blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Kinder- en Jeugdliteratuur

Van minderwaardigheid bevrijd

Roland Colastica: Vuurwerk in mijn hoofd

‘Witte mensen zijn slechte mensen. Dat zegt mijn vader en mijn vader spreekt altijd de waarheid.’
‘Ik denk dat je vader zich vergist,’ zegt de lerares.
‘Dat kan niet.’
‘Jij en je vader zijn slaven van jullie eigen minderwaardigheidsgevoel,’ zegt Taïma. ‘Mijn oma heeft mij alles over de slavernij verteld. En het klopt dat er nog steeds sprake is van onderdrukking op ons eiland. Maar mijn oma zegt ook dat dat ons niet het recht geeft mensen om hun afkomst of hun huidskleur te veroordelen, want dan doen we precies wat de blanken altijd gedaan hebben. We moeten ons bevrijden van het slavengevoel dat nog steeds in ons hoofd zit. Alleen als we dat doen, kunnen we vooruitkomen en ons volwaardige mensen voelen.’ (p 76)
Emancipate yourselves from mental slaveryis het motto dat Roland Colastica aan zijn jeugdroman heeft meegegeven. Het komt uit Redemption Song, het beroemde lied van Bob Marley en is het thema van Vuurwerk in mijn hoofd. De hoofdpersoon, de twaalf of dertienjarige Jurcell worstelt met verschillende vooroordelen. Maar eind goed, al goed. Nadat hij in een emotionele achtbaan door elkaar is geschud blijft Jurcell zijn moraal erg hoog en maakt hij verstandige keuzes. Aan het begin van het boek wordt hij al voor de keuze gesteld om bij een inbraak honden te vergiftigen met wat vlees. Maar daar is hij vastberaden in: ‘Ik dood geen honden, geen hagedissen, geen katten, geen enkel levend wezen. Ik dood niet.’ Goed, hij doet wel mee aan de inbraak, dus moraal, nou ja, maar later meer hierover. De schrijver maakt ook weer niet een te brave jonge held van zijn hoofdpersoon. Een bladzijde verder als Jurcell over de muur klimt om een fiets te stelen vraagt hij zich af waar hij mee bezig is. ‘Waarom maak ik alles altijd moeilijker dan het is? Waar is die zak met vergiftigd vlees? Gewoon over de muur kieperen, vijf minuten wachten, en iedereen is van die monsters af. Niet alleen ik, maar ook de buren, de postbode, de krantenjongen.’ Dit relativerende is een sterk punt van Colastica. Het is de kracht van een monoloog in het theater, waarbij het publiek kan meeleven met de innerlijke twijfels van een personage, of beter gezegd de dialogue interieur. Colastica is op zijn sterkt als hij dialogen schrijft. Overigens neemt Jurcell geen deel aan het gesprek aan het begin van dit artikel.
Vuurwerk in mijn hoofd. 140 pagina’s, 13 hoofdstukken. Het verhaal begint met De kalebassenoorlog, Jurcell voelt zich erg in de put, zijn ouders zijn uit elkaar gegaan, mama heeft geen tijd voor hem, hij moet bij oma logeren, dus als hem gevraagd wordt zich bij een straatbende aan te sluiten dan voelt hij zich ineens weer, al is het door verkeerde vriendjes, gewaardeerd. In het gevecht met een andere bende krijgt hij een kalebas tegen zijn achterhoofd en raakt buiten westen.
Hoofdstuk twee is het begin van een lange flashback, drie maanden eerder: hoe het zover gekomen is, in hoofdstuk tien gaat het verhaal verder vanaf de kalebassenhersenschudding – de titel slaat op de donderende koppijn – en in het laatste hoofdstuk is het twee maanden verder. In deze vijf maanden gebeurt er heel wat met Jurcell, Colastica verweeft verschillende motieven kleurig ineen. Bijvoorbeeld de slungeligheid van een puberende jongen in de kalverliefde:
“Jurcell gluurt weer naar Taïma. Ja hoor, ze ligt nog steeds naar Gerrit te kijken. Gelukkig heeft Gerrit het niet door. Zou Taïma op witte jongens vallen, op makamba’s, net als alle andere meisjes uit de buurt, die altijd gillen: ‘Ik trouw nóóit met een zwarte…’? Gerrit is wit, spierwit, met blond haar en blauwgroene ogen.
Rare gozer. Hij stond vanochtend opeens voor de klas. Met de directeur. ‘Dit is Gerrit,’ zei de directeur, ‘Gerrit Schreers. Hij is jullie nieuwe klasgenoot. Ik reken erop dat jullie snel vrienden zullen worden.’
Jurcell kent Gerrit al langer. Van voetbal. Ze spelen al meer dan een jaar in hetzelfde elftal. Maar vrienden zijn ze niet. Jurcell zou wel willen, maar Gerrit wil nooit met hem praten. Gerrit kan geweldig voetballen. Samen vormen ze de aanval van Willemstad. Knappe jongen die hen tegenhoudt. Gerrit is van de voorzetten, Jurcell van de goals. Maar als er weer eens is gescoord vallen ze elkaar niet in de armen, een high five is alles wat eraf kan. Jurcell heeft geen idee waar Gerrit woont of op welke school hij eerst zat. En al helemaal niet waarom hij opeens hier is. Misschien kunnen ze nu vrienden worden. Maar dan moet hij wel van Taïma afblijven.
Nou ja, waar maak ik me druk om, denkt Jurcell. Ik gá toch niet met Taïma? Ze is toch niet mijn verloofde of zo? Ik zou niet eens willen. Ze moet zelf maar weten wat ze doet. Ze mag best naar een andere jongen kijken.” (p 16)
Taïma is veel handiger. En is zich daarvan bewust. ‘Moet je zien hoe ik me opgetut heb. Voor jou! Maar zoiets zij jij natuurlijk niet.’ (p 115)
De loyaliteit van een kind aan beide ouders als die ruziën is een ander motief. “Ik kan mama niet in de steek laten. Zij heeft me nodig om voor haar op te komen. En papa heeft mij ook nodig, anders is het twee tegen een. Ik moet er voor allebei zijn.” (p 67)
Papa is ooit de beroemdste voetballer van Curaçao geweest, Richard Ricardo, de verschrikkelijke machoman, hij scharrelt zelfs met de geschiedenisjuf van Jurcell. Moeder blijft in het verhaal naamloos, mevrouw Ricardo, ook al weten we dat ze ooit sportkoningin van het jaar is geweest, totdat ze zijn machogedrag kotsbeu is. Dan volgt er een scène in de supermarkt, bij de kassa. Je staat in de rij, doet alsof je er niet bij bent, maar geniet er stiekem van, met zoveel plezier en humor hanteert Colastica de pen:
‘Dag mevrouw Ricardo,’ zegt het meisje dat daar zit. ‘Alles naar wens vandaag? Met u en natuurlijk ook met… met uw man?’
‘Ik ben mevrouw Rafaela, Odessa Rafaela. Die andere naam wil ik niet meer horen en het gaat je niks aan hoe het met mij gaat.’
‘Mama,’ fluistert Jurcell, ‘snauw de mensen niet zo af.’
‘Dat is allemaal jouw schuld,’ zegt mama. ‘Als jij je zou gedragen als de zoon van een Bekende Curaçaoënaar, zou een vakkenvuller mij niet de les hoeven te lezen over jouw opvoeding.’
Jurcells moeder praat zacht, maar het meisje achter de kassa heeft haar toch verstaan.
(En dan, als een soort vox populi, gaat ze door, niet beseffend dat ze het over mensen als zichzelf heeft, jh.)
‘Ik snap het,’ zegt ze. ‘Als je getrouwd bent met de beroemde Richard Ricardo, bemoeit iedereen zich natuurlijk met je privéleven. Dan ben je publiek bezit.’ Ze slaat de bedragen snel aan op de kassa en ratelt zelf nog sneller door.
‘Dat zal soms wel eens lastig zijn. Toch lijkt het me geweldig om met zo’n belangrijk persoon als uw man te mogen leven.’
Jurcell went zich af. Dit wordt oorlog, denkt hij.
‘Hij is nu bezig met een film, hè?’ zegt het meisje. ‘Ik lees alles in de kranten. Alles. En nu weet ik ook wat u vanavond gaat eten. Ik denk dat iedere vrouw op het eiland er wel eens van droomt om met die man van u samen te zijn. Toch?’ (p 63)
Nog een motief is het contact met geesten van voorouders. Oma langs vaders kant heeft een huisaltaar met beelden van heiligen en van aartsengel Michael. Ze kan in de askegel van een sigaar de toekomst zien en is regelmatig een medium door wie voorouders optreden. Maar ze bidt ook tot God voor het slapengaan. ‘Kan dat eigenlijk wel samen? Geloven in God en in geesten tegelijk?’ ‘Officieel niet,’ zegt oma, ‘maar ach, het is toch allemaal één pot nat.’ (p 101) Doodleuk vertelt de schrijver dat zij niet gelooft in de voorspellingen van een opa die met kiezelsteentjes dobbelt om de uitslag van de loterij te weten te komen. Oma is ook de figuur bij uitstek om via Jurcell de lezertjes een genuanceerd beeld over de slavernij van vroeger te geven.
Een puntje kritiek, waarom heet de taal van Curaçao Papiamento (p 56)? Dat spreken ze op Aruba, maar dit verhaal speelt zich af op Curaçao, waar Papiamentu wordt gesproken, of Papiaments zoals het in het Nederlands heet. En waarom worden de woorden die niet in het Nederlands zijn, schuin gedrukt als we ze voor het eerst tegenkomen. Moet er dan niet een woordenlijst achter in het boek? Maar deze woorden worden al in de tekst uitgelegd, waarom zijn ze dan toch schuin? En waarom wordt de sia-boom niet gewoon zadelboom genoemd, en de wayaká niet gewoon de pokhout, de Nederlandse benamingen. De auteur is overigens niet heel sterk in dit boek in de beschrijvingen van de omgeving. Er worden wel veel verschillende bomen genoemd, maar daar blijft het bij, het krijgt geen betekenis. Maar dit is een slechts een miniem puntje.
Roland ‘Roy’ Colastica (rechts) met Miep Diekman
 
Het sterkste motief in dit boek lijkt me de vriendschap. Niet de vriendschap met Randy, de leider van de straatbende. Jurcell in gesprek met Randy:
‘En waar is jouw vader dan?’
‘Ook weg. Gelukkig maar. Nu kan ik mezelf opvoeden.’
‘En je moeder dan?’
‘Ik ben een jongen. Ik wil niet door een vrouw opgevoed worden.’
‘En moet je niet naar school?’
‘Wat kan een juf mij leren? De straat is mijn huis, de straat is mijn school.’ (p 89).
Randy die tijdens de kalebassenoorlog tegenover de leider van de andere bende kwam te staan, een Nederlandse jongen, Gerrit. ‘Ik verslagen door een makamba? Nooit! En zeker niet door deze makamba.’ (p 14) Toch lukt het Colastica ook gevoelige kanten van Randy te schetsen, waardoor de lezer toch sympathie voor deze bendeleider kan opbrengen.
Maar het gaat om de vriendschap tussen Jurcell en Gerrit, die heeft Colastica aangrijpend uitgewerkt. Gerrit heeft geen leuk verleden, vader slaat moeder en hem bont en blauw, Gerrit steekt zijn vader neer en is daarom uit huis geplaatst in een inrichting op Curaçao. Colastica durft vooroordelen aan te pakken. Op bladzijde 16 vroeg Jurcell zich al af of ze misschien vrienden kunnen worden. Zoals dat in goede jeugdboeken kan gaan, gebeurt dat dan ook, zelfs als Gerrit weer naar Nederland wordt weggestuurd. In het laatste hoofdstuk gaat alles tenslotte goed, de verhouding tussen Taïma en Jurcell, Ricardo en Odessa zijn – nogal pardoes – weer samen, de film over Ricardo wordt vertoond, het publiek applaudisseert terwijl het doek valt.
Roland Colastica heeft een goed boek geschreven, een aanwinst voor de jeugdliteratuur. Hopelijk volgen er meer.
Roland Colastica, Vuurwerk in mijn hoofd, Uitgeverij Leopold, 2012, 140 bladzijden, voor lezers vanaf 10 jaar.

Opening Kinderboekenfestival met zang en rap

Het Surinaamse Kinderboekenfestival 2013 wordt dit jaar geopend met een serie feestelijke activiteiten in de Congreshal. Zo zal het themalied met het nieuwe couplet ten gehore worden gebracht en zullen de kinderen stil staan bij het cultureel erfgoed van Suriname. Verder zullen de winnaars van de rapwedstijden 2012 optreden en de nieuwe Schrijver van het Jaar worden bekendgemaakt.

Op dit door de Stichting Projekten Christelijk Onderwijs georganiseerd festival, zal ook het eerste spel van de educatieve serie 1, 2, speel je mee worden gepresenteerd.

Jaarlijks vindt het Kinderboekenfestival plaats in drie districten; dit jaar gaat het om de districten Sipaliwini, Commewijne en Paramaribo. In het voortraject zullen kinderen op een creatieve manier bezig zijn met taal door mee te doen aan de wedstrijden in rappen, tekenen, vertellen en musical. Nieuw dit jaar is dat alle scholen over het hele land zullen worden betrokken bij de voorleeswedstrijden in samenwerking met de Algemene Onderwijs Bibliotheek. In het voortraject en tijdens het festival wordt stil gestaan bij het meerjarenthema www.welzijn. De slogan voor het jaar 2013 luidt: ‘Met mijn eigen idee werk ik goed mee, zodat ik zelf ook welzijn beleef.’

De launch van het Kinderboekenfestival 2013 is vandaag van 9.30 uur tot 11.30 uur in de Congreshal op het Onafhankelijkheidsplein. 

[uit Starnieuws, 12 oktober 2012]

Sas; Het bosduiveltje op één been

door Marijke van Mil

Sas; Het bosduiveltje op één been is gebaseerd op verhalen van de Braziliaanse auteur Monteiro Lobato (18 april 1882 – 4 juli 1948) rond Saci-pererê, een tricksterfiguur uit zijn land. In zijn kinderboeken verweefde hij zijn eigen fantasie met folkloristische elementen, mythen, moderne literatuur en zelfs films en stripverhalen.

lees verder…

Je ziet, ruikt, vóelt Curaçao

door Mirjam Noorduijn

Er zijn niet veel kinderboeken die zich afspelen in onze voormalige koloniën. Ja, Miep Diekmann, die haar jeugd grotendeels op Curaçao doorbracht, schreef er een aantal, maar meestal vanuit blank perspectief. Dat is een gemis. Vooral voor Antilliaanse kinderen die, zo schijnt het, zijn aangewezen op Nederlandse kinderboeken.

De Antilliaanse schrijver Roland Colastica heeft zich dit aangetrokken. Hij debuteerde onlangs in het Nederlands met Vuurwerk in mijn hoofd, waarin hij Curaçao in al zijn facetten tot leven brengt. Je voelt de magie die in de lucht hangt. Je ziet de uitbundige kleuren en ruikt de bedwelmende geuren van mango- en wayaká-bomen. Maar Colastica’s eiland is meer dan een exotisch paradijs. Treffend en pijnlijk is zijn schets van de huidige samenleving op het eiland, waar – zo blijkt na een nogal opzichtige geschiedenisles over Curaçaos slavenverleden – zwart en wit recht tegenover elkaar staan.

Dat geldt ook voor Jurcell en Gerrit. Stiekem vinden ze elkaar best aardig. Maar de een is zwart, de ander ‘een makamba’, dus een vriendschap is uitgesloten. Colastica laat Jurcell zichtbaar worstelen – met zichzelf, zijn macho-vader en zijn verleden. Ontroerend zijn Jurcells gesprekken met zijn spiegelbeeld. En veelzeggend is het wanneer hij, onmachtig zijn als vuurwerk exploderende gedachten te vangen, zijn troebele eigenbeeld letterlijk aan diggelen slaat.

Dat Bob Marleys Redemption Song (‘emancipate yourselves from mental slavery’) uiteindelijk tot verzoening leidt, lijkt wat moralistisch, maar is ook een hoopvolle boodschap in een boek waar we te lang op moesten wachten.

[uit NRC Handelsblad, 5-10-2012]

[Noot van de redactie CU: ja, mevrouw Noorduijn, misschien moest u er lang op wachten omdat u niet beter weet, maar er zijn heus wel heel wat Antilliaanse jeugdboeken verschenen: vergeet u alles van Diana Lebacs niet, om maar één auteur te noemen? Wat niet wegneemt dat er nog heel wat meer bij kan, daar heeft u wel gelijk in.]

De Slipper van Maria Bonita

De Slipper van Maria Bonita van L. Ruben en B. van Ogtropis een jeugdboek voor zes jaar en ouder. Het verhaal is fictie en introduceert elementen uit Pernambuco die de lezer zal herkennen in de tentoonstelling: van de maracatu tot het mixen, van de frevo tot graffiti, van J. Borges tot slippers. Doordat het verhaal deels in foto’s verteld wordt, is het goed te volgen voor de allerkleinsten. De foto’s en verhalen brengen de cultuur van Pernambuco de Nederlandse huiskamers en klaslokalen binnen.

lees verder…

Nieuw kinderboek Susan van Dijk-Leefmans

Susan van Dijk verwent de kinderen met haar nieuwe boek Boompie. InBoompie is Richie op weg met zijn moeder en broers naar hun kostgrond. Hij slaat een andere weg in en komt terecht in Boompie, waar hij een apart volk ontmoet met een eigen stijl van leven. Daar ontvangt hij de krachten van de natuur en krijgt een amulet van de adelaar. Het boek is lekker fantasievol en bestemd voor kinderen van 10 jaar en ouder.

Prijs srd 20,- Te krijgen bij de boekhandel in Suriname, bij Susan van Dijk en via Publishing Services Suriname. Tel 520513 / 8784120

Wat een mop!

Wat een mop! is de titel van dit boekje voor beginnende lezers van Anne Huits. Een  ruim vierkant formaat, met tekeningen in full color van Rodney Vrede, die de sfeer goed weergeven. Erwin, Ram en Waldo zitten elke dag op een bank onder een boom. Dan worden er moppen verteld. De tekst is goed te volgen voor kinderen die pas beginnen met lezen. Er is gekozen voor  eenvoudige woorden. Er zijn geen hoofdletters gebruikt en in meerlettergrepige woorden zijn streepjes tussen de lettergrepen  geplaatst. Een aanrader dus, om kinderen te stimuleren bij het leren lezen.

Te krijgen bij de boekhandel in Suriname en bij Publishing Services  Suriname. Prijs 15,- srd. Tel 520513 / 8784120

Betrokken boeken

Over de relatie van de Vlaamse en Nederlandse jeugdliteratuur met de wijde wereld

Het thema van de Kinderboekenweek dit jaar is Hallo wereld! Jeugdliteratuur mag en kan vaak geëngageerder zijn dan literatuur voor volwassenen, ook wanneer het over de globaliserende wereld gaat. In deze boekensalon spreken auteurs die zulke geëngageerde boeken schrijven en wetenschappers die zich met (jeugd)literatuur en illustratie bezighouden, over de betrokkenheid van Nederlandse en Vlaamse jeugdliteratuur bij de wijde wereld. Hoe vindt een internationale cultuur zijn plaats in jeugdboeken? Wat kunnen zij ons over globalisering leren? Is er sprake van een lange traditie in dit segment of komt deze betrokkenheid pas de laatste jaren tot uiting? En geldt dit ook voor de illustraties in jeugdboeken?

Sprekers

  • prof. dr. Saskia de Bodt, bijzonder hoogleraar Illustratie
  • prof. dr. Michiel van Kempen, bijzonder hoogleraar West-Indische letteren
  • dr. Paul Bijl, docent Neerlandistiek, specialisatie postkoloniale cultuurkritiek
  • Marita de Sterck, antropoloog en jeugdauteur
  • Annemarie van Haeringen, illustrator en auteur

De bijeenkomst wordt geleid door Thomas de Veen, Neerlandicus en (kinderboeken)recensent.

Programma

16.45 – 17.00 uur inloop
17.00 – 17.05 uur welkom
17.05 – 18.00 uur

  • Saskia de Bodt, Annemarie van Haeringen, Paul Bijl en Marita de Sterck geven kort hun visie op de volgende vraag: Hoe zorgen we ervoor dat we de wereld op een goede manier in de jeugdliteratuur weerspiegelen?
  • live recensie van Michiel van Kempen van het boek Vuurwerk in mijn hoofd van Roland Colastica
  • debat met de sprekers

18.00 – 18.15 uur debat met het publiek
18.15 -18.45 uur  afsluiting, start borrel en boekenmarkt

Datum, tijd, locatie, prijs

  • Datum: donderdag 11 oktober
  • Tijd: 17.00–18.45 uur
  • Locatie: Bijzondere Collecties, Museumcafé
  • Prijs: na aanmelding gratis
  • Aanmelden hier

Expositie Marijke van Mil Amsterdam

Schokkerig en spiegelend, maar toch wel charmante impressie of niet? Illustraties, kleurplaten en textiele doeken van Marijke van Mil, Bibliotheek Javaplein, Amsterdam, september-t/m 30 oktober 2012.

Simia Literario rond Jacques Hemelijn

Zijn hele leven heeft hij geschreven, onder meer als redacteur en hoofdredacteur van de krant Bala op Curaçao. Jacques Hermelijn, oud plaatsvervangend gevolmachtigde minister van de Nederlandse Antillen in Den Haag, heeft op zijn tachtigste een jeugdroman geschreven: De vele kleuren van de liefde. Het boek gaat over jongeren uit welgestelde families, waarvan de ouders blank en negroïde zijn, die zich proberen staande te houden in de Nederlandse samenleving. Om het thema luchtig te houden heeft hij in zijn boek uitzonderlijke liefdes- en familieverwikkelingen verwerkt van onder andere hoofdpersoon Ronnie. “Bij tieners is seks een belangrijk deel van hun leven”, stelt Hermelijn nuchter vast. Maar het belangrijkste thema is toch hoe ze hun leven beleven. “Er is al veel geschreven over hoe moeilijk onze kinderen en de ouderen het hebben in Nederland.” Velen voelen zich Nederlander, maar worden niet als volwaardig gezien door hun omgeving.

Rozengeur en maneschijn

Dat Hermelijn heeft gekozen voor redelijk welgestelde families lijkt vreemd. Maar daar is weinig over geschreven, zegt de auteur: “Het is niet altijd rozengeur en maneschijn. Vaak hebben ze het moeilijk in een blanke omgeving.” Die problemen komen allemaal samen in de hoogbegaafde Ronnie, die in het boek leert omgaan met zijn omgeving.
De titel van het boek verwijst naar de verschillende soorten liefde die er zijn: erotische liefde, romantische liefde, moederliefde, vriendschap, vaderlandsliefde en de geloofsbeleving. daarbij komt ook nog de huidskleur, die een belangrijke rol speelt.

Simia Literario

Op zaterdag 22 september 2012 komt Simia Literario bijeen in Amsterdam. Centraal staat het boek De vele kleuren van de liefde geschreven door Jacques Hermelijn. Jacques Hermelijn zal eerst een inleiding geven over hoe het boek tot stand is gekomen en waarom hij dit boek heeft geschreven. Een aantal leden van Simia Literario heeft het boek vooraf te lezen gekregen. Zij gaan in gesprek met Jacques Hermelijn en met elkaar over de inhoud van het boek. Wie interesse heeft voor het boek kan komen luisteren en het boek is te koop of kan besteld worden.

Dit evenement vindt plaats bij Profor, Keienbergweg 3, 1101 EZ Amsterdam Zuidoost.
Tijd: 14.00-16.00 uur
Route:
Vanaf Station NS Bijlmer Arena: roltrappen af, linksaf naar de uitgang naar het busstation en dan rechtdoor blijven lopen. Voorbij enkele kantoorgebouwen steekt u over en blijft recht doorlopen, bij het kruispunt oversteken en dan ziet u een rond gebouw op de hoek. U loopt door en ziet dan laagbouw met witte gebouwen en op de hoek het gebouw ‘JEVEKA’. Daar loopt u de straat in en dat is de Keienbergweg. ProFor is dan meteen links op de hoek. Het is 10 minuten lopen.

Marijke van Mil: Kinderen van de Zon

In de Openbare Bibliotheek aan het Javaplein in Amsterdam hangen kleurplaten en illustraties van Marijke van Mil bij het verhaal De kinderen van de zon. De titel van deze expositie verwijst naar een inheemse mythe uit Suriname die de inspiratiebron is voor de tentoongestelde werken. Ook hangen er twee textiele doeken die Marijke van Mil heeft gemaakt in een vrij project dat was geïnspireerd door deze mythe. In aansluiting op deze expositie en het thema van de Kinderboekenweek Hallo Wereld heeft Marijke van Mil ook een voorstelling gemaakt die zij op woensdag 3 oktober om 15.30 uur in Bibliotheek Indische Buurt aan het Javaplein zal spelen.
Marijke van Mil, geboren te Suriname, heeft zich gespecialiseerd in het vertellen van sprookjes en volksverhalen. Een aantal heeft ze op papier gezet, samen met eigen fantasievolle illustraties.
De expositie Kinderen van de Zon is te zien in bibliotheek Javaplein van 17 september t/m 30 oktober

Hopus van Liliana Erasmus

Het kinderboek Hopus van Liliana Erasmus is herdrukt, deze keer als een Kamishibai verhaal voor de basisscholen van Aruba, een uitgave die mogelijk werd gemaakt door steun van de Kiwanis Club of Aruba.

De Arubaanse schrijfster Liliana Erasmus schrijft zowel in het Nederlands als in het Papiamento. In 2007 kwam haar eerste boek uit: Hopus (uitg. Zwijsen). In 2010 debuteerde ze ook internationaal met de interactieve boekapplicatie van Hopus voor de iPad. Het is in het Nederlands, Engels en Frans uitgegeven.

Liliana Erasmus werd geboren op 3 juni 1974 te Aruba. Na de HAVO ging ze naar de Haarlem Business School. Ze volgde allerlei interne opleidingen en cursussen, waaronder Creatief schrijven en Creatief dichten (Leidse Onderwijsinstellingen) en Prentenboeken schrijven (Script+ Amsterdam). Tussen 2005-2007 ging ze naar het Institute of Children´s Literature (Connecticut, VS). Ze had heel wat verschillende baantjes en banen, sinds 2004 is ze fulltime schrijver en illustrator. Na Hopus verschenen Het was Big (2007, Zwijsen), Mijn Feest! (2008, Zwijsen), Dier in nood (2008, Zwijsen) en De knijpkat (2012, Delubas). Boeken in het Papiamento zijn te vinden op de website van Liliana Erasmus.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter