Brief uit Sint Eustatius
door Jan Meijer
Geachte voorzitter en leden van de Commissie Koninkrijksrelaties,
Dank voor de persoonlijke wijze waarop u mij vandaag aangaf dat verschillende van mijn brieven aan u zijn ontvangen.
Dat u in het vervolg niet de ontvangst van elke nieuwe brief zal bevestigen en dat u mijn bijdragen zult blijven lezen (en waarderen: ik haal hier uw woorden aan). Ik voel mij vereerd, tegelijkertijd realiseer ik mij dat ik mij dagelijks onderdompel in het leven van alledag op Sint Eustatius, terwijl in de bredere blik der dingen Sint Eustatius natuurlijk maar een heel klein element is in uw agenda.

Om mijn zienswijze en schrijfsels in een juiste context te (blijven) bezien, hecht ik eraan om hierover het volgende op te merken. Ik woon hier nu zeven jaar (ik ben aan mijn achtste jaar als wiskundedocent op de middelbare school van het eiland bezig). In mijn werk ontmoet ik
vanzelfsprekend de schoolgaande jeugd en van enkelen ervan ontmoet ik ook periodiek de ouders. Als gast op het (religieuze) eiland – zo blijf ik het toch zien – bezoek ik ook wekelijks de kerk; in mijn geval de Bethel Methodist Church. In de kerk maak je deel uit van de lokale gemeenschap en je ontmoet er ook weer leerlingen van school en hun ouders. Toen mijn echtgenote en ik na een contractperiode van drie jaar besloten nog wat langer te blijven (overigens mede op verzoek van de school) werden wij meer en meer gezien als één van hen: per slot van rekening is het betrekkelijk normaal dat docenten na een contractperiode van drie jaar weer vertrekken. De vergelijking met een duiventil wordt geregeld en gemakkelijk gemaakt.
Lees de brief verder in pdf, in Nederlands or in English
