blog | werkgroep caraïbische letteren

Bij Marius Atmoredjo op schoot

door Jan-Willem Swane

Je kunt niet zonder bagage op reis. Want je herinneringen en je taal neem je altijd mee. Dat werd me duidelijk bij de presentatie van Marius Atmoredjo (1959, Lelydorp, Suriname) bij het college Caraïbische dromen. We gingen er in gesprek naar aanleiding van zijn nieuwe dichtbundel maar loslaten zullen ze nooit meer. Zijn verhaal begon bij zijn overgrootmoeder Sarinah.

Het enige en tastbare ligt in mijn hand
Haar foto met een nummerplaat op haar borst
genomen ergens in een depot
op een ver eiland
met haar naam erop
waarschijnlijk gekregen van haar moeder
misschien omdat die zo mooi klonk
Sarinah

Marius Atmoredjo, fragment uit Tastbaar, uit loslaten zullen zij nooit meer

In 1908 vertrok Sarinah, 26 jaar oud, van Java naar Suriname. Opmerkelijk, want een ongetrouwde jonge Javaanse vrouw verliet haar ouders niet. Sarinah moest dus wel geronseld zijn als contractarbeider. Waarschijnlijk was ze onder valse voorwendselen verleid haar handtekening (of een kruisje) te zetten. De weg naar Suriname zou kort zijn, om na vijf jaar rijk terug te keren, zo werd vaak gezegd. Maar de zeereis duurde drie maanden en velen zouden deze niet overleven. En van de zo’n drieëndertigduizend mensen die tussen 1890 en 1940 van Java naar Suriname zouden gaan, keerde slechts een vijfde ooit terug. Armoede blokkeerde voor de meesten de thuistocht.

Atmoredjo liet foto’s zien van de depots waar de contractanten wachtten op hun overtocht. De Javanen die in Deli op Sumatra zouden gaan werken waren over het algemeen goed bepakt. De Suriname-gangers hadden amper iets bij zich.

Behalve dan hun herinneringen en hun taal. Een bezit om van generatie op generatie door te geven. En zo zat Marius Atrmoredjo een halve eeuw later bij zijn moeder op schoot, rook haar geur, en kreeg de verhalen te horen. Taal en geschiedenis kregen de lading van geborgenheid en daar uit voortkomende weemoed.

Juist dat gevoel komt naar boven als Marius Atmoredjo, die in 1980 Suriname verliet voor Nederland, begint te dichten. Opmerkelijk genoeg is de bundel in het Nederlands, een taal die hij pas op latere leeftijd leerde. Maar, zo vertelt hij, de gedichten dienen zich hem aan in het Javaans, de taal van twee emigraties gelden. Daarna volgt pas de verwoording in het Nederlands.

Je hoort het terug als hij zijn gedichten voordraagt. De woorden klinken stuk voor stuk als veroverd, opgedregd. Stevig en onontkoombaar gearticuleerd, met een zachte Indische stem. In klank krijgt zijn ogenschijnlijk naïeve poëzie haar kracht. De eerste gedichten, die over de overgrootmoeder verhalen, zijn puur en simpel. Naarmate we de geschiedenis volgen, en Nederland in zicht komt, wordt de taal complexer.

Maar ook dan is het verleden nooit ver weg. In de gedichten zie je de Hollandse stad, maar voel je tegelijkertijd Suriname.

De kastanjebomen in een lange rij
van het begin tot het eind
van de straat
staan niet meer recht
maar schuin
als vogelverschrikkers

Tussen de stoeptegels
steken hun wortels uit
en drukken de tegels naar boven
als kaaimantanden

Marius Atmoredjo, fragment uit De straat, uit loslaten zullen zij nooit meer

Atmoredjo neemt zo de lezer op zijn schoot en vertelt de verhalen door. Want dat was alles wat hij mee kon nemen.

[van de blogspot van Jan-Willem Swane, 10 april 2022]


Voor meer boek- en bestelinformatie klik hier


Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter