blog | werkgroep caraïbische letteren

Brief uit Sint-Eustatius

door Jan Meijer

Geachte voorzitter en leden van de Commissie Koninkrijksrelaties,

Echt nieuwe dingen heb ik niet maar als de kracht van de boodschap hem zit in de herhaling dan zou ik graag nog eens één aspect uit mijn eerdere brieven nader willen uitdiepen.

Kadushi / Cactus – Delno Tromp

Mijn globale idee is dat de inwoners van Caribisch Nederland (waarbij ik mij in beginsel wens te beperken tot het eiland Sint Eustatius) zich, zonder dat ze dat zichzelf realiseren, eigenlijk in een juridisch comfortabele, misschien zelfs geprivilegieerde positie bevinden. Immers, met een Nederlands referentiekader – waarbij Nederland in menig ranglijstje, zoals meest welvarend, beste opleidingssysteem, etc.) zich in de wereld-top-tien bevindt – én de mogelijkheid om eigen, eilandelijke wetgeving te schrijven: je zou zeggen, comfortabeler wordt het niet!

Ik baseer mij dan op artikel 132a van de Grondwet – waarin de Caribische openbare lichamen worden gedefinieerd – en waarvan lid 4 als volgt luidt: “Voor deze openbare lichamen kunnen regels worden gesteld en andere specifieke maatregelen worden getroffen met het oog op bijzondere
omstandigheden waardoor deze openbare lichamen zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland”.

Groot was dan ook mijn ontzetting toen ik in een column van DossierKoninkrijksrelaties.nl op 9 oktober jl. (Kadushi, Er ingeluisd) kennisnam van juist datzelfde artikel maar dan in een negatieve
context

Lees de brief verder in pdf (Nederlands / or in English)

on 07.11.2021 at 7:41
Tags: / /

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter