blog | werkgroep caraïbische letteren

Boeli van Leeuwen: “In Nederland loopt men niet meer weg met het exotische”

Op 8 oktober 2022 hield uitgever Franc Knipscheer een korte lezing bij de Dutch Caribbean Book Club. Bij die gelegenheid werd ook de nieuwe verzameluitgave Wie denk je dat ik ben? van Boeli van Leeuwen ten doop gehouden. Hieronder de tekst van Franc Knipscheer.

Dames en heren,

De vraag die Magda Lacroes mij in juni van dit jaar stelde was: “Franc:  Zou je 8 oktober 2022 iets kunnen vertellen over Boeli van Leeuwen bij uitgeverij In de Knipscheer? De 10de is het 100 jaar geleden dat Boeli werd geboren.” Dan moet ik even terug in de geschiedenis om aan te geven wanneer ik geïnteresseerd raakte in Boeli van Leeuwen.

Uitgeverij In de Knipscheer, opgericht door mijn broer Jos Knipscheer en mijzelf, begon in 1976 met 3 titels. Te klein om zich een vertegenwoordiger te kunnen veroorloven om die titels aan de boekhandel te slijten. Andere, beginnende kleine uitgeverijen, zoals uitgeverij Corrie Zelen en Flamboyant/P  kampten in die late jaren zeventig met hetzelfde probleem. We besloten gezamenlijk een vertegenwoordiger aan te stellen die met de drie fondsjes het land trok langs de boekhandels. De drie fondsen hadden in hun titelkeuze wel overlappingen, maar vulden elkaar vooral aan. De drie uitgeverijtjes stuurden elkaar de boeken die ze uitgaven en zo kwamen op onze leestafel o.a. de vroege romans van Boeli van Leeuwen terecht, uitgegeven door Andries van der Wal van Flamboyant/P.  en waren mijn eerste kennismaking met het werk van Boeli van Leeuwen.

Eind 1981 stopte Flamboyant/P en ik besloot, inmiddels bewonderaar van het werk van Boeli van Leeuwen, zijn fonds over te nemen en zijn boekpublicaties op te nemen in onze catalogus van voorjaar 1982. Boeli van Leeuwen was toen zestig jaar, ik 35. Mijn eerste contact met Boeli volgde weldra, een brief:

24 september 1982

“Geachte heer Boeli van Leeuwen,

Zoals mijn collega Andries van der Wal u in november 1981 aankondigde, zijn de door hem uitgegeven boeken sedert januari 1982 ondergebracht in het fonds van Uitgeverij In de Knipscheer. Ons eerste pogen was het bestaande Flamboyant/P-fonds opnieuw in de boekhandel te activeren (inclusief de dichtbundels, op dat moment een zevental titels), in het najaar van 1982 te volgen door een heruitgave van de belangrijke – op dat moment reeds – uitverkochte titel van uw hand: De rots der struikeling.

Het verheugt ons u nu te kunnen meedelen dat de achtste druk van deze roman in de tweede week van oktober gaat verschijnen.

Omdat toch van een gewijzigde relatie auteur-uitgever sprake is, leek het ons gepast u een auteurscontract aan te bieden voor deze en eventuele volgende drukken, en daarin op te nemen een voorschotbetaling – hoewel dat doorgaans bij herdrukken geen usance is.”

Ik heb niet zo gauw een schriftelijk antwoord op deze brief kunnen vinden. Boeli zal gebeld hebben. Het staat me bij dat hij blij was met mijn belangstelling voor zijn werk, maar ook dat hij benadrukte dat hij niet meer schreef.

In april 1983 kondig ik Boeli de voorgenomen herdruk aan van Een vreemdeling op aarde. En ik voeg daaraan toe: “Van de Flamboyant-edities zijn nu eveneens De eerste Adam en Een vader een zoon uitverkocht geraakt, hetgeen op zich een uiterst heuglijke ontwikkeling is; maar het betekent tegelijkertijd dat ik mijn drang en nieuwsgierigheid om bij u te informeren naar mogelijke uitgave van nieuw werk met moeite dien te onderdrukken, aangezien ik Andries van der Wal heb toegezegd uw bij hem verschenen werk ook bij ons `in druk’ te houden.”

Boeli laat telefonisch weten dat ik niet op nieuw werk hoef te rekenen. Ook in najaar 1983 is Boeli van Leeuwen, voor de vierde keer op rij, present in de catalogus, nu met De eerste Adam. Ik citeer: “”Het is prachtig dat binnen de Nederlandse literatuur romans bestaan als deze, die zo nauw aansluiten bij de hier in Nederland bejubelde vertaalde literatuur van Zuid-Amerika tot Trinidad; het is opmerkelijk dat ze als zodanig nauwelijks zijn herkend en erkend.”

Boeli van Leeuwen was 24 jaar toen hij in 1947 debuteerde met de dichtbundel Tempels en Woestijnen en het prozawerk De Mensenzoon die beide, tot volle tevredenheid van de auteur,  onvindbaar zijn geraakt. Twaalf jaar later vangt een tweede periode aan met de eerder genoemde romans.

Ik vergenoeg me met de gedachte dat mijn vasthoudendheid om zijn oude werk weer onder de aandacht te krijgen, en het bescheiden succes daarvan, Boeli van Leeuwen verleid heeft de pen weer op te pakken en een dérde schrijversleven te beginnen.

Dan wordt het augustus 1984. Boeli belt. Er is post onderweg. Een manuscript. Dat wat niet zou gebeuren, gebeurt toch. Het zal 25, 26 augustus geweest zijn toen een envelop in Haarlem bezorgd werd. Postdatum 20 augustus 1984. Er staat met grote letters op: MANUSCRIPT. Rechts bovenaan staat: PTT en Posterijen Curaçao. Manuscript. Svp met liefde behandelen.

En hoe terecht bleek dit verzoek! Ik ben die ochtend gaan lezen. En de tranen liepen over mijn wangen. Van het lachen (daartoe zijn enkel goede schrijvers in staat; niets is moeilijker dan dat in de geschreven literatuur), van de wetenschap dat ik een meesterlijk boek gelezen had, en vanwege het besef dat ik de enige in Nederland was die daar op dat moment weet van had! Ik herinner mij een onbeschrijflijk geluksgevoel dat ik met niemand kon delen. Ik ben geloof ik een eindje gaan omlopen. En ik liep op luchtkussentjes.

Op 7 september 1984 schreef ik:

 “”Beste Boeli van Leeuwen,

 Ik ben heel gelukkig met Schilden van leem en deze uitgeverij wil niets liever dan op de kortst mogelijke termijn (begin 1985) publiceren! Zoals telefonisch gezegd: ik heb het in één ruk uitgelezen. Het is m.i. verrassend in die zin dat het accent wat Zuid-Amerikaanser lijkt dan het meer Caribische vroege werk van je. Ik weet niet hoe het in het verleden met je manuscripten is gegaan, of daar veel aan ‘vernederlandst’ is door Nederlandse uitgeverijredacteuren.

Mijn streven zal in ieder geval zijn dit nieuwe manuscript zo veel mogelijk intact te laten en geen concessies te doen teneinde Nederlandse recensenten en critici milder te stemmen. Deze uitgeverij ziet invloeden vanbuiten op de Nederlandse taal en literatuur als een verrijking en niet als een verloedering. In tegenstelling tot W.F. Hermans, die vindt dat het beter is in Nederland een multiculturele samenleving te vermijden, constateren wij met blijdschap dat die multiculturele samenleving in Nederland al bestaat.”

17 september 1984. Boeli van Leeuwen fluit me een beetje terug.

“”Beste Franc,

In Nederland, als elders in Europa, loopt men niet meer weg met het exotische. Er ontstaat zoiets als een drang naar bescherming van cultuurbezit. Dus ondanks je principiële stellingname moeten we concessies doen. (Al die Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen zijn niet meer zo in.) Ik vind het van belang de Nederlandse critici niet onnodig voedsel te geven voor kritiek.”

22 februari 1985

“”Zeer geachte en Beste Boeli van Leeuwen,

 Je zult per separate luchtpost de zetproef ontvangen hebben van Schilden van leem. De redactie heeft met name bestaan uit minimale ingrepen: aanpassing aan ‘onze huisregels’ aangaande voorkeurspelling en gebruik van leestekens. […] De niet-Nederlandse teksten zijn alle gecheckt, niet vertaald, niet geannoteerd en ook niet cursief geplaatst: de inhoud spreekt voor zich en wordt bovendien duidelijk uit de context én ik vind dat de lezer nimmer onderschat mag worden, sterker nog: uitgedaagd mag worden. Voor mij en de anderen hier was Schilden van leem een echt leesavontuur en een prachtige ervaring. Ik ben er trots op dat wij de uitgever van dit boek mogen zijn!”

Schilden van leem werd, na bijna twee decennia schrijfstilte, de comebackroman van Boeli van Leeuwen en het begin van zijn derde schrijversleven. De roman kreeg inderdaad prachtige recensies.

In 1988 overtrof  Boeli naar mijn idee Schilden van leem nog met Het teken van Jona. De voorjaarscatalogus opent met de zin: “”Boeli van Leeuwen schrijft wéér! Een roman over grote thema’s, rijk aan visie, meedogenloos en humoristisch tegelijk.”

Het teken van Jona kreeg eveneens prachtige kritieken. Het klinkt misschien raar, maar desondanks vind ik dat deze romans ondergewaardeerd zijn gebleven. Ze behoren tot het beste wat in die jaren aan Nederlandstalig proza is verschenen.

Boeli van Leeuwen bij de uitreiking van zijn oeuvregeld, 2007. Foto Ken Wong.

In 2007 ging ik in oktober voor het eerst naar Curaçao ter gelegenheid van een eregeld dat aan Boeli uitgereikt zou worden door het Fonds voor de Letteren. Na 25 jaar heb te hebben uitgegeven ontmoette ik Boeli  voor het eerst, niet wetende dat hij al een maand later zou overlijden. 

Niettemin vind ik dat Nederland verzuimd heeft Boeli van Leeuwen voor zijn boeken uit de jaren tachtig en negentig te bekronen met een grote literaire prijs.

Boeli zelf zit daar overigens niet zo mee. Als je het hem zou vragen, zou hij antwoorden, perfect antwoorden:

`”U weet ongetwijfeld wie de heer Heidenstam is. Niet? Nou, daar kijk ik van op! De heer Reymont dan, nooit van gehoord? Hoe bestaat het! What about de heren E. Johnson, H.E. Martinson en een zekere Eucken? Floept er een lampje aan in uw brein? Verdorie, u weet ook niks! Ik zal u het geheim verklappen: bovengenoemde heren hebben allen de Nobelprijs gekregen voor hun literaire prestaties, een eer die ook de heren Jensen, Laxness en Karlfeldt te beurt is gevallen. U moet zich schamen dat u nooit van ze gehoord heeft! Maar laat ik u een paar namen noemen van schrijvers die voorgedragen zijn voor de Nobelprijs, maar door de Zweedse Academie zijn afgewezen, omdat ze onder de maat zijn gebleven: Leo Tolstoj, Anton Tsjechov, Henrik Ibsen, Mark Twain, Joseph Conrad, Rainer Maria Rilke, August Strindberg, Maksim Gorki, Mao Tse Tung, Bertold Brecht, Marcel Proust, Gabriele D’Annunzio, Sigmund Freud, Virginia Woolf, F. Scott Fitzgerald, H.G. Wells, W. Somerset Maugham.

Leo Tolstoj, de grootste romanschrijver aller tijden, en Mark Twain, de grondlegger van de moderne Amerikaanse literatuur, afgewezen door een stel koekenbakkers in Stockholm. Gewogen en te licht bevonden!

Geen enkele schrijver weet of hij honderd jaar na zijn dood nog gelezen zal worden. Het kaf moet van het koren gescheiden worden in een mysterieus proces, dat uitsluitend door lezers wordt bepaald. Maar ik zou niet graag in een rijtje gerangschikt willen worden tussen Johnson, Martinson en Eucken. Ik blijf liever, klein, naast Tolstoj staan!’

Dit `’antwoord’ is een citaat uit de column ‘Fluwelen versierders’ uit zijn geniale Geniale Anarchie dat in 1990 verscheen. Men zou een lezing kunnen houden over het werk van Boeli van Leeuwen door enkel te citeren uit zijn romans, verhalen en essays. Zoveel wijsheid, zo een belezenheid, wat een humor! Ik herinner me dat Boeli van Leeuwen aanvankelijk dacht dat de verhalen in Geniale Anarchie té Curaçaos waren en derhalve minder geschikt voor de Nederlandse lezer. Niets bleek minder waar.

In 1996 en 1997 volgden De ruïne van een kathedraal en De taal van de aarde, sterke bundels hoofdzakelijk samengesteld uit verhalen en artikelen die Boeli schreef voor kranten en tijdschriften. Beide titels zijn sinds geruime tijd uitverkocht.

In 1997 overleed overigens mijn broer Jos Knipscheer.

En dat brengt me terug bij de vraag die Magda Lacroes mij stelde. Want Aart Broek mailde me in mei  in verband met de plannen voor vandaag:

«Magda Lacroes benaderde me. Vanuit haar Dutch Caribbean Book Club heeft zij het plan opgepakt om de geboortedag van Boeli 100 jaar geleden aan te grijpen om Boeli en zijn werk in de schijnwerpers te zetten. Dat zou dan op / rond 10 oktober a.s. zijn, waarschijnlijk zaterdag 8 oktober. (…) Wat zou jij als uitgeverij – behalve aanwezig te zijn met zijn uitgaven – nog kunnen betekenen? Heb je misschien nog een heruitgave van Boeli gepland? Of zou er iets aan typo- en manuscripten van Boeli in jouw bezit getoond kunnen worden, waarop je wat toelichting geeft? Of …?”

Zou het niet bijzonder zijn, dacht ik, om ter gelegenheid van de 100ste geboortedag van Boeli van Leeuwen een gelegenheidsuitgave te realiseren waarin werk van hem zou worden opgenomen dat niet eerder in boekvorm is verschenen? Maar dan moest er snel gehandeld worden. Ik nam in Haarlem contact op met mijn plaatsgenoot  Klaas de Groot, die al eerder voor de uitgeverij bloemlezingen had samengesteld. We kwamen al snel tot 7 stukken van Boeli, die niet eerder in boekvorm waren verschenen. In overleg besloten we dit ongepubliceerde werk uit te breiden met de verhalen die wel al in boeken zijn verschenen, hoewel deels uitverkocht, waarin Boeli van Leeuwen zelf, al dan niet onder eigen naam, naar voren komt.

Dames en heren, het is gelukt. Gisterenmiddag kon ik de boeken ophalen bij mijn drukker in Den Bosch en letterlijk het eerste exemplaar heb ik nu in handen: Wie denk je dat ik ben?  Een biografische bloemlezing, waarmee deze “lezing” meteen een soort boekpresentatie wordt.

Nu ik u dit exemplaar toch laat zien, zou ik het graag geven aan Magda Lacroes.

Magda?

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter