blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Kinder- en Jeugdliteratuur

Een geboren verhalenverteller (2 en slot)

door Quito Nicolaas

Kinderboekenschrijfster Olga Orman reist vaker naar andere landen om haar vertelkunst met anderen te delen. Als een van de trouwste leden van de schrijfgroep trad ze in 2006 tot het bestuur van Stichting Simia Literario. Als secretaris was ze de spil van de organisatie en alles draaide om haar kijk op de samenleving en voorzichtige benadering. Onder haar toeziend oog verscheen ook de Simia-publicaties Fruta Hecho/Rijpe vruchten (2006) en Symbiose tussen pen en penseel (2008). Haar gedichten verschenen in Wie ik ben/Ta ken mi ta (2011). Op 8 december jl nam ze definitief afscheid van Simia Literario en na een welverdiende vakantie gaat zij zich op een andere manier inzetten.

Je reist overal met je Kamishibai, je verteltheater om het verhaal levendiger te maken. Hoe reageren de kinderen hier op?
Altijd enthousiast, want de Kamishibai laat hen actief deelnemen. Hoewel de Kamishibai een Japanse magische eeuwenoude hulpmiddel is bij het voorlezen, hebben wij in Nederland in de werkwijze iets toegevoegd en iets weggelaten namelijk de tekst op de achterkant van de platen. Het is zo, dat juist de interactie voor niet-Nederlandse kinderen heel belangrijk is voor de verdieping en verbreding van de woordenschat in het Nederlands.

Daarom heb ik aan toegevoegd dat de kinderen alles benoemen, wat ze op de plaatjes zien. Ze mogen ook een beetje voorspellend vertellen wat er aan de hand is, wat ze denken dat er gebeurt en wat er gaat gebeuren. Deze oefening is heel belangrijk voor hun creatief denken, maar ze horen ook de woorden van elkaar en ze mogen het herhalen. Bij de Japanse versie is de tekst gefixeerd en staat op de achterkant van de plaat, waarvan de leerkracht de tekst voorleest. Op de platen van mijn prentenboeken is de tekst weggelaten. Bovendien heeft de leerkracht hierdoor weinig zicht en oogcontact met de kinderen om te zien of ze wel de tekst begrijpen.

Dit jaar heb je deelgenomen aan de Kinderboekenweek 2012 op Aruba. Kun je wat meer hierover vertellen?
Ik ging naar Aruba om privé-redenen! Men had een vervanger nodig voor een uitgevallen Arubaanse schrijver. Op het laatste moment werd ik gevraagd om mee te doen. Ik had al eerder met het kinderboekenfestival meegedaan, dus was het gemakkelijk een paar ochtenden in te passen. Het was een feest met de kinderen. De leerkrachten hadden vooraf een workshop gehad en je kon zien hoe ieder er een eigen draai aan gegeven had. De ontvangsten met liedjes, tentoonstelling in de hal, overal hing je foto en kopieën van je boeken. Mijn prentenboek E biaha largu pa djeipei paste prima in het thema multiculturaliteit.

Ik kon een kamishibai lenen, want die was al eerder in de negentiger jaren daar door mij geïntroduceerd. Bovendien krijgen alle kleuterscholen dit jaar van de Kiwanis Club een kamishibai aangeboden. Ik heb ook een voorbeeld meegenomen die de leerkrachten met de kinderen kunt maken van een dossierdoos. Dus zelf verhalen schrijven en dan aan elkaar vertellen. Deze kinderboekenfestival was een lustrum, 20 jaar! De initiatiefnemer Ruud Bosch werd een eerbetoon gegeven. Ik heb een paar keer de kinderboekenfestival meegemaakt, maar dit jaar was het heel bijzonder. De opening en de sluiting waren fantastisch, de scholen, leerkrachten, bibliotheekmedewerkers en ouders hebben hun beste beentje voorgezet. Wat kinderen in de kleuterleeftijd op het podium presteerden was verbazingwekkend. Wat bij mij was blijven hangen was een Chinees meisje dat een presentatie gaf met powerpoint en volledig uit haar hoofd met intonatie en zo duidelijk en gracieus! Een waar talent!

In het buitenland heb je tevens op verschillende podia – Wales, Peru en Cuba gestaan. Wat kunnen we in Nederland hier van leren?
Ik denk niet dat er wat van te leren valt. Het was gewoon een uitdaging. En als je die aangaat zelfs in een taal vertelt die je niet helemaal beheerst, maar wel interactief vertelt met de ingrediënten die ik hierboven beschreef, dan is het een feest dat je merkt dat je de luisteraars hebt meegenomen in je verhaal. Het waren geen grote podia, maar meer kleine settings, zoals in Santiago de Cuba, in Peru binnen de workshops van het festival en in Wales in de vertelsessies in tenten. Hier in Nederland heb ik wel in Amsterdam in het Soeterijntheater en in de Bali ooit verteld, in Rotterdam in de Evenaar en in Utrecht in de Rasa, maar het is niet mijn ding. Ik moet mijn publiek kunnen zien en bijna aanraken.

Behalve kinderboekenschrijfster, schrijf je ook korte verhalen. Wanneer kunnen we een roman van je verwachten?
Geen idee! Ik heb allerlei fragmenten. Maar om daarvan één geheel te maken, daar heb ik nog steeds niet de tijd voor genomen. Ik ben steeds met teveel bezig geweest. Bovendien weet ik niet of ik het wel belangrijk genoeg vind om een roman te schrijven en of ik dat wel ook kan!

Ondanks je leeftijd, ben je nog steeds heel actief in Simia Literario. Hoe krijg je dit allemaal voor elkaar?
Nood breekt wet! Het belang van het voortbestaan van zo’n groep als Simia Literario heeft me gedurende de laatste zes jaren de kracht gegeven om door te gaan als bestuurslid. Nu voel ik dat ik de stok moet doorgeven. Loslaten is ook een kunst. Nieuwe media, betrokken jongeren, vernieuwingen qua structuur en inhoud, dwarsverbanden zijn van belang voor het verder voortbestaan.

Laat mij niet alleen van Indra Hu

door Els Moor

In handen van de jongeren ligt de toekomst van dit land [bedoeld is: Suriname – red dWTL]. Als ze begrip hebben ontwikkeld, kritisch bewustzijn en openheid van geest kan dat tot positieve veranderingen leiden. Boeken kunnen daartoe bijdragen en dat doet zeker dit boek van Indra Hu over een gevoelig onderwerp in onze samenleving, aids en hiv. In Laat me niet alleen, een boek voor kinderen en jongeren vanaf  een jaar of tien, wordt dit moeilijke onderwerp in een herkenbaar en leuk verhaal volkomen begrijpelijk gemaakt voor de jeugd. Het verhaal speelt in een vijfde klas van een basischool waarin een jongen, Wikash, die hiv-positief is, gepest en gediscrimineerd wordt. De verstandige juf legt alles haarfijn uit, waardoor hij geaccepteerd wordt in zijn groep. Het is perfecte voorlichting binnen een mooi en leuk verhaal waarin de kinderen van de klas met humor  beschreven zijn. Er zijn nog veel meer onderwerpen, zoals zelfdoding, verkrachting, tienerzwangerschap, die moeilijk liggen binnen de samenleving, maar waar de jeugd wel alles van moet weten en begrijpen om te voorkomen dat het gebeurt of te weten hoe te handelen als het je overkomt. Binnen een goed boek is voorlichting niet saai!

Alida Kock: Kinderverhalen moeten humor bevatten (2 en slot)

door Quito Nicolaas

Vorig jaar nog in september 2011 stond Alida Kock op het podium van het OBA, om tijdens de viering van het tweede lustrum van Simia Literario haar gedicht ‘Ta ken mi ta’ voor te dragen. Met enkele wiebelende bewegingen en handgebaren zet ze dan de eerste ritmische klanken in. Naast haar schrijverschap drijft ze een uitgeverij, La Kock Publishing geheten, die voornamelijk boeken in de creoolse talen als het Papiamento en Sranang tongo en in de Europese talen Nederlands, Frans, Spaans en Engels uitgeeft. Met haar uitgeverij wil ze met name beginnende schrijvers de kans bieden om hun kinder- en jeugdboeken uit te geven. Haar eerste jeugdroman zal over de problematiek van bolletjesslikker verhalen en getuigt van gevoel voor het sociaal realisme.

Voor je optredens kies je duidelijk voor de ritmische poëzie die je voordraagt. Wie zijn je voorbeelden die je steeds bewondert?
Ik heb altijd veel bewondering voor Elis Juliana gehad, niet alleen voor zijn ritmische poëzie maar ook voor zijn korte verhalen waar altijd een vleugje maatschappelijke kritiek in zit. Ik ben tijdens mijn studie Spaans verliefd geworden op het werk van Nicolas Guillén en niet alleen vanwege de kleur die hij de taal geeft maar ook omdat hij de zwarte man en vrouw een gezicht heeft gegeven. Ik ben ook dol op García Lorca maar ook op zoveel andere dichters zoals Maya Angelou, dubpoets o.a Linton Kwesi Johnson en om vlak bij huis te blijven een spoken word artist als Unom.

Is er eigenlijk een onderscheid te maken tussen dichters op de eilanden en die in Nederland en waar zit dit verschil in?
Moeilijke vraag. Ik kijk meestal niet waar het werk vandaan komt maar ik kijk of het me aanspreekt zij het door het taalgebruik, vorm of inhoud. Achteraf kom ik er wel achter waar de dichter in kwestie vandaan komt. Als een dichter een bepaalde kwaliteit heeft maakt het echt niet uit waar hij of zij woont.

Opvallend is dat je als Arubaanse auteur de voorkeur geeft aan de fonologische spelling. Waarom is dat?
Je weet ongetwijfeld dat ik als tolk/vertaler mijn boterham verdien. Er is hier in Nederland altijd een voorkeur geweest van opdrachtgevers om de fonologische spelling te hanteren. Ik denk dat het daardoor komt dat ik uit gewoonte de fonologische spelling hanteer omdat ik die goed ken. Ik heb enigszins moeite met de spelling die er op Aruba gehanteerd wordt omdat men o.a. gekozen heeft om geen accenten te gebruiken. Voor een toontaal als het Papiaments is dat voor mij niet begrijpelijk.

Je bent ook met een jeugdroman bezig. Kun je wat over de thema’s vertellen die hierin voorkomen? 
Ik ben een roman aan het schrijven over een onderwerp dat weinig aan de orde komt namelijk hoe het de kinderen vergaat van ouders die gedetineerd zijn. Een aantal jaren geleden was het dagelijks nieuws dat er bolletjesslikkers op Schiphol werden opgepakt. Ik weet dat ik vaak genoeg naar de gevangenis die toen ‘kamp Zeist’ werd genoemd, moest om te tolken voor gedetineerden. Daar zag ik vaak familieleden van de gedetineerden die op bezoek kwamen, onder hen heel veel kleine kinderen. Veel van deze kinderen werden door familieleden opgevangen maar andere kinderen gingen naar tehuizen of naar pleeggezinnen. Mijn boek gaat daarover, hoe de detentie van een alleenstaande moeder de ontwikkeling van met name haar dochter beïnvloed heeft.

Heb je nog andere schrijfprojecten voor de korte termijn?
Natuurlijk, ik zou heel graag een boek willen schrijven over mensen zoals mijn moeder die op jonge leeftijd uit de omliggende landen en eilanden naar Aruba zijn gekomen om te werken en er nog steeds wonen. Ik ben nog aan het uitzoeken of er middelen beschikbaar zijn om dit te kunnen realiseren. Tevens zou ik enkele korte verhalen voor kinderen, die ik reeds heb geschreven, graag willen uitgeven. De markt is echter niet zo goed op dit moment voor de verkoop van boeken dus ik denk dat ik even hiermee moet wachten.

Alida Kock: Kinderverhalen moeten humor bevatten (1)

door Quito Nicolaas

Na een studie Spaanse taal en letterkunde, dacht ze niet meteen aan een rol in het literaire circuit en ging gewoon les geven. Jaren later ontdekte ze het schrijversvak en sloot zich aan bij Stichting Simia Literario. In korte tijd liet ze een tweetal kinderboeken Yuuwaanaa/Leguuwaantje (2006) en Kachó di rasa/Rashondje (2007) het licht zien. Daarnaast zijn haar gedichten in enkele bloemlezingen opgenomen: Fruta hecho (2006), Kinderen van het heelal (2008) en Symbiose tussen pen en penseel (2008). Vaak denkt men dat het schrijven van kinderboeken in betrekkelijk korte tijd geschiedt en dat het vrijwel gemakkelijk is. Vandaag een gesprek met deze kinderboekenschrijfster en dichter.

Je bent begonnen als kinderboekenschrijfster en hebt tot nu toe een tweetal kinderboeken geschreven. Hoe zijn de boeken door het publiek ontvangen?
Dit moet ik even corrigeren. Eigenlijk ben ik begonnen als dichteres en heb hier en daar in Antilliaanse welzijnsbladen als Hacha, Stiwa en OCAN-info gedichten gepubliceerd. Het eerste boek dat ik publiceerde is in feite een lang gedicht dat geïllustreerd is en als prentenboek is uitgegeven, namelijk Yuuwaanaa. Daarna volgde Kachó di rasa. De boeken zijn goed ontvangen door volwassenen maar vooral door kinderen. Ik denk dat het te maken heeft met de humor in beide verhalen.Beschrijf eens hoe je te werk gaat om een kinderverhaal goed te doen aansluiten op de denkwereld van een kind?

Dat is een moeilijke vraag omdat een kind van vier anders is dan een kind van negen bijvoorbeeld. Ik ben eigenlijk verhalen voor kinderen gaan publiceren omdat ik kinderen wilde laten lezen. Hiermee bedoel ik voornamelijk kinderen uit de voormalige Nederlandse Antillen en Aruba. Een manier om de aandacht van kinderen te krijgen is humor. Ik heb in veel verhalen daarom humor gebruikt om de aandacht van de kinderen te krijgen in de hoop dat ze de volgende keer uit zichzelf een boek oppakken en gaan lezen.

Als kinderboekenschrijfster sta je ook bekend als dichter. Waarom deze verandering in je schrijfcarrière?
Nou eigenlijk is het geen verandering in mijn carrière al vind ik dit een groot woord. Ik schrijf al heel lang gedichten maar heb ze nooit durven publiceren of zelfs aan anderen te laten lezen. Ik ben verhalen voor kinderen gaan verzinnen toen mijn kinderen klein waren omdat veel boeken niet tot hun verbeelding sprak. Als ik een verhaal vertelde over een leguaan of over een dansende geit zag ik aan hun ogen dat ze enorm veel plezier hadden en ze vroegen ook vaak om die verhalen weer te vertellen. Natuurlijk zijn er schrijvers die ze leuk vonden zoals Annie M.G. Schmidt en later Paul van Loon maar veel boeken waren saai of te moralistisch. Ik ben serieus gaan nadenken over het publiceren van mijn verhalen door mijn werkzaamheden als tolk. Ik merkte dat veel ouders niet konden voorlezen omdat ze het Nederlands niet genoeg beheersen. Toen ben ik op het idee gekomen om mijn verhalen tweetalig te publiceren, dus zowel in het Nederlands als in het Papiaments.
In het gedicht Ta ken mi ta [Wie ik ben] behandel je de meervoudige identiteit die Caribbeans vertonen. Is dit een droomwereld of doorgaans de gespletenheid van het individu?
Nou wat mij betreft is er zeker geen sprake van een droomwereld en ook niet van een gespletenheid van het individu. Ik heb een analyse gegeven van hoe ik in elkaar zit en met mij veel mensen uit het Caraïbisch gebied. We wonen nou eenmaal in een regio waar er sprake is van veel migratie en dat zal voorlopig niet veranderen denk ik. In feite is onze identiteit een geheel van diverse culturele en levenservaringen. Dat is volgens mij cruciaal voor het begrijpen van de identiteit van iemand vanuit het Caraïbisch gebied.Het feit dat je op Aruba in de wijk Dakota – een multiculturele wijk – werd grootgebracht, is dit van invloed op je schrijven geweest en hoe is dat merkbaar?

Ik weet niet of iemand uit Dakota anders schrijft dan iemand uit Noord of Santa Cruz. Waar ik wel in geloof is dat je zijn jouw bewustzijn bepaalt. Als je als klein kind gewend bent verschillende talen te horen, verschillende geuren uit diverse keukens te ruiken en andere gewoontes te zien dan thuis verandert dat wel je perspectief van de wereld. Ik denk dat je dan rijker bent en ook open staat voor dingen en mensen die anders zijn. Ik denk dat het invloed heeft op mijn schrijven omdat ik als persoon gevormd ben door diversiteit.
[wordt vervolgd][uit Caribe Magazine, 28 november 2012]

Miep Diekmann brak eigenzinnig een lans voor “De West”

door Giselle Ecury

Ze woont aan de Zuid-Hollandse kust in een appartement met uitzicht op het strand, de zee en de soms drukke wandelboulevard. Aan de rand van de stad en toch in gezonde zeelucht. Het werkt: Miep Diekmann is al 87.

lees verder…

Gerlien van Dalen over het belang van voorlezen

Lezen is onzichtbaar leren, Gerlien van Dalen vertelt in dit nummer van Lezen over het belang van voorlezen, reden om 2013 uit te roepen tot Jaar van het Voorlezen. Ook aandacht voor het tienjarig jubileum van De Nationale Voorleesdagen in 2013. Een artikel over de nieuwe lesmethodes van uitgeverij Malmberg voor de vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek. Lesmethodes met een fictieve inslag waarvoor is samengewerkt met een team van kinderboekenschrijvers. Verder schrijven op het randje over Zwarte zwaan, de nieuwe jeugdroman van Gideon Samson. Een gesprek met schrijver en leesbevorderaar Aidan Chambers, twee van zijn boeken, De leesomgeving en Vertel eens zijn herzien en samengevoegdHet resultaat is Leespraat een inspirerend boek vol praktische tips en ideeën om het lezen te stimuleren en verdiepen. We leren acteur Tjebbo Gerritsma als lezer kennen en nemen een kijkje in het atelier van Kees de Boer. En natuurlijk naast al dit moois ook weer veel informatie over lezen en leesbevordering per doelgroep.
Klik hier

Jaar van het Voorlezen

Nog een paar weken en dan is het zo ver: 2013 is het Jaar van het Voorlezen. Onder het motto “Wij gaan voorlezen” wil de Nederlandse Leescoalitie een jaar lang laten zien hoe leuk en belangrijk voorlezen is, leuk en belangrijk voor iedereen. De Leescoalitie is een samenwerkingsverband van Stichting Lezen, CPNB, het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken en Stichting Lezen & Schrijven.
Op 23 januari gaat het Jaar van het Voorlezen officieel van start, met een extra feestelijke – de twintigste!- editie van Het Nationale Voorleesontbijt en De Nationale Voorleesdagen. Maar ook eerder al zijn er bijzondere activiteiten.
Bibliotheek Galibi
Op de vers gelanceerde, speciale site www.jaarvanhetvoorlezen.nl kunt u precies volgen wat er allemaal gebeurt. Meer nog, wij hopen dat u geïnspireerd raakt ook zelf een bijdrage te leveren aan het Jaar van het Voorlezen. Op dezelfde site kunt u andere enthousiaste leesbevorderaars via de Kalenderlaten weten wat u gaat doen. Theatermaker Niels Brandaan Cotterik bijvoorbeeld heeft dat al gedaan. Hij staat met theatervoorstelling Dierenpraat, een ode aan Armando op 12 januari in De Speeldoos in Baarn. Mocht u nog op zoek zijn naar ideeën en tips, kijk dan op de site. Bij Over het Jaar van het Voorlezen staan suggesties voor de organisatie van activiteiten. Soms is de stap van een leuk plan naar een activiteit minder groot dan u denkt.
De Leescoalitie zal gedurende heel 2013 door middel van een publiekscampagne aandacht besteden aan voorlezen. Niet alleen via traditionele media, maar ook op YouTube en via sociale media. Nieuwsgierig? Volg ons via Facebook ofTwitter.
Op de website jaarvanhetvoorlezen kunnen belangstellenden zich aanmelden voor de nieuwsbrief.

Laat me niet alleen verfilmd

Indra Hu timmert al een aantal jaren niet onverdienstelijk aan de weg als kinderboekenschrijfster. Met Laat me niet alleen heeft ze een interessant boek toegevoegd aan haar oeuvre. Wikash zit in de vijfde klas en is hiv-positief. Hij verhuist naar een nieuwe school omdat hij op de oude school werd gepest. Op de nieuwe school wordt hij goed opgevangen door de juf die omstandig op het niveau van de kinderen uitlegt wat hiv-positief betekent en welke gevolgen het heeft. De kinderen begrijpen dat ze veilig met Wikash kunnen spelen en vooral ook dat Wikash hen nodig heeft als vriend. Het boek is keurig verzorgd en heeft duidelijke tekeningen van Tapasia Daryanani. Van het verhaal is een kort filmpje gemaakt dat regelmatig op de Surinaamse televisie wordt vertoond.

[Mededeling van Schrijversgroep ’77]

Boompie, Surinaams sprookje

Het bos is een van de grootste rijkdommen van Suriname. Het beslaat 90 % van het land. Het bos vormt dan ook een prachtig gegeven voor verhalen. Susan Leefmans heeft er met Boompie een sprookje gemaakt. Een fantasierijk verhaal waarin kinderen kennismaken met de magie van het bos. Susan laat Inheemsen en Marrons een belangrijke rol spelen in haar verhaal, en terecht, want zij zijn de bewoners van onze bossen. De lezer maakt ook kennis met de taal van de Saramaccaners en een Inheemse taal. Op de achterflap beveelt Susan het boek aan als voorleesboek. Ook terecht. Het ruime formaat en de kleurige tekeningen van Shievanna Rellum en Mitch Wattamaleo maken het tot een echt vertel- en meekijkboek. Het belang van voorlezen als opvoedkundig middel om de relatie tussen opvoeders en kind te versterken kan niet genoeg benadrukt worden. Daarnaast heeft voorlezen belangrijke andere voordelen, zoals uitbreiding van de woordenschat en algemene kennis en het scherpen van verbeeldings- en concentratievermogen.

Foto @ Martin Venema

 

Het succes van Prinses Ivana gaat voort

Paramaribo – Behalve in Suriname kunnen ook kinderen op het eiland Aruba genieten van het kinderverhaal Prinses Ivana. Het boek, geschreven door vertelkunstenaar Hilli Arduin, is in het Papiaments vertaald. Arduin die momenteel op Aruba vertoeft, heeft de launch van de vertaalde versie meegemaakt. De schrijfster heeft aldaar in het Papiaments het verhaal aan de Arubaanse kinderen verteld.

Aruba

Arduin: “Ik heb tijdens een conferentie van Caribische Schrijvers, de Arubaanse Olga Buckley en Desiree Schorea, leren kennen. Tijdens gesprekken met dit tweetal werd de mogelijkheid geopperd het boek te vertalen. Volgens Buckley en Schorea zou het thema het ook goed doen op Aruba. Dit duo heeft het boek vertaald en Unoca, een niet-commerciële Arubaanse uitgever heeft Prinses Ivana, in het Papiaments uitgegeven.” Momenteel wordt op het eiland Aruba het Kinderboekenfestival (KBF) gehouden, waar de schrijfster Arduin ook aan participeert. “Op vrijdag 25 oktober is het vertaalde boek gepresenteerd en in perfect Papiaments heb ik over het boek verteld. Het vloeiend spreken van Papiaments, heb ik te danken aan mijn kinder- en jeugdjaren die ik op Curaçao heb doorgebracht. Het KBF op Aruba is echt geweldig”, zegt Arduin. “De ontvangst is goed en de kinderen reageren ook enthousiast. Wat ik gemerkt heb is dat de schrijvers uit Nederland, Curaçao, Bonaire en uit Suriname met veel égards op de scholen worden ontvangen. Hier is het concept anders dan in Suriname. De opening is groots bij de bibliotheek, maar dan gaan de schrijvers naar de scholen om onder meer over hun werken te vertellen. De leerlingen zijn helemaal voorbereid op het gebeuren. Als je op de scholen aankomt, hangt je foto levensgroot en de leerkrachten maken er een hele leuke bijeenkomst van.”

Tweede druk Ivana

Naast Aruba gaat het succes van het kinderboek Ivana ook voort in Suriname. De tweede herziene druk van het boek is door Vaco uitgebracht. Voorafgaand aan de herdruk, heeft de schrijfster het kleurrijke boekje in eigen beheer uitgegeven. De oplage was 1.000 stuks en menigeen herinnert zich nog de succesvolle presentatie in de garage van de Nederlandse Ambassade.    

[uit de Ware Tijd, 09/11/2012]

Nieuwe uitgave jeugdboek Frits Wols

Frits Wols overhandigt het eerste exemplaar aan Osje Braumuller van Tori oso.

De bom van Saramacca, een jeugdboek geschreven door Frits Wols, is in een nieuw jasje verschenen. Het verhaal, over de padvinder Frits en zijn jeugdliefde Joke, werd ongeveer twintig jaar geleden door Wols in eigen beheer gepubliceerd. De nieuwe uitgave is gedaan door Publishing Services Suriname. De tekst is herzien en gemoderniseerd. Het boek heeft een fraaie omslag met een illustratie van Rinaldo Klas. Het verhaal speelt zich af in de jaren zestig. Een groep padvinders, onder leiding van Frits, gaat naar Saramacca en komt daar in aanraking met criminelen. Het boek is geschikt voor jongeren in de leeftijd 12-16 jaar.

Verkrijgbaar in de Surinaamse boekhandels en bij Publishing Services (520513/8784120)

Een liefdesverhaal uit Pernambuco: De slipper van Maria Bonita

door Christine F. Samsom

Regelmatig pleiten we in de Ware Tijd Literair voor meer kinderboeken uit eigen land en minder uit Nederland. Ik maak daar vandaag uitdrukkelijk een uitzondering op. KIT Publishers is uitgekomen met een boek, behorend bij de expo MixMax Brasil in het Tropenmuseum in Amsterdam, niet alleen voor kinderen van 6 tot 13 jaar, maar ook voor hun ouders, leerkrachten, kunstenaars, en iedereen van alle leeftijden die open staat voor iets origineels.

Direct al als je het boek in handen neemt, nog zonder te lezen over de jongen Nino Break en het meisje Maria Bonita, merk je iets bijzonders op: normaal heeft een boek een voorkant en een achterkant. Dit boek heeft twee voorkanten, een roze en, draai het boek, een blauwe. Een achterkant is er niet. Of je zou misschien kunnen zeggen: die zit in het midden van het boek. Daar wordt de slipper die Maria Bonita uit Recife, de miljoenenhoofdstad van de deelstaat Pernambuco in Brazilië, in het binnenland is kwijtgeraakt, gevonden door Nino Break, ook uit Recife, een echte Braziliaan met een Inheemse en een Afrikaanse betovergrootmoeder. Hij loopt niet op slippers in tegenstelling tot bijna alle 200 miljoen Brazilianen, omdat je niet kunt breakdancen op slippers. Zijn (blauwe) kant van het boek gaat over zijn werk op de dansschool van Mestre Meia Noite (Meester Middernacht) en hun gezamenlijke plan om met andere kunstenaars in een oude fabriek een Vila de Artistas (kunstenaarsdorp) te starten, waar muziek en dans kunnen worden onderwezen aan de kinderen in de arme wijk, maar waar ook werkplaatsen kunnen worden gecreëerd om kinderen te leren mooie dingen uit afval te maken: upcyclen heet dat. In de wijk bezoekt Nino verschillende kunstenaars, onder wie Charly die  muziekinstrumenten maakt van kokers, blikjes en flessen en Tiana die prachtige voorwerpen maakt van de lipjes van blikjes en van petflessen. Tiana zegt het zo: ‘Ik wil de wereld mooier maken (…). Door mijn kunst geef ik flessen een tweede leven’ (p. 70 blauw). Nino gaat ook naar de onderwijzer Lula die contact heeft met politici om het plan te kunnen verwezenlijken. De geschiedenis en veel culturele gebruiken van Brazilië komen aan de orde, bijvoorbeeld de slavernij met capoeira en frevo als resultaat en de verering van de zeegodin Iemanjá. Op elke pagina staat minstens één foto of tekening.

En dan, bijna in het midden, vindt Nino een slipper aan de oever van de rivier met de helft van een getekend meisjesgezicht…. Het is de slipper die Maria Bonita, Mooie Maria, tot haar verdriet kwijtraakte in de rivier in de andere helft van het boek. Maria speelt de alfaia-trom in een maracatú-groep (Alle Portugese woorden worden vertaald en uitgelegd). ‘Het geluid dringt diep in je hart door.’ (…) De trommelslagen zijn als het kappen van het suikerriet.’ (pp. 24/25 roze) De verhalen over de slaventijd en over de helden die tegen de rijken en machtigen vochten, worden nog steeds verteld in kleine boekjes die door iedereen worden bekeken en gelezen. Maria wil haar geboortestreek bezoeken en vertelt dat aan haar vriend Derlon, beroemd in heel Recife door zijn opvallende graffiti op grote gebouwen in sjieke en arme wijken. Hij raadt haar aan in het binnenland naar bekende kunstenaars te gaan die veel betekenen voor de mensen. Terwijl zij zich klaarmaakt, heeft hij op haar nieuwe witte slippers een meisjesgezicht getekend, op elke slipper de helft. Bij haar tocht door het kurkdroge binnenland, raakt ze één slipper kwijt als ze uitglijdt bij de rivier. Ze ontmoet heel veel inspirerende artiesten, die met plaatselijk materiaal als hout, klei, boomstronken en plantenvezels de mooiste dingen maken. Ze maakt bijvoorbeeld kennis met de tien sterkste vrouwen van een dorp, dat in de slaventijd een ‘quilombo’ was, waar weggelopen slaven leefden. In dat dorp werden vroeger van de vezels van de caruá-plant allerlei voorwerpen gemaakt. Maar er werd steeds meer plastic gebruikt, zodat de kennis van de vezels verloren dreigde te gaan. Een kunstenaar leerde de vrouwen om weer mooie dingen van de caruá te maken, waarmee de vrouwen geld kunnen verdienen. Maria Bonita gaat vol ideeën terug naar haar school in Recife. In een bar aan de rivier ziet ze haar slipper terug en … leert ze Nino kennen… ‘Het is de kunst van het leven om je andere helft te vinden’(p. 82 blauw).

Van harte aanbevolen, dit boek, aan iedereen die meer wil weten van of heimwee heeft naar ons prachtige, spannende buurland, waarover in onze pers niet altijd positief wordt gesproken. De garimpeiros die samen met onze eigen goudzoekers ‘huishouden’ in onze bossen en die in Paramaribo-Noord hele straten ‘bezetten’, hebben bij veel landgenoten een niet zo positief beeld geschapen, alhoewel bij de WK wel elke Surinamer kraakt voor de goddelijke kanaries. Dit boek zal veel meer betekenen voor onze mening over ons buurland dan de Braziliaanse ambassade aan goodwill probeert te kweken. De inventiviteit en creativiteit die ervan afstraalt, zal jonge mensen, maar ook kunstenaars en docenten hopelijk inspireren om met al onze mogelijkheden aan de slag te gaan.
Liesbet Ruben, Babette van Ogtrop e.a.: De slipper van Maria Bonita. Een liefdesverhaal uit Pernambuco. Amsterdam: KIT Publishers, 2012. ISBN 978 94 6022 2160
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter