Bikkel & Kagie: een stukje onverwerkt verleden temmen
door Walter Lotens
De jonge Nederlandse journalist Rudie Kagie vertrekt naar Suriname op een ogenblik dat geen enkele Nederlandse krant zit te wachten op een correspondent in de West. Dat was net voor de militaire coup van 25 februari 1980 waardoor 16 sergeanten onder leiding van een zekere Desi Bouterse de macht overnamen. Vanaf toen ging de aandacht van de wereld, en zeker van Nederland, uit naar dat landje waar nooit iets gebeurde en toch zeker geen staatsgreep. Kagie krijgt een opdracht van NRC-Handelsblad en beschrijft wat er gebeurt in dat gewezen wingewest van Nederland.
Een gewezen wingewest, Suriname voor en na de staatsgreep is ook de titel van het werk dat hij in 1980 schreef op basis van zijn dagbladreportages. Het is een goed geschreven boek van een journalist – hij bedankt de linkse Surinamer Sandew Hira voor zijn speurwerk en kritische zin – die niet onsympathiek stond ten aanzien van ‘onze jongens’ die op dat ogenblik van velen het voordeel van de twijfel kregen. Zijn verhouding met de militairen krijgt echter een heel andere wending wanneer hij verneemt dat Fred Ormskerk, een oud-militair van Surinaamse origine die net terug was in het land, in zeer verdachte omstandigheden om het leven was gekomen in de grootste kazerne van Paramaribo. Op een nacht in 1980 wordt hij onzacht van zijn bed geplukt en voor ondervraging overgebracht naar de Memre Boekoe-kazerne waar hij door leden van de Nationale Militaire Raad (Desi Bouterse, Chas Mijnals, Roy Horb en Stanley Joeman) aan een zeer hardhandig kruisverhoor wordt onderworpen. De militairen verwijten hem een handlanger te zijn van het koloniale Nederland en verbieden hem, op gevaar van erger, om nog over het geval-Ormskerk te publiceren. Na die dreigementen pakt de Nederlandse journalist zijn koffer en verlaat via een sluipweg het land.
De dood van Fred Ormskerk werd afgedaan als een ‘incident’, ook door een voorzichtig Nederland dat het voordeel van de twijfel gaf aan de militairen. Door de Surinaamse ziekenhuisarts Albert Vrede die als patholoog-anatoom optrad werd een hersenoedeem als gevolg van inwerking van stomp geweld geconstateerd. Het stoffelijk overschot werd naar Nederland overgebracht, waar het op 19 mei 1980 opnieuw werd onderzocht, nu door dr. Jan Zeldenrust. Deze constateerde onderhuidse bloeduitstortingen en diverse versplinterde ribben. Ormskerk was Nederlands staatsburger, maar het toenmalige kabinet-Van Agt reageerde zeer omzichtig. In zijn antwoord op schriftelijke vragen van PvdA-kamerleden verzweeg minister van Justitie Job De Ruiter het door Vrede geconstateerde hersenoedeem en meldde hij slechts dat door Zeldenrust de doodsoorzaak niet definitief kon worden vastgesteld omdat deze nog op het sectierapport van Vrede wachtte, dat uiteindelijk slechts een zeer summier A4’tje bleek te zijn.
De dood van Fred Ormskerk werd afgedaan als een ‘incident’, ook door een voorzichtig Nederland dat het voordeel van de twijfel gaf aan de militairen. Door de Surinaamse ziekenhuisarts Albert Vrede die als patholoog-anatoom optrad werd een hersenoedeem als gevolg van inwerking van stomp geweld geconstateerd. Het stoffelijk overschot werd naar Nederland overgebracht, waar het op 19 mei 1980 opnieuw werd onderzocht, nu door dr. Jan Zeldenrust. Deze constateerde onderhuidse bloeduitstortingen en diverse versplinterde ribben. Ormskerk was Nederlands staatsburger, maar het toenmalige kabinet-Van Agt reageerde zeer omzichtig. In zijn antwoord op schriftelijke vragen van PvdA-kamerleden verzweeg minister van Justitie Job De Ruiter het door Vrede geconstateerde hersenoedeem en meldde hij slechts dat door Zeldenrust de doodsoorzaak niet definitief kon worden vastgesteld omdat deze nog op het sectierapport van Vrede wachtte, dat uiteindelijk slechts een zeer summier A4’tje bleek te zijn.
Als op 8 december 1982 vijftien prominente Surinamers worden doodgeschoten in het militaire cellencomplex van Fort Zeelandia, verliest het Bouterse-regime echter heel veel krediet en vervalt het voordeel van de twijfel ten aanzien van het militaire bewind in Suriname voor Nederland. ‘Op de vlucht neergeschoten,’ luidde het officieel en weinig vindingrijk. De toedracht van de zogenaamde decembermoorden werd gedurende vijf jaar diepgaand door de Surinaamse justitie onderzocht, maar nadat de hoofdverdachte Desi Bouterse Surinaams president is geworden, werd een amnestiewet uitgevaardigd waardoor hij en de andere verdachten waarschijnlijk verder buiten schot zullen blijven. Ook de daders van de moord op Fred Ormskerk werden nooit opgespoord.
Daarom trekt Rudie Kagie, meer dan dertig jaar na de feiten en nu werkzaam voor Vrij Nederland – volop in het Bouterse-tijdperk -, opnieuw naar Suriname om meer te vernemen over wat hij in de ondertitel van zijn boek als de eerste politieke moord van het Bouterse-regime bestempeld.
Bikkel is het journalistieke onderzoek naar de dood van Fred Ormskerk, naar de omstandigheden van zijn overlijden, maar ook naar zijn drijfveren om in het Suriname na de militaire staatsgreep op te duiken en tevens naar de persoonlijkheid van deze bikkelharde militair, die vandaar de roepnaam ‘bikkel’ kreeg.
Ormskerk wordt omschreven als ijzervreter, driftkop, bloedfanatiek, streng maar rechtvaardig, keihard voor zichzelf (en zijn negen kinderen…), Spartaans, militair in het kwadraat en bovendien uitzonderlijk sterk. Iedereen, zo merkt Kagie op, sprak met veel respect over deze volbloed militair. Na het vertrek van de TRIS (Troepenmacht in Suriname) in 1975 treedt Ormskerk in dienst van de gloednieuwe Surinaamse KrijgsMacht (SKM), maar hij vindt dat de bevelhebber, kolonel Elstak, er een potje van maakt. En hij is niet de enige. Dat vinden Bouterse en zijn kompanen ook. Elstak wordt door velen een verwaande grappenmaker genoemd. De verhouding tussen Elstak en de (onder)officieren verslechtert al snel en is zeker een van de belangrijke redenen geweest die geleid hebben tot de militaire coup van 25 februari 1980. Op dat ogenblik was Ormskerk al uit dienst. Om persoonlijke redenen vertrekt hij in 1979 – hij is dan 56 jaar – met pensioen naar zijn gezin in Nederland. Maar deze militair-in-hart-en-nieren kan niet wennen in een keurige rijtjeswoning en zijn opvoedingsmethoden worden hem door zijn vrouw ook niet in dank afgenomen. Zij noemt hem ‘totaal verslaafd’ aan het leger en zó streng voor de kinderen dat die blij waren als hij er niet was (p. 54).
In Nederland hoort de gepensioneerde militair dat er een coup heeft plaatsgevonden in Suriname. Hij is in het geheel niet verbaasd, want al sinds 1979 circuleerden er verschillende initiatieven voor een staatsgreep. Ormskerk is integendeel zeer enthousiast. Zijn ‘jongens’ hebben het toch maar voor elkaar gekregen! En is hij niet een god voor die ‘jongens’? Hij belt met Suriname in de veronderstelling dat ze hem daar goed kunnen gebruiken, maar Bouterse zit niet op hem te wachten. Volgens auteur Kagie moet er toen iets in Ormskerk geknapt zijn en wordt hij van medestander tegenstander. Als hij na een aantal geheimzinnige besprekingen met andere tegenstanders van de NMR in Nederland plotseling zijn gezin meldt dat hij er even ‘tussenuit’ moet naar Parijs, is zijn vrouw blij. Ze heeft hem niet meer levend gezien. Een paar dagen later duikt hij op in Frans-Guyana, reist via Albina naar Paramaribo en wordt gearresteerd met al zijn coupplannen in zijn bagage.
Ormskerk wordt tijdens zijn verhoor op 1 mei geslagen en zodanig mishandeld dat hij overlijdt. De volgende ochtend wordt hij dood in zijn cel aangetroffen, waarna het militaire regime van Suriname meldde dat Ormskerk was omgekomen bij een vluchtpoging. Van een feitelijke couppoging is later niets gebleken.Rudie Kagie probeert aan de hand van zeer vele gesprekken met betrokkenen, zowel in Suriname als in Nederland, de gebeurtenissen van toen te reconstrueren – waarschijnlijk wilden de militairen hun vroegere instructeur niet doden en is de hardhandige ondervraging waaraan hij onderworpen werd uit de hand gelopen. De zwart-witte militaire logica waarvan Fred Ormskerk de vertolker was, is door zijn ‘jongens’ zeer goed toegepast en heeft hem zelf – o ironie – het leven gekost.
Rudie Kagie stond voor een zeer moeilijke opdracht. Hij geeft trouwens zeer eerlijk toe dat hij zich details van dertig jaar geleden niet goed meer herinnert. En er is niet alleen de slijtage van het geheugen, maar ook de ‘blinde muren’ waartegen je in Suriname als onderzoeker voortdurend aanbotst, zeker dan als je Nederlander bent. Het zou echter zeer onheus zijn om het werk van Kagie af te doen als het zoveelste betweterige boek van de zoveelste Nederlandse journalist die zijn licht laat schijnen over Suriname. Rudie Kagie is trouwens ook zeer kritisch voor het Nederlandse beleid dat om staatsredenen het vieze potje van de affaire-Ormskerk liever niet wilde openen. “Nederland had op zijn minst bij Suriname moeten aandringen op een grondiger onderzoek dan het simpele A4’tje waarmee de zaak werd afgedaan.” (p. 199)
Bikkel is een boeiend boek en tevens een uitzonderlijk document omdat in een land als Suriname onderzoeksjournalistiek nog steeds als een vies woord beschouwd. Het is een van de weinige publicaties over de zwarte bladzijden van de recente Surinaamse geschiedenis. “De zwartste bladzijden uit de geschiedenis zijn meestal de leerzaamste,” besluit Kagie. Kan een boek als Bikkel ook nu nog een maatschappelijk effect hebben, wetende dat de zaak uit 1980 is verjaard en dat het te laat is om de vermoedelijke daders nog voor het gerecht te slepen? In Nederland stelde het Kamerlid Harry van Bommel van de Socialistische Partij naar aanleiding van het boek schriftelijke vragen over onder andere de betrokkenheid van Hardjoprajitno. In Bikkel verklaren drie getuigen dat John Hardjoprajitno, één van de zestien onderofficieren van de militaire coup, betrokken was bij de dood op Ormskerk. Paul Bhagwandas en Roy Horb, allebei intussen overleden, zouden ook betrokken geweest zijn bij het verhoor dat Ormskerk fataal werd.En in Suriname onder president Bouterse? Hoe werd daar het boek onthaald? Kagie trok in april 2013 naar Paramaribo om het boek te promoten. Er verscheen onder meer een positieve bespreking in de toonaangevende krant de Ware Tijd en de auteur werd ook geïnterviewd door Apintie-televisie en gaf diezelfde avond ook een lezing in literair café Tori Oso. Een lezing over een van die zwarte bladzijden uit de Nederlandse geschiedenis waarbij de huidige president betrokken was. Zou ze indruk gemaakt hebben in het nieuwe Bouterse-tijdperk? Ik weet het niet, maar ik hoop dat het boek kringen maakt en dat het meer in Suriname dan in Nederland zal worden gelezen. “Alles gaat voorbij, behalve het verleden,” schreef de socioloog Luc Huyse in een boek over omgaan met een traumatisch verleden van geweld en burgeroorlog, zoals in Zuid-Afrika en Rwanda. “Het verleden temmen, daar gaat het steeds weer om. En, als het kan, rust brengen in het hoofd en hart van wie vandaag en morgen leeft. Maar wat voorbij lijkt, wijkt niet.” Dat gaat ook op voor Suriname, ook al probeert de huidige regering-Bouterse alle sporen van dat verleden uit te wissen.
Bikkel is de zeer lovenswaardige poging van een betrokken en zoekende einzelgänger om een stukje onverwerkt Surinaams verleden te helpen temmen en daarnaast is het ook nog een spannend boek geworden.
Rudie Kagie, Bikkel, Het verhaal van de eerste politieke moord van het Bouterse-regime, Bert Bakker, Amsterdam, 2012, 216 blz. ISBN 9789035137561
…Een lezing over een van die zwarte bladzijden uit de Nederlandse(…) geschiedenis waarbij de huidige president betrokken was…