blog | werkgroep caraïbische letteren

Boek Tanya Sitaram over Hindostaanse contractarbeidsters

De Surinaamse historica Tanya Sitaram bewerkte haar afstudeerscriptie van de masterstudie Geschiedenis aan de Anton de Kom Universiteit tot een boek: Hindostaanse contractarbeidsters, 1873-1921 – Een impressie van hun leven tijdens de contracttijd in Suriname.

Tanya Sitaram

door T. Euser en R. Sewradj-Debipersad

Over het leven van de Hindostaanse vrouwen tijdens de contractarbeid was niet veel bekend. Verhalen en ervaringen van de mensen zelf zijn niet schriftelijk vastgelegd en herinneringen van (klein)kinderen worden in rap tempo schaarser. In verschillende archieven kan hier en daar wel een glimp worden opgevangen over hoe het was en daarbij is het schrijnend om te lezen hoe weinig waarde een vrouwenleven had. Niet alleen in de ogen van de koloniale autoriteiten, die vonden dat een tekort aan vrouwelijke immigranten bij de werving in India aangevuld mocht worden ‘op welke wijze dan ook’, of dat voor een vrouw minder betaald hoefde te worden, terwijl zij even hard arbeidde als de man. Maar ook in de ogen van andere vrouwen, zelfs binnen de familie was een jongensleven meer waard dan dat van een meisje, getuige het citaat op p. 113. “…Ze zei: ‘Het is een meisje, laat haar maar doodgaan; wanneer ze groot wordt gaat het een hoop dingen geven, dan moet je haar uithuwen, dit en dat, alleen maar geld’…”

Tanya Sitaram is een Surinaamse historica. Naast schrijfster en docent heeft zij ook bijgedragen aan verschillende historische documentaires, programma’s en andere mediaproducties. Meest recent verscheen van haar hand (samen met Sandew Hira) in 2022 de indrukwekkende publicatie De Calcutta Brieven.

De presentatie van het boek: Hindostaanse contractarbeidsters – Een impressie van hun leven tijdens de contracttijd in Suriname, 1873-1921, vond in juni 2022 plaats. Het is een bewerking van een afstudeerscriptie van de masterstudie Geschiedenis aan de Anton de Kom Universiteit. De lay-out is bijzonder leesvriendelijk en het boek leest makkelijk. In totaal omvat het 201 pagina’s. Het is de derde publicatie van de N.S.H.I. (Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie) die past in het kader van onderzoeken in verband met de geschiedenis van contractarbeid en de periode daarna in ons land. Tanya Sitaram deed onderzoek naar de positie, de rol en dagelijkse realiteit van Hindostaanse vrouwen in de periode 1873 tot 1921. Ze beschrijft in haar boek verschillende facetten van de contractarbeidsters. Deze fragmenten geven de lezer een kijkje in hun leven van toen.

Tanya Sitaram

Voor het samenstellen van de inhoud van het boek is onder meer gebruikgemaakt van primaire bronnen uit het Nationaal Archief Suriname (NAS). De schrijfster heeft hierbij nauwgezet vele oude documenten onderzocht. Hierbij valt te denken aan koloniale verslagen, immigratieregisters, advertentiebladen, resoluties en correspondentie die te maken hebben met de Hindostaanse immigranten in het algemeen en met de vrouwelijke contractarbeidsters in het bijzonder. Zoals Sitaram dat zelf ook aanhaalt op p. 26, zijn de archieven het product van de koloniale overheerser, waarin de kolonisator bepaalde wat er wel of niet vastgelegd werd. De eigen stem van de immigranten, en al helemaal die van de vrouw, is er moeilijk in terug te vinden. Dit is ook te merken bij het lezen van het boek. Het opsommen van feitelijkheden zoals die zijn genoteerd in de archieven, geeft geen weergave van de emotionele en individuele omstandigheden. Het zijn momentopnamen, zonder dat daarbij het doorlopende perspectief van het leven van deze vrouwen teruggevonden kan worden. Doordat de tekst ondersteund wordt door interviews met (klein)kinderen van Hindostaanse immigranten wordt deze leemte enigszins opgevuld.

Aan de indeling van het boek is te merken dat het in eerste instantie als scriptie geschreven is. Het eerste hoofdstuk omvat de inleiding, waarin duidelijk de onderwerpskeuze gemotiveerd, onderbouwd en afgebakend wordt. De onderzoeksvraag en de deelvragen zijn concreet geformuleerd en de toegepaste onderzoeksmethoden zijn nader belicht. In de hoofdstukken daarna worden vervolgens de deelvragen uitgewerkt. De indeling is niet altijd helemaal goed te volgen, want de inhoud loopt op sommige plekken enigszins in elkaar over, vooral in hoofdstuk drie en vier. Onderwerpen van hoofdstuk drie hadden evengoed in hoofdstuk vier kunnen staan en andersom. Het boek eindigt met een kort samengevat en concluderend slot met aanbevelingen voor verder onderzoek. Daarnaast is de volledige literatuurlijst en een drietal tabellen als bijlagen opgenomen. Ook in de tekst komen op diverse plaatsen tabellen voor en wordt de inhoud tevens ondersteund door foto’s van geraadpleegd archiefmateriaal.

Sitaram gaat uitgebreid in op de werving van contractarbeiders in India. Hierbij is er aandacht voor de wijze waarop deze arbeidskrachten werden aangevraagd vanuit Suriname en voor de gewenste genderverhoudingen. Er wordt stilgestaan bij de oorzaken en motieven voor migratie vanuit India, waarbij er onderscheid gemaakt wordt tussen push- en pullfactoren. De moeilijkheden die werden ondervonden bij de werving van vrouwen komen ook aan bod. Het minimale quotum was gesteld op 40 vrouwen per 100 mannen. Dit aantal werd gedurende de gehele immigratieperiode zelden gehaald. De verschillende factoren die hierbij een rol speelden, zijn toegelicht. De tabellen met aantallen, het constante zorgpunt dat het aantal vrouwen ´niet genoeg´ was, alsook dat er meermalen wordt aangehaald dat getracht werd om vrouwen te werven, ´ op welke wijze dan ook´, schetsen een beeld waarbij het behalen van een quotum schijnbaar van groter belang was dan de factor mens. Verschillende aspecten van de arbeids- en levensomstandigheden van de immigranten op de plantages in Suriname worden beschreven. De afspraken en wetgeving over de arbeidsregelingen voor de immigranten waren in verschillende wetten vastgelegd. Zowel de rechten als de plichten van de contractarbeiders en hun hieruit voortvloeiende juridische positie zijn zo te achterhalen. Hierbij is het intensieve archiefonderzoek dat voor het onderzoek verricht is goed te merken. Gegevens over verschillende delicten, variërend van klachten en (buren)ruzies, tot aan verzet, mishandelingen, verkrachtingen en moord zijn in de archieven teruggevonden. Deze gegevens zijn samengevoegd met informatie uit secundaire literatuur en interviews en zo ontstaat een beeld van het leven van toen.

De tabellen, cijfers en passages over geweldpleging kunnen de ene lezer emotioneel erg aangrijpen, weer anderen zullen door deze gegevens juist gesterkt kunnen worden in generalisaties en stereotype beeldvorming van Hindostanen als etnische groep. Er kon in het boek nadrukkelijker melding gemaakt worden dat hoewel gegevens over delicten wel in archieven vastgelegd zijn, het dagelijks leven voor het overgrote deel bestond uit factoren die juist niet zijn beschreven in de koloniale documenten. Zoals bijvoorbeeld op p. 59 door de schrijfster wordt aangegeven dat veel Hindostaanse vrouwen overbelast waren, maar dat men hierover nauwelijks wat te weten komt door onderzoek in de archieven. ‘De planters en andere kolonialen vonden het hoogstwaarschijnlijk niet belangrijk om hiervan melding te maken.’

Enkele Hindostaanse vrouwen (coll. Rijksmuseum)

In het boek wordt verder het dagelijks leven op de plantages en in de huiselijke sfeer beschreven. Nog steeds met zo veel mogelijk de nadruk op de vrouwelijke invalshoek. Er wordt stilgestaan bij de huisvesting van de immigranten, waar deze wettelijk aan moest voldoen, maar ook wat de schrijnende werkelijkheid was. Vereisten waaraan de woningen moesten voldoen waren wettelijk vastgelegd en voordat de immigranten deze woningen betrokken, moesten districtscommissarissen deze inspecteren en advies hierover uitbrengen. Uit hun rapportages bleek vaak dat de huizen niet aan alle vereisten voldeden. Veel opmerkingen betreffen de keukens, die in het begin afgezonderd van de woningen gebouwd werden en voor gemeenschappelijk gebruik bestemd waren. Vanwege verschillende redenen, waarvan één was dat er onderling eten gestolen werd, werden deze vrijstaande keukens niet optimaal gebruikt en deden eerder dienst als geitenstal of kippenhok. Noodgedwongen werd er in de woon- tevens slaapvertrekken gekookt. Nieuwe woningen moesten vanaf 1879 een aangebouwde keuken hebben. Op pagina 121 is een schets opgenomen van het goedgekeurde model, waarbij de keukens ‘aan de achterkant van de woningen aangebouwde houten hokjes, 2 meter lang en 1,25 meters breed en rondom met planken beslagen’ waren. Stelt u zich zo een keuken eens voor! Niet alleen de huisvesting voldeed niet, ook de gezondheidszorg liet te wensen over. In het eerste jaar van de immigratie naar Suriname was de slechte gezondheidszorg zo ernstig en het sterftecijfer mede als gevolg daarvan zo hoog, dat in april 1874 de immigratie opgeschort werd. Pas in 1877 kon deze hervat worden. De verschillende voorschriften waaraan de ziekeninstellingen moesten voldoen, zijn beschreven in het onderzoek. Vanuit een vrouwelijk perspectief is er ook aandacht besteed aan zwangere contractarbeidsters. Opvallend is dat er in de immigratiebepalingen geen voorwaarden hieromtrent waren opgenomen. De vrouwen hadden geen recht op zwangerschapsverlof, maar werden ook niet gedwongen te werken. Maar, geen arbeid betekende geen loon. Dus hoewel ze niet gedwongen werden, hadden ze toch weinig andere keus dan zo lang mogelijk door te werken en zo snel mogelijk na de bevalling weer naar het veld terug te keren.

De economische positie van de Hindostaanse contractarbeiders wordt beschreven aan de hand van haar spaargedrag en het bezit van, of de investering in, sieraden en andere persoonlijke eigendommen. Ondanks het lage loon lukte het immigranten toch om beetje bij beetje te sparen. Dit blijkt uit verschillende, door de schrijfster bestudeerde literatuur. In 1880 werd zelfs een Koloniale Spaarbank opgericht en werden spaarbankboekjes uitgereikt, waarop de bedragen in de jaren daarna steeds toenamen. Sommige immigranten stuurden ook met meer of mindere regelmaat geld naar familieleden in India.

Een ander aspect dat deel uitmaakte van het dagelijks leven was onderwijs. Iets wat voor het overgrote deel van de meisjes in die tijd niet was weggelegd. Vaak was het zo dat ze thuis mee moesten helpen en ook werden ze op jonge leeftijd uitgehuwelijkt. Het huwelijk vormde samen met het huishouden een belangrijk deel van het leven van de Hindostaanse vrouw. Sitaram concludeert in haar onderzoek dat vrouwen, doordat zij tijdens de contractperiode een minderheid vormden ten opzichte van het aantal mannen, een bepaalde machtspositie verkregen als het ging om het aanknopen van relaties met Hindostaanse mannen. Vooral in vergelijking met het heersende systeem in India. Toch blijkt uit de beschrijvingen in het boek, dat meisjes weinig inbreng hadden bij het kiezen van hun partner, dat kinderhuwelijken regelmatig plaatsvonden en dat ze ook blootgesteld werden aan gevaarlijke situaties zoals mishandeling en soms zelfs moord.

Tanya Sitaram heeft middels haar intensieve speurwerk naar de Hindostaanse contractarbeidsters en de daaruit voortgekomen publicaties en nog te publiceren producten, een goede basis gelegd voor dit onderwerp in de Surinaamse geschiedbeoefening. Zij heeft de inbreng van vrouwen in de contracttijd voor het voetlicht gebracht en hiermee een bijdrage geleverd aan het herschrijven van onze geschiedenis vanuit een Surinaams perspectief. Dit boek geeft een aanzet voor verder onderzoek naar aspecten die nog niet belicht zijn. De verzamelde informatie in tabellen en de basisinformatie die ze uit de koloniale bronnen heeft gehaald, maken haar werk tot een standaardwerk dat als naslagwerk voor toekomstige onderzoekers bruikbaar is. Zodat ook zij een bijdrage kunnen leveren aan het Surinamiseren van onze geschiedschrijving.

Tanya S.V. Sitaram. Hindostaanse Contractarbeidsters – Een impressie van hun leven tijdens de contracttijd in Suriname, 1873 -1921. Paramaribo, 2022: NSHI. ISBN: 978-99914-57-46-8

[uit de Ware Tijd LP, 27 januari 2023]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter