blog | werkgroep caraïbische letteren

Boeli van Leeuwen 100

door Klaas de Groot

De teloorgang van zijn menselijk lichaam vond Boeli van Leeuwen een treurig gebeuren, dat zei hij in menig interview en het is met name te lezen  in het verhaal : ‘Een dooie muis’, in de verhalenbundel  Geniale Anarchie. Dat verhaal is een verslag van het bezoek aan een bevriende huidarts die een stukje van de auteursneus bevriest en verwijdert.

Boeli van Leeuwen

Een nare kwestie die op lichte toon verteld wordt. Wat opvalt is de manier waarop de omgeving van de verteller wordt geschetst, maar ook hoe de verteller zichzelf laat zien. Vooral op het moment van het besef dat zijn lichaam aan een naargeestig proces onderhevig is. Van Leeuwen noemde het ooit “dit langzame sterven” en zag het als “een diepe vernedering”.

Maar al is de mens van vlees en bloed verdwenen, het literaire lichaam van Van Leeuwen bestaat nog steeds. Dat lichaam is vooral te ontdekken in vier bundels verhalen:  Ver weg dichtbij, De ruïne van een kathedraal, De taal van de aarde en Geniale Anarchie. Om de man achter of in de schrijver  te tonen kun je natuurlijk een biografische schets of zelfs een biografie schrijven, maar bij schrijvers zoals Van Leeuwen is het misschien juist interessant om de auteur zelf aan het woord te laten over zaken en personen die hem in het bestaan bezig gehouden hebben. Zo komt de waarnemer te voorschijn.

Bij Van Leeuwen lijkt dat niet moeilijk, omdat een groot deel van zijn proza, en dan vooral de stukken uit eerder genoemde titels gekenmerkt worden door een vertellende stijl die ervoor zorgt dat de lezer dicht in de buurt van de verteller blijft. Een oorzaak is dat in de verhalen het woordje ‘ik’ zeer vaak voorkomt. Nu zijn er ook zogenaamde ik-romans, maar Van Leeuwen gebruikt nog een paar schrijverstrucs om de lezer vast te houden. Hij richt zich soms letterlijk tot de ‘lieve lezer’, sterker nog: hij spreekt over ‘wij’ en laat duidelijk uitkomen dat hij het tegen zijn mede-Curaçaoënaars heeft. Ook de lokale details helpen hier om de contouren van de verteller te tonen.

Het naar de schrijver toe bewegen lukt goed dankzij de meest recente publicatie Ver weg dichtbij (2017) met negenentwintig  ‘radiopraatjes’ of causerieën die hij voor de Wereldomroep hield tussen eind 1951 en half 1954. Ze zijn dus uit de jeugd van zijn schrijverschap. In Ver weg dichtbij  is de spreker bij de microfoon het meest gedreven en het persoonlijkst als hij het over  Amsterdam heeft en vooral over Curaçao. In de persoonlijke herinneringen die verteld worden zit heel veel jeugd, zoals in stukken als ‘Regen’ en ‘Geiten’. In het laatste stuk  wandelt Van Leeuwen door Parijs en ruikt  hij Curaçaose geitengeur, en het heimwee slaat toe. Zeer persoonlijker is het verhaal  ‘Spaanse Water’. Daarin hangt een dreigende sfeer die sterk inwerkt op het gevoel van verteller Van Leeuwen en op diens vrouw. Wie de visie van de schrijver op  zijn persoonlijke band met Curaçao wil begrijpen kan niet om Ver weg dichtbij heen. In die bundel is te lezen hoe een spreker zijn pen slijpt.

Die schrijver is helemaal aanwezig in de bundel De Ruïne van een kathedraal uit 1996. De verhalen daarin stammen hoofdzakelijk uit de jaren zestig. Als je de volgorde in ‘Ruïne’ een beetje wijzigt , ontstaat er een autobiografische trits die bestaat uit de verhalen: ‘Gesprek met Jonas’, ‘Als burger van een ideale staat aan boord van het m.s. Ares’ en ‘Amsterdam’. Deze trits vormt een reisverhaal dat begint op Curaçao en eindigt in Van Leeuwens lievelingsstad: Amsterdam. Het daadwerkelijke gesprek met Jonas is een zwaar begin, waarin de schrijver zegt naar Europa te moeten voor zijn tweede boek. Maar Jonas heeft daarover zijn eigen ideeën. Hij wijst Van Leeuwen op diens dromen en op de mens met geheimen. Zelf leeft Jonas  tussen de geheimen van God. Hij eindigt heel praktisch. De schrijver kan naar Holland gaan,  maar moet na terugkeer met hem komen vissen. De reiziger kan hem dan zijn verhalen vertellen. Van Leeuwen zet daar tegenover: “Wie zijn wijsheid heeft hoeft niet meer te reizen, want in hem woont de rust van het aanvaarden”. Een sleutelwoord in dit gesprek is het woord ‘geheim’. Iedere Van Leeuwenlezer zal het herkennen. Met het m.s. Ares vaart Van Leeuwen naar Puerto Rico, daar ontmoet hij de vertaalster van de Spaanse De rots der struikeling, Ligia Hoetink-Espinal. Zij zal later over dit bezoek schrijven in Drie Curaçaose schrijvers in veelvoud  (1991). Het drieluik krijgt zijn afsluiting in ‘Amsterdam’. Daar ‘danst’ en ‘zingt’  de verteller langs grachten en over bruggen en de schrijver  eindigt op een lichte manier met een soort Pietje Bell scène.

Na de reizende schrijver lijkt de denkende aan de beurt te komen in de bundeling De taal van de aarde. De stukken daarin zijn vooral  verbonden door bewondering. Beeldhouwer Cornelis Zitman en auteur Gabriel García Márquez komen aan bod. Maar de meeste bladzijden zijn ‘Voor Edward Schillebeeckx o.p.’ die met zijn boek Jezus, het verhaal van een levende Van Leeuwens geloofsleven  op een nieuw spoor zette. Het verslag van het leesavontuur begint met een veelzeggende herinnering uit de middelbare schooltijd. Maar het wordt een geloofsbelijdenis waarin de ideeën over de mens Jezus het middelpunt vormen. Al  in 1947, toen Van Leeuwen de religieuze verhandeling De Mensenzoon publiceerde, was het duidelijk welke rol deze ‘mens’ in zijn leven vervulde. In het stuk over Schillebeeckx’ boek wordt dat vroege essay wel herroepen en zelfs ‘blasfemisch’ genoemd, maar toch bekruipt de lezer het gevoel dat die herroeping niet volledig is.

Hoe concreet het leven van Jezus voor Van Leeuwen was, blijkt uit de presentatie van twee Curaçaose persoonlijkheden: Ingeborg Zielinski en pater Brenneker. Zij worden getekend als mensen die de liefde van Jezus personifiëren. Maar Boeli van Leeuwen eindigt met een sterk emotionele conclusie gericht op Schillebeeckx: “al hetgeen ik nu doe, geschiedt reeds vanuit een verruimde visie en een nieuwe hoop, die ik aan hem te danken heb”.     

Patriarch met trio – Boeli van Leeuwen – Beurs- en Nieuwsberichten, 14 maart 1987. Klik hier voor een iets beter leesbare versie.

Dan wordt het 1990 en verschijnt Geniale Anarchie. Het is een groot publiekssucces  met veel lovende kritieken. De meeste critici benadrukken dat  Boeli van Leeuwen zelf aan het woord  is en óver zichzelf.  Zelfs over de tijd voor zijn geboorte, zie het verhaal ‘Een groot geheim’. De moeder, niet gehinderd door haar zwangerschap, wil per se naar Curaçao om te bevallen. Ze maakt daarvoor een riskante zeilreis vanaf Aruba.  Ze weet namelijk dat de komende Boeli alleen op  Curaçao schrijver kan worden. Het stuk ‘Mozart in het oerwoud’ slaat een brug naar het vroegste werk  uit 1947. En die brug is de bewondering voor grote kunstenaars. Met die eerbied begon de schrijver zijn publicitaire leven in twee van de drie krantenstukken in het dagblad Beurs & Nieuwsberichten. De drie artikelen zijn tot op heden nooit in boekvorm  verschenen. De gemeenschappelijke titel is ‘Eenheid van Tegendelen’. De eerste gaat over Rembrandt, de tweede over Beethoven. In het stuk over Beethoven komt ook Mozart aan bod, maar nog niet zo krachtig als in later werk. Het derde stuk met de titel ‘De taal der impotenten’ is negatief. Voor de schrijvers uit zijn tijd kan Van Leeuwen amper bewondering opbrengen.  Zij voldoen niet aan de literaire geloofsbelijdenis die Van Leeuwen al gehad moet hebben, maar in 1960 publiceert: ‘Over de taak , de plicht en de liefde van de schrijver’. Nog veel later spelen zijn literaire uitgangspunten een rol als Van Leeuwen het stuk over Salman Rushdie ‘Satanic verses’ , eigenlijk voorbestemd voor Geniale Anarchie, schrijft. Dat stuk zal niet in die bundel verschijnen. Het is nu wel opgenomen in Van Leeuwewens pas verschenen bundel Wie denk je dat ik ben.

En dan de derde ‘geloofsbelijdenis, de politieke.  Als belangrijke ambtenaar zat Van Leeuwen natuurlijk heel dicht bij de politici. In de loop der tijd wordt een bepaald type politicus flink de oren gewassen, maar er zijn er ook die op een voetstuk worden geplaatst. Gezaghebber Maikel Gorsira bijvoorbeeld, maar de meest emotionele woorden zijn voor Moises Frumencio da Costa Gomez, ofte wel de ‘Doktoor’, die door Van Leeuwen bejubeld wordt, onder andere in ‘Good Night, Sweet Prince’. De laatste politicus die door de schrijver geëerd wordt, is Miguel Pourier. ‘Aartsengel Michaël: aanvoerder van idealisten, padvinders en heilsoldaten’, heet het stuk dat in 1994 verscheen in de Beurs- en Nieuwsberichten. Deze loftuiting is een geloofsbelijdenis en een waarschuwing. Het slot bestaat namelijk uit een aantal adviezen waarmee  Van Leeuwen zich van zijn moraliserende kant laat zien.

Tenslotte, behalve het persoonlijk proza is er ook de poëzie, dus het genre dat voor velen het diepste van een schrijver laat zien. Van Leeuwen maakte  zelf maar één bundel: Tempels in woestijnen, in 1947,  herdrukt in 2014. De openingsregels spreken boekdelen:

“Ik ben zoals ik ben, nauwelijks denkend aan de duizend wonden,
En soms onnoemelijk bezeerd om één verloren traan.”

Andere gedichten in de bundel waaruit eerbied en bewondering spreekt zijn ‘Moeder van mijn moeder’ en ‘Otrobanda’. In de bundel Ver weg dichtbij is het verhalend gedicht ‘Masroig’  opgenomen dat uit de Spaanse tijd van jurist Van Leeuwen stamt. Pas ver in de jaren tachtig verschijnt zijn laatste gedicht in de krant: ‘Patriarch met trio’. Dat gedicht,  ook nu in boekvorm, is weliswaar deels beschrijvend, maar het is ook lyrisch, doordat het gevuld is met ontzag voor mensen die in de cultuur van Curaçao, een doorslaggevende rol hebben gespeeld.


Het bovenstaande stuk verscheen in het Antilliaans Dagblad van 8 oktober 2022 om de ‘honderdste verjaardag’ te vieren van Boeli van Leeuwen die immers op 10 oktober 1922 geboren werd op Curaçao. Het stuk wil ook de aandacht vestigen op de nieuwste titel van de auteur: Wie denk je dat ik ben? Dat is een ‘biografische bloemlezing’ uit het kort verhalend proza en die deze maand uitgegeven is door de uitgever van Van Leeuwen: ‘In de Knipscheer’. Het stuk is een deel van het nawoord in dat boek, dat  voorzien is van een voorwoord van Sheila Sitalsing. De opgenomen verhalen zijn gekozen uit eerder verschenen bundels, maar er is ook materiaal opgenomen dat nog niet eerder in boekvorm is verschenen, zoals bijvoorbeeld het echte debuut uit 1947, drie stukken uit het dagblad Beurs-  en Nieuwsberichten.

Boeli van Leeuwen
Wie denk je dat ik ben?
Een biografische bloeml
ezing
Gekozen en bezorgd door Klaas de Groot
Met 7 niet eerder in boekvorm verschenen stukken
Voorwoord Sheila Siltalsing
gebrocheerd in omslag met flappen,
276 blz., € 17,90
ISBN 978-94-93214-86-6


De verhalenbundels De ruïne van een kathedraal (1996) en De taal van de aarde (1997) van Boeli van Leeuwen zijn niet meer in druk, en dat is jammer. Om die leemte deels te vullen en om het feit te vieren dat de auteur honderd jaar geleden, op 10 oktober 1922, werd geboren is Wie denk je dat ik ben? samengesteld. De ondertitel ‘Een biografische bloemlezing’ laat zien dat het om een keuze uit zijn korte werk gaat waarin de auteur
geregeld zichzelf naar voren laat komen. Opgenomen zijn verhalen uit bovenstaande bundels en uit de meer recente verzamelingen Geniale Anarchie (1990) en Ver weg dichtbij (2017). Voor deze gelegenheid is er ook materiaal opgenomen dat niet eerder in boekvorm is verschenen, de eerste krantenstukken uit 1947 bijvoorbeeld, dus het echte debuut van Van Leeuwen. Ook ander verspreid werk waarin de schrijver zelf op krachtige
wijze aanwezig is krijgt nu de kans om een tweede leven te beginnen.

[Persbericht van uitgeverij In de Knipscheer]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter