blog | werkgroep caraïbische letteren

Brouwers’ troost

Schrijver Jeroen Brouwers wordt 75 jaar. Collega en bewonderaar Joost Zwagerman vertelt hoe Brouwers hem door een inktzwarte periode heen sleepte.

.door Joost Zwagerman

.
Het was december 1983, en ik was zopas twintig geworden. Ik stond, een tas vol meegebrachte boeken in de aanslag, in de rij bij boekhandel Athenaeum in Amsterdam te wachten tot ik aan de beurt was om die boeken, plus het zojuist aangeschafte ‘De laatste deur’, te laten signeren door Jeroen Brouwers. Behalve nerveus was ik een tikje bevreesd. Stelde Brouwers die rij wachtenden en vragenden wel op prijs? Noli me tangere, raak me niet aan, is de ‘slagzin’ die regelmatig terugkeert in Brouwers’ oeuvre. Tot de boeken die ik had meegenomen behoorde de novelle ‘Zonder trommels en trompetten’, Brouwers’ even wanhopige als grimmige ode aan de zelfverkozen eenzaamheid, toen nog gevonden in Exel in de Achterhoek in Nederland, later verruild voor de vlek op de kaart Zutendaal in Belgisch Limburg. Iemand die zo’n van eenzaamheid doorzinderde novelle schrijft, val je niet lastig met de vraag om een handtekening. De schrijver bleek zeer vriendelijk. Geduldig signeerde hij, in sober kriebel-handschrift, mijn exemplaren van ‘De laatste deur’, ‘Bezonken rood’, ‘Het verzonkene’ en al die andere Brouwers-titels uit mijn plastic-boekentas van Atheneaum. Drie jaar later debuteerde ik bij uitgeverij De Arbeiderspers met mijn roman ‘De houdgreep’. Ik was trots te mogen publiceren bij de uitgever van Jeroen Brouwers; nu hoorde ik een beetje, zij het van gepaste afstand, bij hem en bij zijn oeuvre. Zoiets denk je dan, als debutant.

 

Ombre3

Joost Zwagerman, dyogo in de hand, transpirerend op een terras in Paramaribo, 2006, rechts schrijfster Ellen Ombre, op de rug gezien Michiel van Kempen.

In 1988 verscheen Brouwers’ magnum opus-in-fictie, ‘De zondvloed’. Opnieuw signeerde de schrijver mijn exemplaar. Mijn naam was hem inmiddels bekend, sterker: ik mocht aanwezig zijn bij de presentatie van dit boek, in Zutphen, en later bij de nazit bij Brouwers thuis in Exel. Dat was een uitverkiezing die ik koesterde. In de tussentijd had ik, eveneens in Exel, Jeroen Brouwers geïnterviewd, voor de Haagse Post. Het was ver reizen van Amsterdam naar Exel. Eerst met de trein, toen per bus, en voor het laatste eindje stond de schrijver bij een bushalte op mij te wachten met de auto. Nadien wisselden wij weleens brieven. Ik deed zeer mijn best op mijn aandeel in die correspondentie.
In 1998 deed mijn vader een – op het nippertje mislukte – zelfmoordpoging. Bijna een volle dag na die poging werd hij gevonden, door mijn moeder. Had zij hem een half uur later aangetroffen, dan was zijn poging geslaagd geweest, hoorden wij later in het ziekenhuis. Ik móest daarover schrijven, maar wist niet direct hoe, en in welke vorm – gedicht, verhaal, non-fictie? De echo van die zelfmoordpoging weerklonk uiteindelijk in mijn roman ‘Zes sterren’ (2002) en in mijn dichtbundel ‘Roeshoofd hemelt’, uit 2005. Ook publiceerde ik in hetzelfde jaar het non-fictieboek ‘Door eigen hand. Zelfmoord en de nabestaanden’ (2005). Ik had sinds die dag in 1998 ineens heel andere, buitenliteraire redenen om ‘De laatste deur’ telkens weer open te slaan. In december 2004, 21 jaar na Brouwers’ zeldzame signeersessie in Amsterdam, zocht ik de schrijver op in Zutendaal, opnieuw voor een interview. Dat interview kreeg een plaats in ‘Door eigen hand’. Maar vooral wilde ik bij en door middel van dat bezoek iets van hem ‘leren’, al wist ik niet wát precies. Vermoedelijk wilde ik adviezen krijgen, leefregels desnoods. Hoe te leven met een vader die voordien heel graag dood wilde. Hoe niet meer te schrikken als laat op de avond de telefoon gaat – nu is het m’n pa dus wél gelukt, schoot bij ieder telefoontje door me heen. Hoe überhaupt niet meer te schrikken.

Mensen die graag dood willen: daar had en heeft Jeroen Brouwers, zie zijn oeuvre, zo zijn ervaring mee. Die adviezen kreeg ik natuurlijk niet. Wel was die ontmoeting in 2004 voor mij van kardinaal belang. De man over wie men zegt dat hij in alles zo ontzettend absoluut is, leerde mij die dag om te relativeren. Zit niet bij de pakken neer, betrek je vaders daad misschien iets minder op jezelf; jíj bent het toch niet die een zelfverkozen dood najaagt? Niet dat Brouwers zich boven mijn reactie en ontsteltenis stelde. In dat interview ‘Door eigen hand’ zegt hij, over de zelfmoord door een jonge vriendin Anne, aan wie ‘De laatste deur’ is opgedragen: ‘Natuurlijk, ik was kapot van haar dood. En betrok die dood (…) op mijzelf. (…) Had-ik-het-kunnen-voorkomen?’
Voorts zei Brouwers me, zij het oneindig veel implicieter dan ik het hier nu schrijf: sta naast je vader, niet tegenover hem, maar evenmin achter hem. Naast hem, dat volstaat.
Het zetten-van-een-stap-opzij, die Brouwers impliciet adviseerde, stemt overeen met twee zinnen uit ‘De laatste deur’: ‘Wie zou willen oordelen…? Oordeel liever niet.’ In het vraaggesprek in ‘Door eigen hand’ lichtte Brouwers die twee zinnen toe: ‘Natuurlijk, ik ken de gevoelens en overwegingen van nabestaanden: hun wrok, schrik, verdriet en ook hun onbegrip. (…) Nabestaanden moeten zich verdiepen in de zelfmoordenaar, en pas daarna in elkaar of zichzelf.’
Als eertijdse bijna-nabestaande verliet ik die dag Zutendaal. Ik was vergeten mijn meegenomen exemplaar van zijn essaybundel ‘De zwarte zon’ uit 1999 te laten signeren, ook al over schrijvers en zelfmoord. Dat was niet erg. Brouwers liet mij na die dag weer in mijzelf te geloven – of, preciezer gezegd, in het geloof mijn vaders eertijdse bijna fatale hang naar de zelfverkozen dood blijvend te boven te komen. Ik had de kracht herwonnen mijn vader ervan te overtuigen zíjn laatste deur niet te openen, het schimmenrijk achter die deur niet binnen te gaan. Zou hij tóch naar die deur reiken en een nieuwe poging doen, dan zou ik mij, al dan niet postuum, niet achter of pal tegenover hem hoeven op te stellen, maar zou ik, inderdaad, naast hem staan.

 

Zwagerman Buitenvrouw
Het bleek niet nodig. Mijn vader, 76 en één jaar ouder dan Jeroen Brouwers, is er nog, naast mij en ik naast hem.
December 2004. Joost Zwagerman op bezoek bij Jeroen Brouwers in Zutendaal, ‘een ontmoeting van kardinaal belang’.
Weliswaar is Jeroen Brouwers (Batavia, 30 april 1940) komende donderdag pas écht jarig, het feesten gebeurt vandaag al. In België, waar hij woont en ook het meest succesvol is. In de Bourlaschouwburg te Antwerpen zullen tal van Nederlandse en Vlaamse schrijvers Brouwers eren. Een greep: Griet Op de Beeck, Peter Buwalda, Ellen Deckwitz, Ronald Giphart, Tom Lanoye, Yves Petry, Niña Weijers, Dimitri Verhulst en Joost Zwagerman.

[uit Trouw, 25 april 2015]

on 09.09.2015 at 16:16
Tags:

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter