Cassard en een golf aan marronage, 1712 – Leren van geschiedenis 91
door Hilde Neus
Momenteel is er veel te doen over de grondenrechten van Inheemsen en tribale volkeren. Deze rechten zijn eeuwen geleden vastgelegd in traktaten, waar ze zich nu op beroepen. Dit levert discussies op van wie de gronden in het binnenland nu eigenlijk zijn. Sommigen geven aan dat de overheid overeengekomen traktaten, die ook nog eens zijn bevestigd door internationale vonnissen, moet nakomen. Anderen vinden dat mensen in het binnenland geen claim op de grond mogen doen, omdat alles wat in die grond zit de totale Surinaamse samenleving toekomt. Zij zijn bang voor een staat in een staat? De debatten hierover zijn nog lang niet afgerond, en zeker de mensen in het binnenland, die als belanghebbers (door middel van bescherming van het bos en alles wat daarin leeft) deze natuurschat voor onze toekomst willen waarborgen.
De inval van Cassard
Tijdens een oorlog tussen Frankrijk en de Republiek viel de vrijbuiter Jacques Cassard op 8 juni 1712 Suriname aan met een eskader soldaten. Op de 14e kozen ze weer zee, vanwege de weerstand vanuit de forten. Ze keerden echter op 8 oktober terug met 8 grote oorlogsschepen, die 336 stukken geschut meevoerden, en 30 kleinere vaartuigen, met samen 3000 soldaten. Ze beschoten Paramaribo, en ondanks de hardnekkige weerstand waren de Fransen weldra meester van de Suriname- en de Pararivier. De mannen namen de verdediging op zich, en vele vrouwen vluchtten met have, goed en kinderen, geholpen door hun slaven, het bos in.
Alleen de Pauluskreek is de aanval bespaard gebleven. De planter Simon van Halewijn had op zijn plantage, het Ylant genaamd, alles gereedgemaakt voor de verdediging, batterijen opgericht en hierop zeven kanonnen geplaatst. Terwijl hij, behalve gewapende slaven, dertien blanken verenigd had om weerstand te bieden. Het is niet duidelijk of Cassard slachtoffers wilde voorkomen of dat hij genoeg ruimte zag om de kolonie zijn wil op te leggen, of om andere redenen. De Pauluskreek bleef in ieder geval verschoond. De inval van Cassard is uitgebreid beschreven door Hartsinck (in zijn tweedelige beschrijving van Suriname, 1770.)
De brandschatting
Cassard deed op 11 oktober 1712 de regering het voorstel om een brandschatting te heffen. Het gouvernement weigerde te onderhandelen, maar op de 20ste stuurde de Fransman weer een brief met daarin de eisen. Men overlegde op plantage Meerzorg, en Cassard dreigde alle plantages langs de rivier plat te branden, tenzij f 747,350 Surinaams (of f 682,800 Hollands) als losgeld zou worden betaald. Dit bedrag werd uiteindelijk overgedragen in de vorm van suiker, provisie voor de Franse vloot, kabeltouwen, koper- en zilverwerk, gemunt geld en waardepapieren.
Er waren 734 slaven (à 350 gulden per persoon) mee gemoeid, en daarnaast ook voor de waarde van f 2300,- aan rode slaven, oftewel Indianen. Wanneer Caraïben oorlog voerden met andere stammen, verkochten zij buitgemaakte gevangenen aan kolonisten. Van Sommelsdijck had een verdrag gesloten met Caraïben, Arawakken en Waraus, en zij mochten niet tot slaaf worden gemaakt. Het resultaat van de aanval van Cassard was desastreus, omdat iedereen moest bijdragen aan de brandschatting. Op 12 december vertrokken de Fransen weer uit de kolonie.
Marronage
Het verhaal gaat, dat een aantal planters met elkaar overlegden, en een deel van de slaven met proviand het bos in stuurde met het plan om hen weer terug te roepen zodra de troepen van Cassard hun plantage was gepasseerd. Maar, net zo goed als dat de planters onderling contact hadden, communiceerden de slaven ook met elkaar. In plaats van op afroep van de eigenaars terug te keren naar de plantage, trokken velen in groepen door tot diep in het oerwoud en vestigden zich bij eerdere weglopers (of schuilders) die kleine nederzettingen hadden gesticht in het bos.
Dit werd een pull-factor: zodra de groep marrons in het bos groter werd, waagden anderen zich ook aan de vlucht naar de vrijheid. Vanaf toen belaagden ze in kleine groepen met guerrilla-achtige aanvallen de plantages, om wapens, ijzeren werktuigen en vrouwen te roven. Overigens keerden uiteindelijk veel weglopers terug naar de plantages, want het leven in het oerwoud was hard.
Dat Suriname nu zoveel marrons kent (en bijvoorbeeld Frans-Guyana of Guyana veel minder) is een gevolg van de inval van Cassard. Na dit succes heeft deze Franse militair overigens in 1713 ook nog een brandschattingsactie uitgevoerd op Curaçao.