse streektalen). In de 18e en 19e eeuw breidde het Spaans zich uit over heel Argentinië waarbij men zich in het taalgebruik ging richten op Buenos Aires. Het Spaans onderging invloed van het Quechua, het Guaraní (Paraguay) en de verschillende Europese talen die Argentinië binnenkwamen met de massa’s migranten sinds het midden van de 19e eeuw.

Italiaanse immigranten

Honderdduizenden Italianen zijn geëmigreerd naar Buenos Aires en Montevideo. Aan het eind van de 19e eeuw bestond de helft van de Argentijnse bevolking uit Italianen die voorgoed hun intonatie op het Argentijnse Spaans hebben gedrukt. Als je een Argentijnse film bekijkt moet je voor de grap eens even je ogen dichtdoen en alleen luisteren Dan lijkt het of je in Italië bent. Zó Italiaans klinkt het Argentijnse Spaans. Er zijn natuurlijk ook veel Italiaanse woorden in de Argentijnse woordenschat te vinden. ‘Adiós Nonino’ bestaat uit een Spaans woord (adiós = dag) en een Italiaans woord (nonino = opaatje). Betekenis: ‘dag opaatje’. En heeft u wel eens opgelet hoe de Argentijn het woord ‘calle’ (straat) uitspreekt? Of het woord ‘Leyenda’ (legende)? Dat klinkt als [kasje] en [lesjenda]. Ernesto Guevara heette niet voor niets ‘El Che’.

Tenslotte

Ik hoop genoeg bomen te hebben weggehaald om het zicht op het bos toegankelijk te laten blijven. Toegegeven, het is een te gecompliceerde materie om het in een hapklaar artikel samen te vatten. Maar het zal zeker een paar vragen beantwoorden die u altijd als had als u luisterde naar de uitspraak van Venezolanen, Dominicanen, Argentijnen en talloze anderen. Op straat of in de liedjes die ze zongen. Wie niet in de gelegenheid is om al die accenten in zijn/haar omgeving te beluisteren, biedt You Tube uitkomst. Als u op Google intikt : 9 Acentos del Español / latinoam. en sus personajes celebres, Spanish accents, you tube dan kunt u luisteren naar de accenten van beroemde schrijvers, artiesten en sportlieden uit verschillende Latijns-Amerikaanse landen: Jorge Luis Borges (Argentinië), Pablo Neruda (Chili), Octavio Paz (Mexico), Guillermo Cabrera Infante (Cuba), Arturo Uslar Pietri (Venezuela), Gabriel García Márquez (Colombia), Mario Vargas Llosa (Perú) en o.a. Pedro Infante uit Mexico en Compay Segundo uit Cuba. Eén ding moge duidelijk zijn: taal is een zelfstandig groeiend fenomeen dat zich weinig aantrekt van wat mensen vinden hoe het ‘eigenlijk’ hoort. Het is heel menselijk om de ene manier van uitspreken ‘mooier’ te vinden dan de andere, maar alle manieren van uitspreken zijn evenwaardig. ‘Plat’ spreken is een andere zaak. Maar laten we niet te gauw iets ‘plat’ vinden. Zeker niet het Spaans van Rio de la ‘Plata’.

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (V)

door Fred de Haas

Puerto Rico

Wat opvalt bij Spaans sprekende mensen uit Puerto Rico is het rekken van de laatste beklemtoonde klinker. ‘parada’ (halte) wordt [paraaada], ‘muerto’ wordt [muèeeerto], enzovoorts. Ik overdrijf het schriftbeeld voor de duidelijkheid. De R wordt in Puerto Rico vaak uitgesproken als een L: ‘puerta’ wordt [puelta], ‘tarde’ wordt [talde] en ‘peor’ (erger) wordt [piol]. Omdat Puerto Rico zeer nauwe staatkundige banden met Amerika heeft zijn er ook ontleningen aan het Engels. Maar niet veel meer dan op de andere eilanden. Onderzoek wijst uit dat ongeveer 7% van de woorden aan het Engels is ontleend. Soms zijn er duidelijke Amerikaanse invloeden te constateren in de taal. Iemand uit Puerto Rico zal zonder blikken of blozen zeggen: ‘Caminando es bueno’ (= de letterlijke vertaling van ‘walking is good’) en dat zal je in de rest van Latijns-Amerika niet aantreffen.

Het Spaans van Mexico

De meeste Mexicanen, van wie meer dan driekwart mestiezen zijn, spreken geen Caribisch Spaans, zoals in Vera Cruz, maar een variant die wordt gesproken van het Zuiden van de Verenigde Staten tot aan de Midden-Amerikaanse republieken met uitzondering van Costa Rica en Panamá. Die variant wordt gesproken door zo’n 130 miljoen mensen. In het Spaans van Mexico worden veel klinkers zwak uitgesproken. Deze klinkers heten ‘vocales caedizas’ (wegvallende klinkers). Voorbeelden: ‘antes’ (vroeger) klinkt in de Mexicaanse mond als [ant’s], ‘cafecito’ (kopje koffie) wordt uitgesproken als [caf’cito]. Een merkwaardige uitspraak (die men ook in Midden-Amerika en het Andesgebied aantreft) is de dubbele R in een woord als ‘carro’. Dat klinkt als een soort zachte zr-klank: [cazro]. De dubbele L wordt helemaal niet uitgesproken: ‘tortilla’ (maispannekoek) klinkt als ‘tortiya’. Vanaf de 16e eeuw is het Spaans van Mexico in contact geweest met inheemse talen als het Náhuatl (de taal van de Azteken), het Maya, het Mixteeks en het Zapoteeks. Het Maya en Náhuatl waren lingua franca talen. Het Náhuatl werd gesproken van het Zuiden van de huidige VS tot Midden-Amerika. Het Maya was de taal in Yucatán, Chiapas, Guatemala en Belice. Het woord ‘coyote’ (prairiehond) komt van het Náhuatl. Ook woorden als ‘huipil’ (versierde bloes), ‘pulque’ (een drank bereid uit de agave) en ‘tomate’ (tomaat) komen uit het Náhuatl. Invloed van het Náhuatl is te horen in de uitspraak van woorden die in het midden een TL-klank hebben. De TL is namelijk een veel voorkomende medeklinkercombinatie in het Náhuatl en werd ook als TL uitgesproken. Een Mexicaan die het woord ‘atlas’ uitspreekt zal dan ook duidelijk de A van de TL scheiden. Hij zal zeggen [a-tlas]. Velen van u die wel eens Mexicaanse liedjes hebben gehoord of gezongen zullen uitdrukkingen zijn tegengekomen als ‘Ándale’ (vooruit!) of ‘Úpale’ (zet ‘m op!, een veel gebruikte uitroep in Mariachi orkesten). Die toevoeging van ‘le’achter een gebiedende wijs is typisch Mexicaans. Als men u in Mexico niet goed heeft verstaan dan zult u vaak de vraag ‘¿Mande?’ (beveel) horen. Het betekent gewoon ‘wat zegt u’?

Venezuela

Het Spaans van Venezuela vertoont, vooral aan de kust, de kenmerken van het Caribische Spaans. Het land heeft historisch veel banden met de Canarische eilanden en dat is te horen in de uitspraak van het Venezolaanse Spaans. Vandaar dat ik boven al vermeldde dat Venezuela soms ‘het achtste eiland’ (lees: het achtste van de Canarische eilanden) wordt genoemd (la octava isla). Net als in de andere landen zijn er natuurlijk ook in Venezuela veel woorden die aan inheemse talen zijn ontleend, zoals ‘pichirre’ (= gierig), een woord dat we ook tegenkomen in het Papiaments (pichiri).

Costa Rica en Colombia

In Costa Rica heeft men ook die ‘ZR’-achtige uitspraak van woorden als ‘otro’ [otzro] en ‘carro’ [cazro]. In Costa Rica heeft men , net als in Colombia, een voorkeur voor verkleinwoorden op –ico: ‘momentico’ (ogenblikje), ‘patico’ (eendje). Vandaar dat men de mensen uit Costa Rica ook wel ‘Ticos’ noemt. Wat ook opvalt is het gebruik van ‘Usted’ dat niet de Kastiliaanse betekenis heeft van ‘U’ maar gewoon van ‘Je’ en ook wordt gebruikt voor intimi. Omdat dit gebruik in Costa Rica zoveel voorkomt noemt men het wel ‘Ustedeo costarricense’ (het ge-Usted van Costa Rica).

Het Andesgebied

Het Spaans dat men in het Andesgebied van Colombia, Ecuador, Perú en Bolivia spreekt wordt ook wel genoemd het Andes Spaans (el español andino). Het is een gebied met miljoenen inwoners die oorspronkelijk o.a. Quechua spraken, een taalfamilie met veel varianten. In Perú werd het Quechua vanaf de 16e eeuw als algemene taal gebruikt. Fray Domingo de Santo Tomás was degene die als eerste een vocabulaire en een grammatica schreef en in het Spaans aan de taal refereerde als ‘Quechua’.

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (IV)

door Fred de Haas

Beeldvorming rond het Spaans van Latijns-Amerika

Men denkt wel eens dat de mensen die in het begin voet aan wal zetten in Latijns-Amerika voor het merendeel uit schooiers en platvinken bestond. Dat beeld is onjuist: ‘La sociedad hispanoamericana del siglo XVI […] se constituyó con una proporción muy alta de hidalgos y una proporción también muy alta de clérigos, licenciados,bachilleres y gente culta, mayor que la que se daba en la sociedad europea de la época. Llegaron también, claro está, campesinos (en cantidad sorprendentemente pequeña), gentes de los diversos oficios (en cantidad algo mayor) y sobre todo marinos y soldados de los más diversos sectores sociales. Pero ya en la misma hueste conquistadora, y aún más al constituirse la sociedad hispanoamericana, se produjo una nivelación hacia arriba, una ‘hidalguización’ general’ (Ángel Rosenblat, los conquistadores y su lengua, Caracas, 1977). (De Spaans-Amerikaanse samenleving uit de 16e eeuw […] werd voor een zeer groot deel gevormd door mensen van adel en ook voor een zeer groot deel uit geestelijken, academici, mensen met een middelbare schoolopleiding en ontwikkelde lieden, een deel dat groter was dan dat in het Europa van die tijd. Natuurlijk kwamen er ook mensen van het Spaanse platteland (een verrassend klein aantal), ambachtslieden (een wat groter aantal) en vooral zeelui en soldaten uit de meest verschillende lagen van de bevolking. Maar ook al bij de massa veroveraars en nog meer bij de vorming van de Spaans-Amerikaanse gemeenschap vond er een nivellering naar boven plaats, een algemene ‘veredeling’).

De inheemse talen van Latijns-Amerika

Merkwaardig is dat de meeste inheemse talen geen invloed hebben gehad op de structuur van het Spaans. Natuurlijk wel op de woordenschat. Alleen al op het gebied van de flora, de fauna en de aardrijkskundige namen. Daar waren nu eenmaal geen Spaanse woorden voor. Tot op heden vinden we die woorden uit de inheemse talen niet alleen terug in het Spaans, maar ook in andere talen die ze op hun beurt hebben ontleend aan het Spaans. Uit het Caribisch kennen we de ‘caimán’ (kaaiman) en uit de taal van de Azteken, het Náhuatl, woorden als ‘tomate’, ‘cacao’, chocolate en ‘tequila’. Ook zijn er bekende woorden aan het Quechua ontleend: pampa (vlakte), coca (cocaïne), llama (lama). Het Tupí-Guaraní heeft ons woorden gegeven als ‘maraca’ (het ritme instrument), gaucho (de Zuid-Amerikaanse cowboy) en de ‘yaguar’ (jaguar). Uit de Afrikaanse talen kennen we de woorden ‘bongó’ (trommel), ‘banana’, ‘conga’ (trommel), ‘marimba’ enzovoorts. Wie zich een beeld wil vormen van de hoeveelheid woorden die specifiek bij een bepaald Spaans sprekend land zijn gaan behoren hoeft alleen maar op het Internet te zoeken naar ‘Diccionario de Cubanismos’, ‘Diccionario de Argentinismos’, etc. Nogmaals: de syntaxis (taalstructuur) van het Spaans in Zuid-Amerika is – met uitzondering van sommige gebieden waar Quechua wordt gesproken – nagenoeg dezelfde als in Spanje. Er zijn wel bepaalde in het ‘gehoor’ springende kenmerken, zoals het veelvuldig gebruik van ‘nomás’: déle agua nomás (= geef hem maar wat water). Of de betekenis van ‘Uno’ in: Uno es débil (= een mens is nu eenmaal zwak). Grappig is ook de betekenis van ‘medio’ (half) in uitdrukkingen als: ‘ese tío es medio loco’ (= die kerel is niet goed snik). Het Spaans van Zuid-Amerika is zeker niet uniform en vertoont van Noord naar Zuid telkens andere gezichten. Laten we sommige van die gezichten eens nader bekijken.

Het Caribische Spaans

Het Caribisch gebied is een van de grootste lingüistische smeltkroezen van de Westerse taalgeschiedenis. In de loop van deze geschiedenis heeft er een ontmoeting plaatsgevonden tussen de meest uiteenlopende talen, zoals: het Arowak, Caribe, Maya, Engels, Frans, Spaans, Nederlands, Portugees, Bantoe, Yoruba etc. Sommige talen zijn verdwenen en leven hoogstens nog voort als restanten, andere hebben zich verbreid in een bepaald gebied en leven voort naast een Creoolse taal (het Nederlands naast het Papiaments, het Frans naast het Kréyol, Engels naast Jamaican Creole). Twee talen hebben zich als officiële taal over een groot gebied kunnen verspreiden: het Spaans en het Portugees. Gemeenschappelijke kenmerken van het Caribische Spaans In het Caribisch gebied is het SESEO en het YEÍSMO (zie boven) overal verspreid. Ook vinden we er opvallende neusklanken. Het Spaanse ‘San Juan’ wordt vaak uitgesproken als [SangHwang]. De S is zwak of wordt weggelaten aan het eind van een woord: ‘asta’ (vlaggestok) wordt [ahta], ‘mesas’ (tafels) wordt [mesa] of [mesah]. De D tussen twee klinkers is zwak of verdwijnt: ‘dedo’ (vinger) wordt [deo] en ‘lodo’ (modder) wordt [lo]. De Spaanse Jota (=J) wordt uitgesproken als een H: ‘caja’ wordt [caha]. Ook vinden we overal ontleningen aan vroegere inheemse talen (taíno): ‘ají’ (knoflook), ‘comején’ (termiet), ‘bohío’ (houten huisje) en Afrikaanse talen: babalao (Cuba: voodoo priester), ‘Orisha’ (goden) etc. Ook de manier waarop volwassen samenlevenden en niet samenlevenden elkaar toespreken als ‘Papi’ en ‘Mami’ is wijdverbreid.

Cuba
Niet overal in het Caribisch gebied wordt het Spaans op dezelfde manier uitgesproken. Ook binnen de landen zijn er grote verschillen. Zo staat de Cubaanse provincie Camagüey bekend om zijn duidelijke Spaanse uitspraak. Luister maar eens naar de manier waarop de Vieja Trova Santiaguera ‘Lágrimas Negras’ zingt. In Camagüey en Santiago de Cuba worden de L, de R en de eind-S nog uitgesproken. In het Westen niet meer. Ook heeft men in Cuba de neiging om de medeklinkers in een woord samen te laten vallen tot één klank: ‘Mi hermano’ klinkt dan als ‘Mjemmano’.

Santo Domingo

In Santo Domingo vind je in de eerste plaats de algemene kenmerken van het Caribische Spaans. Verder hoor je in de Dominicaanse Republiek hoe de R vóór een medeklinker wordt uitgesproken als een Y: ‘puerta’ (deur) klinkt als [pueyta] en ‘tarde’ (middag) als [tayde]. Maar het meest opvallende is hoe het meervoud van de woorden vaak wordt gevormd. Het meervoud van ‘casa’ (huis) is formeel ‘casas’, maar wordt in Dominicaanse monden vaak [cásase]; ‘mujeres’ (vrouwen) wordt [mujérese]. Merkwaardig is ook het gebruik van ‘ello’ voor het onpersoonlijke ‘het’: ello llueve (= het regent). En wat denkt u van het gebruik van ‘ser’ (zijn) in zinnen als ‘era temblando que estaba’ = ik stond te rillen (letterlijk: ik was aan het rillen dat ik was). Uit Afrikaanse talen (Kikongo, Kimbundu) – in de Dominicaanse Republiek waren veel Afrikanen – heeft men het gebruik van de dubbele ontkenning overgenomen: Yo no quiero no = ik wil niet (lett: ik niet wil niet). Net als in Puerto Rico vind je in het Spaans van Santo Domingo veel gehispaniseerde ontleningen aan het Engels, vooral op sportgebied: ‘Jonrón’ (homerun), ‘queche’ (catcher), ‘etrai’ (strike) etc.

[wordt vervolgd]

Cursus Afáka

Voor beginners en oud-cursisten die hun kennis van het Afáka willen opfrissen

Op zaterdag 15 september 2012 organiseert het Marroninstituut Stichting Sabanapeti weer de cursus Afáka, het syllabeschrift van de Okanisi Marrons. Dit syllabeschrift is ontworpen door da Usa Atumisi Afáka (naar wie het schrift is vernoemd), een Okanisi van de Bilo regio aan de Tapanahoni in het binnenland van Suriname. Da Afáka, die zelf voorheen niet kon lezen en schrijven, maar wel de noodzaak voor zichzelf en zijn volk inzag om te kunnen lezen en schrijven, ontwierp dit schrift in het begin van de 20ste eeuw. Hiermee konden Okanisi Marrons, die overwegend analfabeet waren, in hun eigen taal lezen en schrijven. Met het Afáka-schrift zijn de Okanisi Marrons het enige Creools sprekende volk dat een eigen schrift bezit en Suriname is dus hiermee uniek.

Het Afákaschrift bestaat oorspronkelijk uit 56 tekens plus 2 extra tekens, één korte verticale streep voor de punt, de komma enzovoort, en één kronkelende lijn om het einde van een pagina te markeren.

Op cursusdag 1 maakt u kennis met de tekens van het Afákaschrift en u leert basiszinnen schrijven en lezen in het Afáka. U krijgt een cursusboek en lees- en schrijfoefeningen mee naar huis. Op cursusdag 2 wordt de basiskennis van het Afáka nogmaals met u doorgenomen. Vervolgens gaat u aan de slag met nieuwe opdrachten. Cursusdag 2 wordt afgesloten met een toets gevolgd door de uitreiking van het bij deze cursus behorende certificaat aan iedereen die met goed gevolg de toets heeft gemaakt.

De cursus wordt verzorgd door André R.M. Pakosie, sinds 1993 de edebukuman, het hoofd van de groep van Afákakenners. Als edebukuman ontwikkelt hij het schrift verder en onderwijst anderen hierin.

Inschrijving
U kunt zich vanaf nu t/m 15 augustus 2012 inschrijven. Stuur uw naam, adres en telefoonnummer per e-mail naar fytotheek.pakosie@planet.nl of naar siboga@maroons-suriname.com en maak vóór 15 augustus 2012 de cursusbijdrage ad € 60,- over op ING Bank nummer 6217534 t.n.v. stichting Sabanapeti o.v.v.: Cursus Afáka. De cursusbijdrage is voor de cursus inclusief cursusboek en oefenmateriaal. U bent pas ingeschreven als uw cursusbijdrage bijgeschreven is op de rekening van stichting Sabanapeti. Toelating tot de cursus vindt plaats in volgorde van inschrijving. Bij onvoldoende aanmelding gaat de cursus niet door en storten wij de door u overgemaakte cursusbijdrage terug op uw rekening. Voorwaarde om deel te kunnen nemen: Tenminste één van de Afro-Surinaamse talen (Okanisi tongo, Saamaka tongo, Sranan tongo, enzovoort) beheersen of daarmee voldoende bekend zijn.
Datum: zaterdag 15 september 2012 Tijd: van 10.30 uur tot 17.00 uur
Plaats: Utrecht
De 2e cursusdag wordt gezamenlijk gepland op cursusdag 1 Lunch: Op beide cursusdagen dient u zelf te zorgen voor uw lunch. Na inschrijving wordt u het adres waar de cursus in Utrecht wordt gehouden en een route-beschrijving toegestuurd.

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (III)

door Fred de Haas
Het Spaans van Andalusië
We kunnen onderscheid maken tussen West-Andalusië ( de provincies Córdoba, Sevilla, Huelva, Cádiz) en Oost-Andalusië (Jaén, Almería, Málaga, Granada).

West-Andalusië was vanaf de 13e eeuw in handen van Kastilië en vanuit West-Andalusië vond de vaart op Zuid-Amerika plaats. Omdat de – door Andalusiërs gekoloniseerde – Canarische eilanden op de route lagen van de schepen die naar Zuid-Amerika voeren en veel migranten afkomstig waren van de Canarische eilanden vinden we veel kenmerken van het ‘Andalusische’ Spaans van de eilanden in Zuid-Amerika terug, met name in het Caribisch gebied en de kuststreken van Spaans Amerika. Ik zal hieronder de voornaamste kenmerken van dat Andalusische Spaans weergeven. Ook de niet-taalkundige zal dit makkelijk kunnen begrijpen en vergelijken met de uitspraak in Zuid-Amerika.

Kenmerken van het Andalusisch : ‘seseo’ en ‘yeísmo’ In het Andalusische Spaans klinkt de laatste S van een woord als een H: ‘Tres’ wordt [TREH]. Soms valt ook de H-klank weg. De dubbele L (LL) wordt uitgesproken als de Nederlandse J in ‘Papaja’: ‘Muralla’ (muur) wordt [Muraja] ). Dit fenomeen heet ‘YEÍSMO’.
In het Andalusisch verdwijnt vaak de eindmedeklinker: ‘comer’ (eten) wordt [komé], ‘verdad’ (waarheid) wordt [berdá], etc. De ‘D’ tussen twee klinkers verdwijnt. ‘Cansado’ (moe) wordt [cansao], ‘Venido’ (gekomen) wordt [venío].
In Andalusië worden de L en de R vaak omgewisseld: ‘albañil’ (metselaar) wordt [arbañil], ‘clavo’ (spijker) wordt [cravo] etc. In Andalusië wordt de TH-klank (Ө) als een S uitgesproken (SESEO).
De Spaanse Jota ( een J die als een Nederlandse G wordt uitgesproken) wordt tussen twee klinkers een H: caja (kist) wordt [caHa].
Tenslotte vinden we in het Andalusische Spaans het verschijnsel dat HEHEO wordt genoemd, een verschijnsel dat we ook veel aantreffen in de kuststreek van Colombia: ‘Si, señor’ wordt daar uitgesproken als [HiHeñó].

Het Canarische Spaans
Bovenstaande kenmerken vinden we ook terug in het Spaans van de Canarische eilanden dat nog het meest lijkt op het Spaans van Latijns-Amerika. Ook vind je daar het gebruik van ‘Usted’ en ‘Ustedes’ voor de tweede persoon enkelvoud en meervoud. Er bestond een nauwe band tussen West-Andalusië en de Canarische eilanden die, zoals gezegd, door Andalusiërs werden gekoloniseerd. Ook kwamen er veel Portugezen op de Canarische eilanden. Sinds het verdrag van Tordesillas in 1494 hadden de Portugezen immers toestemming om de Afrikaanse kusten en Brazilië te koloniseren. Dat verklaarde hun aanwezigheid in het gebied.

Het Spaans van de Canarische eilanden klinkt meer Caribisch dan ‘Iberisch’. ‘Los guardan’ (ze hoeden ze) klinkt als [lo hwardan], ‘las gallinas’ (de kippen) klinkt als [la ha.ji.na]. ook zijn er nogal wat woorden uit het Portugees overgenomen: ‘jeito’ in de betekenis van ‘handigheid, ‘kundigheid’, dat we ook in het Papiaments terugvinden (‘jeitu’). In plaats van ‘tirar’ gebruikt men het Portugese ‘botar’, in plaats van ‘volver’ zegt men ‘virar’.

Het Spaans van Venezuela is erg ‘Canarisch’ getint. Men noemt Venezuela daarom wel eens ‘La octava isla’ (= het achtste eiland). Voor een goed begrip: er zijn 7 Canarische eilanden. Bovenstaande invloeden vinden we dus vooral in het Caribisch gebied en langs de kust van Spaans Amerika.

[wordt vervolgd]

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (II)

door Fred de Haas

Standaardisering

Dank zij geleerden als Antonio de Nebrija en Sebastián de Covarrubias werd het Spaans al in een vroeg stadium gestandaardiseerd. Nebrija schreef de eerste grammatica van een Romaanse taal (Gramática de la lengua castellana, 1492) die in Salamanca werd gepubliceerd. Ook het werk van de Koninklijke Spaanse Academie (Real Academia Española, 1715) was heilzaam voor de vastlegging van de taal.

In de eerste helft van de 18e eeuw publiceerde de Koninklijke Academie een woordenboek (Diccionario de la lengua castellana, deel I, 1726) en in de tweede helft een grammatica (Gramática de la lengua castellana, 1771). Nu werkt dit gezaghebbende instituut samen met de Academies van 21 Spaans sprekende landen in de ‘Asociación de Academias de la Lengua Española’.

Het Spaans breidde zich uit naar Noord-Afrika, de Canarische eilanden en, door het contract dat Columbus afsloot met de Katholieke Koningen Ferdinand en Isabella, naar de ‘Nieuwe Wereld’: Spaans Amerika.

Intermezzo: slavenhandel en ‘negertaal’
Lang voordat de eerste slaven omstreeks 1650 uit Afrika en uit het Noorden van Brazilië naar Curaçao kwamen was er in het midden van de 14e eeuw in Portugal en Spanje al sprake van handel in slaven. In de Rua Nova in Lissabon was een plaats gevestigd waar slaven gekocht konden worden. Dat waren over het algemeen gevangen genomen Arabieren (‘Moros’) en Afrikanen, van wie sommige aangevoerd werden uit het Spaanse Sevilla waar ook een slavendépôt was gevestigd. Sommige slaven kregen zelfs een opleiding en werden – voor de ontdekkingsreizen en de handel met West-Afrika – ingezet als tolken en verkenners voor de koning van Portugal, Enrique o Navegador (Hendrik de Zeevaarder).

Vanaf het midden van de 15e eeuw werden er zo’n 150.000 Afrikanen als slaaf naar Portugal vervoerd waar ze moesten werken op het ontvolkte platteland of in de stad. In die tijd was 15% van de bevolking van Lissabon (± 100.000) Afrikaans. De Afrikanen spraken aanvankelijk een soort beginnersportugees (en in Spanje beginnersspaans) waarvan we voorbeelden vinden in de toneelstukken van de 15e en 16e eeuw (o.a. van Gil Vicente). De verbasterde taal die de Afrikanen spraken werd in het Portugees ‘lingua de guiné’ genoemd, de taal van Guinea. Ook wel ‘lingua de negro’. Een voorbeeld van dat taalgebruik vinden we bij de vijftiende eeuwse Portugese auteur Enrique da Mota in de ‘Lamentaçao do clérigo’ (de klacht van de priester): ‘A mim logo vai ‘té lá’ (letterlijk: ik ga meteen daarnaartoe). Iemand die Papiaments kent zal onmiddellijk de woorden ‘Ami’, ‘lo’, ‘bai’, ‘(a)té’ herkennen. Portugese handelaren en zeelui zullen zich ongetwijfeld van dat vereenvoudigde Portugees hebben bediend om te kunnen communiceren met de bevolking van de westkust van Afrika.

Terug naar het Spaans. Het Spaans van Kastilië (Castellano) De uitspraak die het meest opvalt in het Spaans van Kastilië, het ‘Castellano’, is de uitspraak van de C vóór de e en de i, en de Z als een Engelse TH-klank, meestal fonetisch weergegeven als Ө: Zumo (sap) [Өumo], Centro [Өentro], Cinta (band) [Өinta]. De uitspraak Ө is in Spaans Amerika, naar analogie van het Andalusisch, vervangen door een scherpe S. Dit fenomeen wordt ‘SESEO’ genoemd. Omgekeerd hoort men af en toe in geïsoleerde gebieden van Zuid-Amerika een Ө waar dit in het Castellano helemaal niet hoort: ‘Sacar’ wordt, bijvoorbeeld uitgesproken als ‘Өacar’. Dit fenomeen heet ‘CECEO’ (ӨeӨeo). Ook dit, in Zuid-Amerika zeldzaam voorkomende verschijnsel is afkomstig uit Andalusië en kan plotseling opduiken in het binnenland van Colombia of op het platteland van Chili. Het wordt als ‘boers’ beschouwd.

Het Kastiliaanse Spaans gebruikt ook het persoonlijk voornaamwoord ‘vosotros’ om de tweede persoon meervoud aan te geven. In Zuid-Amerika gebruikt men dan ‘Ustedes’ dat ook voor intimi wordt gebruikt en dat de unieke Kastiliaanse betekenis van ‘U’ heeft verloren. Tenslotte: de dubbele L (LL) wordt in het Castellano uitgesproken als LJ.

We besteden nu niet verder aandacht meer aan het Spaans van Kastilië en gaan naar een taalfamilie die een zeer grote invloed heeft gehad op de uitspraak van het Spaans van Zuid-Amerika en het Caribisch gebied: het Spaans van Andalusië en de Canarische eilanden.

[wordt vervolgd]

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (I)

In onderstaand artikel neemt onze medewerker Fred de Haas u stap voor stap mee op een zoektocht naar de totstandkoming van het Spaans van Latijns-Amerika. Zowel de geschiedenis van de taal in Spanje als de gecompliceerde geschiedenis van de volken van het Caribisch gebied en Latijns-Amerika hebben het Spaans de vele gezichten gegeven die zo kenmerkend zijn voor de verschillende landen van dit continent. Als u onderstaand artikel heeft gelezen zult u weten in welk opzicht het Spaans van Santo Domingo verschilt van dat van Puerto Rico. Ook zal het u duidelijk worden waarom men in het Andesgebied anders Spaans spreekt dan in de kuststreek van Colombia of Venezuela. Er zijn ook links aan het artikel toegevoegd die u in staat stellen verschillende soorten Spaans te beluisteren. Zij willen ook een aanzet zijn voor uw persoonlijke zoektocht in de boeiende geschiedenis van de inheemse talen en het Spaans van Latijns-Amerika.

door Fred de Haas

Wie de ontwikkeling van de Spaanse taal in de verschillende gebieden van Latijns-Amerika wil beschrijven op een manier die ook voor een niet-taalkundige interessant zou kunnen zijn, staat voor de taak een groot aantal taalkundige bomen te rooien die je constant beletten om het Spaanse bos te zien. Toch wil ik in onderstaand artikel een poging wagen om de verschillende soorten Spaans te verklaren die zich hebben ontwikkeld in een nieuwe geografische omgeving, bij nieuwe volken en binnen een nieuwe geschiedenis. Om iets te begrijpen van de ontwikkeling van het Spaans in Latijns-Amerika is het nuttig eerst even een korte blik werpen op het Spaans van het Iberisch schiereiland, de Europese bakermat van de Zuid-Amerikaanse varianten.

Spanje

Over één ding lijkt iedereen het eens te zijn: het Spaans is door de eeuwen heen altijd een taal geweest die geen al te grote veranderingen heeft ondergaan. Met een beetje moeite kan de moderne Spanjaard ook nú nog teksten lezen uit de 14e eeuw en met enige inspanning begrijpen waar het over gaat. Het Spaans is een taal gebleken waarin veel verschillende volken die heel verschillende talen spraken goed met elkaar konden communiceren. Het Spaans bleek in de koloniale tijd een voortreffelijke ‘lingua franca’, te vergelijken met het Engels. Het is dan ook alleszins voor de hand liggend dat in de 19e eeuw de onafhankelijk geworden Latijns-Amerikaanse Republieken het ‘verbindende’ Spaans als officiële taal hebben gekozen.

Op het Iberisch schiereiland werden verschillende soorten Spaans gesproken, zoals het Spaans van Kastilië, van Galicië en Andalusië. De onafwendbare loop van de geschiedenis heeft bepaald welk soort Spaans de taal zou worden die door de migrantengolven naar de Nieuwe Wereld gebracht zou worden gebracht. Madrid, Sevilla, Granada Een belangrijke factor voor de verbreiding van een taal is het aantal personen dat die taal spreekt. In de 14e eeuw had Kastilië, waar het ‘Castellano’ werd gesproken, de meeste inwoners: drie tot vier miljoen. Aragón had er één miljoen en Navarra 80.000.

Het huwelijk van Ferdinand van Aragón en Isabella van Kastilië in 1469 is van cruciaal belang geweest om de eenheid tot stand te brengen tussen Kastilië en Aragón. Die eenheid zou beslissend zijn voor de geografische uitbreiding van het Spaans dat zich, nadat ook Navarra bij de Spaanse Kroon was gekomen, ook naar het Noorden kon uitbreiden. Het Andalusische Sevilla was ook onder Spaanse heerschappij gebracht en nu kon de zegetocht van het Spaans beginnen.

Sevilla, de hoofdplaats van West-Andalusië, was in de Middeleeuwen een van de grotere steden van Spanje. Nadat de stad op de Arabieren was heroverd kon het een echt kosmopolitische stad worden. Er vestigden zich migranten uit Noord-Spanje, Catalonië, Aragón, Galicië, Portugal, Italië, Frankrijk en Duitsland. De stad had ook nog een kleine Arabische wijk, de Morería, en een grote Joodse wijk, de Judería. Door die grote aantallen migranten kon het Andalusische Spaans van Sevilla, waarvoor in de tweede helft van de 15e eeuw de basis werd gelegd, zich vernieuwen en ook, in bepaalde opzichten, vereenvoudigen. In de 16e eeuw was Sevilla, waar de koloniale rechtbank – de Casa de Contratación – was gevestigd, de poort van de handel met en het personenvervoer naar Amerika.

Toen het onder Arabische heerschappij staande Granada in 1492 werd heroverd zou dat in de verdere toekomst ook gunstig werken voor de verbreiding van het Spaans. De Arabieren en het Arabisch werden verjaagd en niet lang daarna ook de Joden, waardoor ook het Sefardische Spaans (judeo-español) in Spanje uitstierf. De verdrijving van de Joden was voornamelijk het werk van de Spaanse Inquisitie, het machtige vervolgingsapparaat van de katholieke kerk, dat Ferdinand en Isabella voortdurend onder druk zette om de Joden het leven zo zuur mogelijk te maken. De Joden konden kiezen: of zich laten dopen en Christen worden of vertrekken. Velen lieten zich van ellende en met grote tegenzin dopen. Ongeveer 150.000 Joden verkozen de ballingschap. Velen vluchtten naar Portugal waar ze acht cruzados moesten betalen om een verblijfsvergunning van acht maanden te kunnen krijgen. Wie ‘illegaal’ en zonder te betalen Portugal binnenkwam werd als slaaf verkocht of naar de Atlantische eilanden gestuurd. Toen de Joden in 1496 ook uit Portugal werden verdreven vluchtten er velen naar Nederland en, veel later, ook naar het Noord-Oosten van Brazilië dat een tijd onder Nederlandse heerschappij stond. Toen Nederland daar door de Portugezen werden verjaagd, vertrokken er veel – Portugees of Judeo-Español (‘Jodenspaans’) sprekende – Joden met hun Afrikaanse slaven naar de Nederlandse kolonie Curaçao.

[wordt vervolgd]

[eerder verschenen in Amigoe Ñapa]

Groot Sranantongo-dictee gewonnen door Patrick Dorder

De prijswinnaars van het Groot Sranantongo-dictee 2012:
 Patrick Dorder, midden, 1e prijs, rechts van hem staat Denise Jannah, 2e prijs,
 en links van hem Armand Elia, 3e prijs.
door Rolf van de Marck

Radio Double7fm en Vereniging Ons Suriname in Amsterdam hebben –na het succesvolle eerste Groot Sranantongo-dictee van vorig jaar– in samenwerking met Stichting Eer & Herstel dit jaar wederom een Groot Sranantongo-dictee georganiseerd, welk evenement zich afgelopen zondag heeft afgespeeld in het gebouw van Vereniging Ons Suriname te Amsterdam. Bij de uitnodiging schreef de organisatie: “Hoewel bijna alle Surinamers vloeiend Nederlands spreken, is vooral het Sranan de taal van hun hart. Het Sranan is van ons allemaal en verbindt ons met elkaar.”
Het Sranan is als spreektaal ook in de diaspora niet kapot te krijgen, maar het schrijvenis een andere, moelijker zaak. Om het Sranan in stand te houden is spreken alleen niet voldoende en het is duidelijk dat veel mensen zich dat bewust zijn en er ook daadwerkelijk wat aan doen. Dat bleek ook uit het enthousiasme waarmee de 30 deelnemers zich in een broeierige zaal van Vereniging Ons Suriname van hun zelfopgedragen taak hebben gekweten.
De tekst van het dictee was dit jaar van de hand van de in Suriname woonachtige songwriter Ruth Koenders (@maripa), die Eddy van der Hilst, lid van de Spellingscommissie 1986 en auteur van De spelling van het Sranan. Hoe en waarom zo? had gevraagd haar tekst te corrigeren. In 2006 was Ruth Koenders de eerste Surinaamse songwriter die internationale erkenning verwierf met haar in het Sranan geschreven lied Pasensi Kado, dat met de eerste prijs werd bekroond in een door de Innovation Entertainment Group in Miami wereldwijd uitgeschreven contest. Het –niet zo eenvoudige–  dictee werd met verve voorgelezen door Flos Rustveld van Radio FiriFM.
De jury, die bestond uit voorzitter Max Sordam en de leden mevrouw Esajas en de heren Hart, Jones, Koorendijk en Uda, had een zware taak met het nalezen van alle dictees en het vast- stellen van de prijzen Voor de derde plaats moest bovendien worden geloot, omdat de 2e prijs-winnaar van vorig jaar, Helga Bouterse, en Armand Elia een gelijk aantal fouten hadden, zodat Elia de 3e prijs werd toegekend.
Iwan Rink
Om de door de jury benodigde tijd te overbruggen was er voorzien in een voordracht van de in Rotterdam woonachtige dichter van Surinaamse afkomst Iwan Rink, die met zijn klederdrachten en zijn gedichten in het Sranan daaraan een mooie invulling gaf. Dit inspireerde de broer van Edgar Cairo bovendien om spontaan een aantal gedichten van broer Edgar zowel als van Tata Koenders voor te dragen. Toen de uitslag langer uitbleef dan verwacht droeg presentatrice Flos Rusveld ook nog een aantal van haar eigen gedichten voor.
Voor het dictee hadden zich 50 mensen aangemeld, waarvan er ondanks het regenachtige weer toch 30 zijn komen opdagen, waaronder fanatiekelingen als Edgar Burgos (Bugru) en Denise Jannah. De deelnemers hadden aangegeven dat zij het Sranan goed tot uitmuntend beheersen als spreektaal, maar dat het schrijven volgens de officiële spellingsregels moeilijk en dikwijls onduidelijk is. Hen blijkt nog steeds niet helemaal duidelijk hoe bepaalde woorden en klanken geschreven moeten worden. De jury hanteerde de spelling van het Sranan volgens de resolutie van 15 juli 1986, # 4501, inzake vaststelling officiële spelling voor het Sranantongo. De organisatie hoopt dat dit initiatief er toe zal leiden dat er duidelijkheid komt in wat daadwerkelijk de correcte spelling is van het Sranan.

Kadi over Javaanse cultuur

Op 25 juli, de laatste woensdag van de maand, zal Kadi Kartokromo ingaan op de Javaanse cultuur. Kadi verdiept zich intensief in de Javaanse taal en cultuur in Suriname. Regelmatig kunnen de bezoekers van de Tori Oso avonden genieten van zijn bijdragen. Ditmaal krijgt hij ruim tijd om dieper op de Javaanse cultuur in te gaan. Daarnaast is er, zoals gewoonlijk op deze avonden, ruimte voor korte literaire voordrachten. Wie mee wil doen kan zich opgeven bij Sylvana Dankerlui of Ismene Krishnadath (msdankerlui@gmail.com of ismene.krishnadath@gmail.com)

[Mededeling Schrijversgroep ’77]

Groot Sranantongo Dictee 2012

Zondag 8 juli 2012 van 15.00 – 18.00 uur

Vereniging Ons Suriname, Zeeburgerdijk 19-a 1093 SK Amsterdam

Togang 2,50 euro
Voor meer informatie en aanmelding: Tel: 06 41 559 112 of 020 – 6935057

Per e-mail:info@double7fm.nl of info@veronsur.org

Er is plaats voor maar 50 deelnemers, dus wees er snel bij!

Festival meertaligheid

Op 19 september 2012 is het DRONGO Festival, dé plek waar je alles kunt vinden over meertaligheid. Uniek in Nederland en Vlaanderen! Rondshoppen op de meertalenmarkt, actief aan de slag met taal in de labs, opsnuiven van kennis en inspiratie bij de lezingen, er is voor elk wat wils. En tussendoor uitblazen in een gezelschap van andere meertalers! Met een borrel na afloop.

Op het DRONGO Festival zijn er lezingen van o.a. Prof. Dr. Piet van de Craen (Brussel) over Meertaligheid en het Brein en Dr. Sharon Unsworth (Universiteit Utrecht) over Meertalig opgroeien. In de labs presenteren jonge wetenschappers hun onderzoek en experimenten. Doe mee met de Taalpuzzels, Lego Lingua, maak kans op de Gouden Talenknobbel en leer Chinees of Fries in dertig minuten. Op de markt vind je een keur aan materiaal over meertaligheid en opvoeden/onderwijs. Win persoonlijk advies in bij de Helpdesk Meertaligheid, bespreek onderwijs- en opvoedkwesties met gerenommeerde specialisten en bekijk films als Thuis spreek ik ook, Oetsiekoetsie en Meertaligheid – niet fout maar feit. En dit is nog maar het begin, want we bouwen naarstig verder aan het programma.

Wilt u zelf onderdeel van het programma worden? Laat ons weten wie u bent, wat u zoekt, wat u aanbiedt en wie weet kunt u ook een plek op het festival innemen. Of meld u aan op www.drongofestival.nl en we houden u op de hoogte van de laatste nieuwtjes en ontwikkelingen van het DRONGO Festival. Mail naar: info@drongofestival.nl

DRONGO Festival is een initiatief van de Taalstudio in samenwerking met de OBA en wordt tot stand gebracht met de volgende partners: De Nederlandse Taalunie (hoofdsponsor), binoq atana, The British Council, Confucius Instituut, Europese Commissie, Foyer, Fryske Academy, Koninklijke Kentalis, Ouders Online, Stichting Lezen en UNESCO.
Let op: maximaal 260 deelnemers, en vol is vol.
Datum: Woensdag 19 september 2012 12:30
Toegangsprijs is €10,- /met OBA-pas €5,- (kinderen t/m 14 jaar gratis)
Volg ons ook op onze website www.drongofestival.nl en via Facebook en Twitter.
Locatie: Openbare Bibliotheek Amsterdam, Oosterdokskade 143, 1011 DL Amsterdam

Interactief iPad prentenboek Lettervreters nu in zes talen

De publicaties van het interactieve prentenboek Lettervreters, vuurtorens en piratenboten voor op de iPad zijn vanaf juni 2012 compleet; alle zes de talen zijn dan in de AppStore te verkrijgen. Nederlands, Papiamentu en Duits waren al langer beschikbaar. Nu kan de lezer Lettervreters ook in het Engels, Frans en Spaans kopen. Het boek is voor kinderen van 3 tot 8 jaar. Peuters en kleuters kunnen heerlijk naar de voorleesstem luisteren of hun ouders laten voorlezen terwijl ze het verhaal actief beleven en de illustraties tot leven wekken. Kinderen van zeven of acht kunnen het verhaal heel stoer al zelfstandig lezen.

lees verder…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter