blog | werkgroep caraïbische letteren

Brandgevaar – Leren van geschiedenis 22   

door Hilde Neus

Regelmatig worden we opgeschrikt door berichten dat er brand is uitgebroken. Vanwege ons klimaat heeft dat vaak een desastreuze uitwerking en gaan verschillende panden verloren, ook omdat veel huizen in Suriname geheel of gedeeltelijk uit hout zijn opgetrokken.

De brandweer ageert vaak tegen hun slechte werkomstandigheden, ze maken lange uren en moeten altijd paraat zijn, maar het ontbreekt hen vaak aan afdoende uitrusting. Daarnaast zorgt de opzet van de stad ook voor de nodige belemmeringen: smalle straten en ontoegankelijkheid, onvoldoende rioleringsputten voor bluswater of te lage waterdruk. Daar komt tegenwoordig een andere dimensie bij; die van persoonlijke slachtoffers. Vanwege de vele diefstallen zet men dievenijzer voor ramen en deuren, waardoor het vaak onmogelijk wordt om het huis snel te verlaten Door rookontwikkeling stikken bewoners of komen om in de snel om zich heen grijpende vuurzee. Dit zag je veel minder bij branden in vroeger tijden.

Bescherming van de stad

Wanneer er overdag een brand uitbrak werd iedereen ingezet om te blussen. In de nacht was dat anders, dat was die taak voorbehouden aan de Burgerwacht die patrouilleerde en ook alarm moest slaan als er brand was. De regels voor hun handelen werden doorgegeven middels plakkaten, en in 1789 verscheen er een klein boekje waarin hun taken waren vastgelegd. Wie waar en hoe moest handelen was belangrijk, want men wilde voorkomen dat onverlaten van de gelegenheid gebruik zouden maken om op het dievenpad te gaan. Daarnaast kon er natuurlijk ook brand worden gesticht als vorm van protest, waarop dan een opstootje, of zelfs een opstand ontketend kon worden.

In 1821 woedde een brand over het Gouvernementsplein en de Waterkant. Naar een aquarel van G. Mabé

De brand van 1821

De grootste brand was die van 1821. Bij het koeken bakken op het achtererf van het huis op de hoek van de Waterkant en het Plein, sloeg de vlam in de pan. Het pand van rechter Lammens brandde volledig af, waarbij veel van zijn papieren verloren gingen, waaronder aantekeningen voor de almanak, het jaarboekje dat het jaar daarop dan ook niet verscheen. Er gingen zo’n 450 huizen op in vuur. Achter de mooie panden aan de voorzijde, stonden opslagruimtes voor touw, pek en teer om de schepen op te kalefateren. Materialen die in een mum van tijd ontvlamden. In de droge tijd ging dat natuurlijk extra hard. Het vuur verspreidde zich snel op de wind vanaf het noordoosten, richting zuiden. Het gerechtsgebouw was opgetrokken uit steen en vormde een buffer in westelijke richting.

De opbouw na deze ramp kostte veel geld en tijd. Daarnaast was het zo dat er niet alleen bezit verloren ging van de rijke elite, maar dat ook vrije negers en mulatten daar erven en huizen hadden.       

De brand van 1832

Diverse slaven stichtten brand als vorm van protest. In 1832 was dat aan de Heiligenweg en het vuur breidde zich snel uit totdat er uiteindelijk zo’n 50 panden verloren gingen. Dat gebied was pas weer opgebouwd na de vorige ramp, en veel burgers verloren hun bezit, ook gekleurde vrije eigenaren. De brandstichters werden gepakt en op gruwelijke wijze gestraft, als voorbeeldstelling. Drie van hen, Codjo, Mentor en Present werden levend verbrand op de plaats waar de brand was begonnen. Nu is daar een monument om de drie mannen te gedenken.       

Codjo, Mentor en Present

Nare gevolgen

In de stad werden maatregelen genomen om branden in te perken, zoals bedekken van daken met houten singels om het overslaan van vuur zo veel als mogelijk te beperken. Als je dat nu wilt doen, betaal je een extra hoge verzekering. Het eerste plakkaat hierover stamt uit 1669  en er zijn er vervolgens 15 afgekondigd, de laatste in 1815. In die aankondiging is ook aangegeven dat de riolen in de stad schoongehouden moesten worden zodat er altijd water beschikbaar was voor de brandblussers. Tweemaal per jaar was er een algemene controle ‘over de brand omzichtigheid’. En alle burgers dienden in het bezit te zijn van brandemmers en spuiten (met verwijzing naar het boekje van 1778) om die in geval van nood te kunnen inzetten. In mei 1763 besloot het Hof dat ingezetenen die hun huis hadden verloren een renteloze lening konden krijgen, voorgeschoten uit ’s Lands kassa. Dat betrof de slachtoffers van de brand die plaatsvond in de eerste week van die maand.  

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter