blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Caruso in Cuba: Micha Hamel heeft het begrepen

Sopraan uit Trinidad steelt de show in indrukwekkende nieuwe opera

door Michiel van Kempen

De tenor Enrico Caruso besefte al vroeg wat een ongelooflijke mogelijkheden de grammofoonplaat bood. Hij verkocht er honderdduizenden van en werd zo al vroeg in de 20ste eeuw een wereldster. Dat leverde hem in 1920 een uitnodiging op om naar Cuba te komen om daar de veldheer Radames te spelen in Verdi’s opera Aida. Maar het bezoek werd een ramp. Tijdens zijn optreden in Havana ging een bom af en Caruso bleek enige uren compleet onvindbaar. Mayra Montero schreef er een roman over, Como un mensajero tuyo, en Micha Hamel maakte er een schitterende opera van, die op 3 maart 2019 in Amsterdam in wereldpremière ging.

De sopraan Jeanine de Bique uit Trinidad speelt de rol van Aida. Foto © Monika Rittershaus/courtesy DNO

 

Montero veronderstelt dat de bom door de Siciliaanse maffia gelegd was. Tijdens zijn verdwijning ontmoette Caruso een prachtige vrouw, Aida, die later een kind van hem kreeg. Daarvoor was het wel nodig dat er allerlei santeria-rituelen plaats vonden, gebaseerd op de Lukumi-religie die uit de Afrikaanse Yoruba-cultuur is voortgekomen (in Suriname winti genaamd, candomblé in Brazilië enz.). Dat hele verhaal heeft Montero waarschijnlijk uit haar duim gezogen. De Cubaan Alejo Carpentier heeft zijn roman El recurso del método aan dezelfde stof gewijd en oppert dat de bom bestemd was voor de Cubaanse rijke elite. Maar wat is er meer opera-achtig dan een echt geleefd hebbende tenor die een liefdesrelatie krijgt met een fictief personage: de Aida uit Verdi’s opera, de vrouw die zich liet insluiten in de tombe waarin haar geliefde Radames werd ingemetseld?

 

Enrico Caruso

Micha Hamel is al heel lang een vaste waarde in de Nederlandse muziekwereld (en de literatuur: hij dicht ook). Hij tekende bijvoorbeeld in 2002 in Eindhoven voor de uitvoering van Lou Lichtvelds muziek bij de vertoning van Joris Ivens’ film Regen (wie de weg kwijt is: Lou Lichtveld is de Surinaamse schrijver Albert Helman). Hamel heeft al een lange rij composities voor allerlei bezettingen op zijn naam staan, waaronder ook grote theatrale werken. Maar zijn Caruso e Cuba overtreft dat allemaal met een uitgebreid, bijna laat-romantisch orkest (al heet dat door Otto Tausk geleide orkest dan ook Nederlands Kamerorkest), aangevuld met een hele batterij slaginstrumenten en elektronica. Hamel is nooit vies van schmieren geweest en citeert er vaak lustig op los, en ook in zijn nieuwste werk schuwt hij het grote gebaar niet, maar op wonderlijke wijze vindt hij de exact goede balans. En dat is knap, als je hele flarden belcanto-achtige melodieën à la Puccini en Verdi ineen weeft met glasvezelachtig geschuur, en als je Caruso in Napels neerzet met de mandoline van O sole mio om hem daarna onder te dompelen in Richard Strauss-achtige zwelgviolen. Micha Hamel blijft opmerkelijk genoeg meestal ver van Cubaanse ritmen, al geven de xylofoon en conga’s wel een specifiek timbre aan de muziek, en is er op enig moment wel een duidelijk voodoo-achtig ritme te horen. Van een meer tonaal notenbeeld ontleend aan de belcanto verschuift de opera langzaam naar een moderner idioom, en het publiek wordt ook langzaam omringd door zangers in de zaal en elektronische geluiden uit de zaalboxen. Maar het blijft toch altijd een goed te verteren muziekbeeld, met soms zelfs momenten van een operette-achtige lichtheid.

 

Componist Micha Hamel. Foto © Michiel van Kempen

Caruso e Cuba blijft van begin tot eind overweldigend, ook door het betrekkelijk eenvoudig gehouden toneelbeeld van een enorme grammofoonplaat waarop Caruso rondkrabbelt. Maar de lichttechniek van Bernd Purkrabek en fraaie video’s van Bibi Abel geven je ogen genoeg te doen. Maar het is vooral de geweldige stembezetting die de opera gedenkwaardig maakt. De rol van de Lukumi-priester Calazán is bij de Zuid-Afrikaanse bas Simon Shibambu in goede handen (hij is zo omvangrijk dat je aanvankelijk denk dat hij borsten heeft). De Amerikaanse mezzo Tichina Vaughn speelt Aida’s moeder en krijgt haar grootste moment wanneer zij als een Koningin van de Nacht de gedaante van een heilige moet neerzetten, die het liefdespaar bezweert dat zij zich aan de Lukumi-rituelen moeten onderwerpen. De Spaanse tenor Airam Hernándeze kreeg veel applaus in de titelrol van Caruso, en terecht, maar volgens mij kreeg zijn tegenspeelster Aida nog meer noten toebedeeld. Zij wordt vertolkt door de sopraan Jeanine de Bique die van Trinidad afkomstig is. Met haar glasheldere stem en nadrukkelijke présence is zij de absolute ster van de cast, qua karakteruitbeelding ook het meest uitgesproken: is Caruso altijd enigszins op zichzelf en verward, zij is van vlees en bloed in haar emoties over het aanstaande mulattenkind. Het allermooiste is nog wel dat zij bij alle rijk gekostumeerde figuren de eenvoud zelve bleef in de hele opera. Zij kon zó zijn weggelopen uit een armzalig huisje in een buitenwijk van Port of Spain, of… uit een slavenwoning. Zij eindigde ook in een simpel ochtendjaponnetje en op blote voeten, een ontroerend moment. Micha Hamel heeft het begrepen.

 

De Amsterdamse Stadsschouwburg aan het Leidseplein, zich noemende Internationaal Theater Amsterdam. Foto © Michiel van Kempen

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter