door redactie dWTL
‘Wan bon/ someni wiwiri’ zijn de eerste twee regels van het bekendste gedicht in de Surinaamse literatuur, van Dobru/ Robin Ewald Raveles. Die ene boom met zoveel bladeren is symbolisch voor ons land met zijn grote verscheidenheid aan culturen. En dan: is er nog een land in de wereld met zoveel bomen, bossen en zo weinig mensen? Uren zit je in een vliegtuig dat je van Paramaribo naar het uiterste zuiden brengt en je ziet alleen maar bos, bos, bos, met af en toe een rivier die er doorheen kronkelt. Helaas zijn vanuit een vliegtuig ook grove open modderpoelen en zandplekken zichtbaar, plaatsen waar het bos vernield wordt vanwege kapitaaleconomische activiteiten zoals goudwinning. Het draait dan alleen maar om geld, veel geld en men is onverschillig voor die andere grote rijkdom van het bos, het oerwoud, de BOMEN!
Bomen komen veel voor in de literatuur, overal ter wereld, maar in ons land steeds meer. De laatste jaren zijn er nogal wat kinderboeken verschenen waarin bomen een belangrijke, vaak symbolische, rol spelen. Ook in de Surinaamse literatuur voor volwassenen, in poëzie en proza, komen we veel bomen tegen. In gedichten van Edgar Cairo bijvoorbeeld met een sterke symboliek in verband met het leven van de mens, die immers ook ‘wortelt in de aarde’. In de komende tijd willen we regelmatig een gedicht of een prozafragment publiceren waarin ‘wan bon’ centraal staat. Een terugkerend thema! Vandaag beperken we ons tot Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur en een klassieker uit de wereldliteratuur, De kleine prins, van de Franse auteur Antoine de Saint-Exupéry. Bomen: ze wortelen in de aarde. Ze groeien naar de zon met veel groen, geven ons schaduw en heerlijke vruchten, kunnen opspelen bij storm en rustig hun schoonheid uitstralen. Maar dan komt er een zaag… Lijken bomen op mensen?
Noni Lichtveld: Mijn pijl bleef in de kankantri (1993)
Een eeuwenoud rijmpje, waar Noni Lichtveld een prachtig boek van maakte:
Mi peiri de na kankantri,/ kankantri doifi de na mi,/ mi doifi de na granmisi,/ granmisi pampun de na mi,/ mi pampun de na temreman,/ temreman tiki de na mi,/ mi tiki de na kawman,/ kawman merki de na mi,/ mi merki de na gotroman,/ gotroman kroiwagi de na mi,/ mi kroiwagi de na strafman,/ strafman gowtu de na mi,/ mi gowtu de na kownu,/ ke mi kownu – ke mi kownu,/ san yu go gi mi?/ Kownu gi mi wan eeeeeeer’ pisi kondre!
Francis Vriendwijk: Bigi-bere, Bigi-ede èn Fini-futu (1997)
Het verhaal over drie wandelende poppen die een manjeboom vol rijpe vruchten tegenkomen, is bekend en geliefd bij alle kinderen. Bigi-ede klimt in de boom om manjes te plukken, maar ze gooien naar de twee anderen die verlangend ondrobon staan… ho maar! Bigi-ede is een gierige pop. Hij eet ze alleen zelf. Het loopt heel slecht af met de drie poppen. Ondanks het mooie versje dat Fini-futu zingt als Bigi-ede in de boom klimt: ‘Manja’s hangen aan de bomen/ honderden dicht bij elkaar./ Het is alsof ze samen roepen/ kom mijn vriendje, pluk me maar.’
Maar die manja’s willen wél dat alle vriendjes van ze genieten. En niet maar eentje!
Monique Pool: Charlize gaat naar het bos/ Charlize goes to the forest (2005)
Dit is een bijzonder boekje! Het heeft alleen tekeningen, van Chad Abdoellah, die ons het bos met zijn dieren laten zien en hoe het meisje Charlize, die met haar ouders kampeert, meegenomen wordt door een aap op zijn rug voor een tocht van boom naar boom. Veel dieren leert ze kennen en later brengt aap haar weer bij mama in de hangmat. De tekeningen van het bos met al die bomen en dieren laten je de avonturen meebeleven, zonder woorden erbij. De kinderen kunnen hun eigen verhaal maken en later op een cd het verhaal in het Nederlands of Engels horen. Een zeer creatief boek over het bos vol bomen!
Eveline Wielzen: Tjubi ú matu! (Red ons bos!) (2006)
‘Red ons bos!’ is de ondertitel van het boekje van Eveline Wielzen waarin het grote probleem van grondeigendom in het binnenland aan de orde komt. Mma Afaina, een oma die in een dorp woont met haar familie, wordt op een zandweg bijna aangereden door een grote truck. Een van de mannen praat later met haar, agressief, over de eigendomsrechten van het bos. Vreemden hebben er niets te zoeken, vindt zij, maar de man zegt alles te kunnen doen met het bos. Een krutu wordt belegd over de kwestie waar de mannen, zelfs met geweld, duidelijk laten merken dat het hun om niets anders dan geld gaat, dat is de waarde van bomen voor hen. Mma Afaina stelt voor een offer te brengen bij de kankantri en bescherming te vragen aan de vooroudergeesten. Voordat de plechtigheid kan plaatsvinden is de heilige kankantri echter al gekapt! Niet alleen de rijkdom van de natuur wordt aangevallen door geldzucht van derden, maar ook de cultuur van de bosbewoners.
Aly Hilberts: Kamiel redt een super REUS (2006)
Iedereen vindt Kamiel dom: hij wil niet meer naar school. Maar als zijn grote vriend Superreus, de machtigste boom van het bos, dreigt te worden gekapt voor de aanleg van een weg, begint hij het belang van school in te zien, ‘want daar leer je dat er mensen zijn die niets om het regenwoud geven. Ze willen het hele bos kaalkappen voor een zak geld.’ Hij mobiliseert het hele dorp om de wegenbouwers tegen te houden. De mensen ontdekken hoe belangrijk het is om zich samen te verzetten tegen de vernietiging van hun leefomgeving. En Kamiel gaat nu wel naar school, hij wil later bosopzichter worden.
Natasia Agard: Avontuur bij de grote rivier (2007)
Ook in dit boek is er sprake van een krutu waarin vernietiging van het bos centraal staat. Deze keer geen krutu van mensen, maar van alle dieren van het bos. De aanleiding is de ziekte van het bos en zijn dieren door het kwik waarmee de ‘mens-mannen’ het water vergiftigen om aan goud te komen. De dieren zingen een lied als ze allemaal bij elkaar zijn: ‘Wij zijn de dieren van het bos. Tralalalala./ Wij zijn de dieren van het bos. Tralalalala./ Dieren van het bos. Rom bom bom./ Wij redden ons bos. Kom, kom, kom!’ Zelfs kaiman zingt mee! En dan springen of vliegen alle dieren op en ze stormen op het kamp van de mens-mannen af. Die vluchten weg met hun boten en komen nooit meer terug! Het is te gevaarlijk voor hen geworden! Een goed boek om uit te beelden via toneel met een klas: de dieren die de mensen bestormen!
Sherida Sabajo: Okorié en Agambe(2008)
Op Kinderboekenfestivals in het binnenland blijkt hoe geweldig kinderen uit inheemse en marrondorpen dit boek vinden dat gaat over een ingi- en een marronboi. Twee jongens uit twee verschillende dorpen. Ze verdwalen in het bos en komen elkaar tegen. Ze lopen en lopen samen, maar vinden de weg naar hun dorpen niet terug. Tot… ze een grote boom zien, met zijn wortels boven de grond. Okorié weet van zijn opa dat het ‘een telefoonboom’ is en als je hard met stokken op de wortels slaat… De jongens doen het en het wonder gebeurt: de vaders en ooms die naar de jongens zoeken, horen het en vinden hen. Dat is een van de wonderen van het Surinaamse bos en kinderen genieten van dit verhaal.
Cobi Pengel : De gele papegaai en… verhalenbundel (2009), De grote en de kleine hengelaar, verhalenbundel (2010)
In de werken van Cobi Pengel spelen bomen een belangrijke rol. In haar eerste verhalenbundel hangen jongens ’s avonds netten tussen de bomen waarin de papegaaien slapen, met de bedoeling om ze de volgende ochtend uit de netten te halen en te verkopen. Als de vogels wakker worden krijsen ze van ellende: ze kunnen niet wegvliegen. Maar ze worden gered, en wel door een grote, glanzende, goudgele papegaai, Pageri. Bezit deze onbekende vogel toverkracht? In ieder geval komt hij in opstand tegen het roven van papegaaien uit hun slaapbomen. En dat roven is geen fantasie: het gebeurt héél vaak. En weer om geld!!!
In het verhaal ‘De vakantie van Bo’ in de tweede bundel van Cobi Pengel krijgt Bo, een schitterende grote boom, de koning van het bos, het verlangen om wat van de wereld te zien: de stad en de huizen van de mensen. De vogels hebben hem erover verteld. En die raden hem af om te gaan. Hij heeft niet voor niets wortels om te blijven waar hij is. Maar Bo neemt zijn ‘vakantie’ tegen alle goede raad in en weet zijn wortels los te rukken uit de grond. En hij loopt en loopt. Maar hoe dichter hij bij de stad komt, hoe meer dat vreselijke lawaai hem hindert. Hij wordt er moe van. Bovendien pissen ‘vieze honden’ tegen hem aan. Met moeite weet hij de kracht op te brengen om terug te keren naar zijn plek in het bos. Nóóit zal hij die meer verlaten voor vakantie!
Cobi Pengel: Wolkje en de groenhartboom (nog te verschijnen)
Tijdens het Kinderboekenfestival later dit jaar in de stad wordt het nieuwe boek van Cobi gepresenteerd. Wij mogen nu al even uit de school klappen. Het is een mooi en spannend verhaal over twee meisjes en een konijntje – eigenlijk een wolkje – die met de groenhartboom uit hun buurt (Mamabon!) naar het binnenland vliegen waar al alle goudgele familieleden van de groenhartboom in het binnenland hen opwachten voor een krutu. In hun eigen taal praten de bomen over de mensen, hoe slecht die omgaan met de bomen in het bos en hoe vies zij de stad maken door hun rommel neer te smijten aan de voet van die mooie bomen. Het is een realistisch verhaal, maar ook sprookjesachtig. Meer dan dit laten we nu niet los. Het is goed hoe steeds meer schrijvers op een boeiende manier aandacht besteden aan de schandelijke manier waarop mensen te vaak met de rijkdom van onze natuur omgaan. Om geld, of gewoon uit ongeïnteresseerde en niets ontziende slordigheid!
Wim Veer: De tuinman en de apen (2011)
Wim Veer heeft veel boekjes gemaakt over Surinaamse dieren, met weinig tekst en prachtige foto’s. De tuinman en de apenis anders. Met tekeningen in plaats van foto’s en het speelt in een ver land met een koning. Als de tuinman van de koning voor langere tijd weggaat, gaan de vele apen op het erf van de koning voor de jonge vruchtboompjes zorgen. Maar om te kijken of ze genoeg water krijgen trekken ze de plantjes aan hun wortels uit te grond. Koning is boos als tuinman terug is en de plantjes dood zijn. Wie is dommer: de apen die de jonge boompjes doodgemaakt hebben… of de man die dacht dat apen zijn tuin konden verzorgen?
Susan Leefmans: Boompie (2012)
‘Boompie’ gaat over Richie, een jongen in Brokopondo die achterblijft als hij met z’n moeder en broers naar de kostgrond gaat en dan bij de ‘boommensen’ terechtkomt, in ‘Boompie’. Wie daar verzeild raakt, kan er eigenlijk niet meer weg, maar Richie heeft geluk: hij leert er veel, onder andere dat bomen kunnen praten, zingen en ogen, oren, een neus en een mond hebben. Hij raakt bevriend met de boommensen en krijgt van de fabelachtige vogel Garuda een geluksveer en een wonderfluit. Wanneer hij toch terugloopt naar zijn familie, ziet hij de kankantri naar hem knipogen!
Tot slot een legendarische uitspraak van een Noord-Amerikaanse indianenstam tijdens de oorlog tegen de Amerikanen:
‘Als jullie de laatste rivier vervuild hebben,
als de laatste vis gevangen is,
als de lucht te vies is om in te ademen,
en als de laatste boom is omgehakt,…
Dan zullen jullie je te laat realiseren,
dat je al je geld niet kunt opeten!’
door Els Moor
Vrijdagochtend, bijna twaalf uur, in een vierde klas van een lagere school in Nickerie. Juf vraagt aan de kinderen: ‘Hoe gaan we de week afsluiten?’ ‘VOORLEZEN!!!’ De kinderen schreeuwen. Juf pakt het boek waarmee ze al begonnen zijn. De kinderen klappen luid in hun handen. ‘Rani, Rani’, klinkt het.
‘Oké, goed idee, ga maar naar de leeshoek’. De kinderen nemen hun stoel en achter in de klas, waar aan de wand platen hangen van boeken en veel tekeningen van de kinderen over boeken en waar een tafel met veel boeken staat, gaan ze in een kring zitten. Juf komt ook in de kring. In haar hand heeft ze het boek Rani en de slangenkoning van de Surinaamse schrijver Effendi N. Ketwaru.
‘Wie is Rani?’ vraagt ze. Alle kinderen steken hun vinger op. ‘Elise’…
‘Juf’ – Elise gaat staan en kijkt rond in de kring – ‘Rani is een meisje. Ze woonde met haar vader. Hij ging dood’… ‘Hij was al oud en haar moeder was ook dood’, roepen andere kinderen. Clarissa steekt haar vinger op. Ze kijkt droevig. ‘Juf, ze heeft zoveel verdriet en wil in haar oso blijven.’ Juf knikt. ‘Haridath, blijft Rani alleen in haar huis?’ ‘Nee juf, ze gaat wonen bij een vrouw die Mala heet.’
Juf opent het boek en zegt: ‘Ik ga weer een stukje verder lezen, luister goed, straks gaan we het laten zien.’ Dan begint juf te lezen:
‘Op een avond lag Rani wakker in bed. Tante Mala had haar zomaar zonder eten naar haar kamer gestuurd! Het was al diep in de nacht maar Rani kon niet slapen van de honger. Plotseling hoorde ze vreemde geluiden uit de keuken komen. Doodsbang stond Rani op en liep zo zachtjes als ze kon naar de keuken. Langzaam duwde ze de keukendeur open en van schrik bleef ze verstijfd staan.’
(Juf loopt even met de plaat van de dansende tante Mala met de kleine kaiman de kring rond.)
‘De wereld is gemeen
Daarom dans ik op mijn teen
Hahahai! Hihahee!
Kaikai, kleine kaiman
dans met me mee!
Ik haat alle kinderen
Ik haat alle mensen
Niemand moet mij hinderen
Wat voor kwaads kan ik nog wensen?
Hahahai! Hihahee!
Kakai, kleine kaiman
dans met me mee!
TANTE MALA WAS EEN HEKS!Dus dáárom’.
Juf lijkt zelf wel een heks als ze dit laatste voorleest. Zoals ze ‘hhhaaat’ zegt, met gebaren erbij. Sommige kinderen slaan hun handen voor hun gezicht!
Rani en de slangenkoning is een prachtig boek. Het is spannend, met veel emoties en fantasie. Later raakt Rani bevriend met de slang Nagraj die haar veel steun geeft bij al het zware werk dat ze moet doen en op het eind verslaan ze samen de door de heks grootgemaakte kaiman en de heks zelf. Dan blijkt slang Nagraj een jongen te zijn die door heks Mala was betoverd. Hij wordt weer zichzelf en Rani gaat met hem mee… naar zijn ouders… in Nickerie!
Deze juf kiest voor háár klas, de kinderen zijn geen lieverdjes, dit opwindende verhaal. Ze laat hen het ook spelen later, met veel succes. Voor de heks heeft ze een knalrode doek om aan te doen en ook kaiman krijgt dingens om op een kaiman te lijken. Later tekenen ze ook scènes uit het verhaal. De duidelijkste komen aan de wand in de ‘boekenhoek’.
Dit is een voorbeeld van werkvormen met een boek voor al wat gevorderde leerlingen, die van een pittig verhaal houden. De doelstellingen zijn aangepast aan de klas. De kinderen zijn vlot door de aanpak van hun juf en ze kunnen het verhaal goed spelen.
Zo kan iedere leerkracht werkvormen toepassen tijdens en na het voorlezen die passen bij de leeftijd en het taalniveau van de kinderen. Van de jongste peuters tot de zesdeklassers! In stad, districten en binnenland!
E.N. Ketwaru (tekst en illustraties): Rani en de Slangenkoning. Paramaribo: Megha Boeken, 1992. ISBN 99914 953 4 7. (Het boek is nog te koop via Ismene Krishnadath.)