Bewegingsvrijheid onder het Statuut
Volop gelegenheid om het onderwijs te vernachelen
door Aart G. Broek
Autonomie in het Koninkrijk biedt het beste uit twee werelden. Enerzijds de mogelijkheid het maatschappelijk leven overeenkomstig eigen idealen te kneden. Dit is te doen, anderzijds, omdat de grotere eenheid uiteenlopende vormen van bescherming biedt. Neem nou het onderwijs, wat een kansen om de eilandelijke curricula te caraïbiseren of – in hedendaagse termen – te dekoloniseren. Volop bewegingsvrijheid. Volop gelegenheid om het onderwijs te vernachelen. Een stukje geschiedenis.
Gegeven het Statuut dat in december 1954 werd ondertekend, hebben we al zeven decennia ervaring opgedaan met de caraïbisering van het onderwijs op de Nederlands-Antilliaanse eilanden. Feitelijk veel langer. Ook de rooms-katholieke missie vervaardigde al les- en leesmateriaal in het Nederlands en Papiaments, zelfs al in de 19e eeuw. De educatieve doeleinden zijn, dat spreekt, niet langer in overeenstemming met de vereisten van onze eeuw. De lokaal gepubliceerde uitgaven bedoelden echter wel degelijk in taal en onderwerpkeuze aansluiting te zoeken bij beoogde ontwikkelingen in de Benedenwindse eilandelijke samenlevingen.

Koloniaal / Vandaag de dag wordt het rooms-katholieke beschavingsoffensief bovenal als koloniaal, racistisch en sowieso onvoldoende emanciperend gekwalificeerd. Hoe we het veelzijdige werk van de missie ook wensen te kwalificeren, het missiewerk behoorde in ieder geval meer dan 150 jaar het proces van Afro-Antilliaanse emancipatie toe. Vele tienduizenden hebben hun ontwikkeling mede aan de missie te danken. Hierin zal een rol hebben gespeeld dat er aanvankelijk nauwelijks of geen alternatief was.
Dit neemt niet weg dat de missie een reddingsboei vormde waaraan menigeen zich met beide handen vastklampte. Ernesto Petronia (1916 – 1993) kreeg onderwijs van fraters en ontwikkelde zich uiteindelijk tot de eerste Afro-Antilliaanse premier van wat toen nog de ‘Nederlandse Antillen’ heette. Hij erkende onomwonden waaraan hij het fundament van zijn vorming dankte: ‘Ja, de missie heeft bijzonder veel voor ons gedaan. Je moet er niet aan denken wat er van ons terecht zou zijn gekomen wanneer de fraters er niet geweest waren om ons te onderwijzen.’
Vóór premier dr. Efraïn Jonckheer in december 1954, na de ondertekening van het Statuut, uit het KLM-vliegtuig stapte, had een zendstation als Radio Hoyer al jarenlang tijd uitgetrokken voor kinderprogramma’s in het Papiaments. We hebben er een liederenbundel als Bam canta (1948) en de Kuentanan di Nanzi (1952), beide van Nilda Pinto, aan te danken. Ze waren op lokale persen gedrukt. De rooms-katholieke missie bouwde ook een uitgeverij en boekhandel op, Augustinus, onder meer voor lees- en lesmateriaal ten behoeve van het onderwijs. Zo konden leerlingen aan de hand van Hollemans Mimus, de chuchubi (1952) nader kennis maken met hun eiland Curaçao.
Secularisering / Buiten het onderwijs stond de samenleving ook niet stil. Vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw vond met enige vaart een secularisering plaats. Onder meer in de Papiamentstalige letteren werden de bakens verzet. Met ‘patria’ werd niet langer Nederland maar het eigen eiland bedoeld. Zo werd de slavernijgeschiedenis onomwonden benoemd en beschreven in poëzie en verhalen van Pierre A. Lauffer vanaf de jaren vijftig. In 1971 werd de slavenopstand onder leiding van Tula – op Curaçao in 1795 – de centrale thematiek in het gelijknamige toneelstuk van Pacheco Domacassé.

Vanzelfsprekend werden nadien de slavernij en het verzet van Tula ook onderdeel van geschiedenislessen. Tula en zijn medestrijders kregen een prominente plaats in het lesboek dat de historicus James M.R. Schrils schreef en ook zelf illustreerde Nos pasado; Antilliaanse geschiedenismethode bestemd voor Mavo, Havo en VWO. Het lesboek voor de onderbouw van deze scholen en de docentenhandleiding werden in 1985 uitgegeven door de toenmalige Dienst Onderwijs en Kultuur van het Eilandgebied Curaçao.
Daadkracht / Rondom het aanbieden van excuses voor het slavernijverleden door premier Rutte en koning Willem Alexander – op 19 december 2022 en 1 juli 2023 – wordt een stortvloed van verwijten over het voormalige moederland uitgegoten. De nazaten van koloniale bestuurders, slaven- en plantagehouders, religieuze broeders, zusters en leken, en al die andere blanken wordt de wacht aangezegd. Wat tot op de dag van vandaag niet deugt is toe te schrijven aan hun onderdrukkende handelen en dat van hun voorvaderen.
Zo tekent het Nederlandse dagblad de Volkskrant op uit de mond van de geschiedkundige en activiste Jeanne Henriquez: ‘Tot op de dag van vandaag zijn Curaçaoënaars een volk zonder geschiedenis. (…) Iedereen kent Tula, maar niemand leerde over hem op school. Het niveau van ons onderwijs is niet goed en het is nog altijd: Nederland voor, achter en opzij. Onze jeugd krijgt nog altijd geen voedsel om de eigenwaarde te vullen.’ (18 december 2022)
Henriquez was in de jaren tachtig van de vorige eeuw mijn collega op het Peter Stuyvesant College (PSC), de enige openbare school voor Havo/VWO in Curaçao. Zij had ruimschoots de gelegenheid om haar leerlingen te onderwijzen over de slavernij. Daarenboven, mede onder de hoede van een leescommissie – waarvan Henriquez lid was! – publiceerde onze collega, de voornoemde historicus James Schrils, de lesmethode Nos pasado.

Schaamteloos / Heilsprofeten als Henriquez bikkelen de geschiedenis – inclusief die van het onderwijs – af tot nog slechts de gefolterde zwarte slaaf en zijn uitgemergelde nazaten resteren. Dit is een beschamende ontkenning van wat er door zwarte én witte mensen in eeuwen werd gepresteerd om de nazaten van slaven te emanciperen.
PSC heet tegenwoordig Kolegio Alejandro Paula (KAP). Paula werd, als nazaat van slaven, door een zwart-activistische elite opzij schoven in de lobby voor excuses en herstelbetalingen. Hij was hoofd van het Nationaal Archief van de Nederlandse Antillen, promoveerde op slavernij en op consequenties van het koloniale verleden, werd hoogleraar aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen en uiteindelijk ook nog korte tijd premier van een kabinet. Paula was een indrukwekkende emancipator en als zodanig is hij een van de vele erflaters van emancipatie.
Vernachelen / Met het onderwijs als zodanig ging wel degelijk het een en ander flink mis, op elk der eilanden, zij het op het ene wat meer dan op het andere. Het is schaamtevol, zoals op Curaçao, waar op KAP nog steeds het volledig versleten Nos pasado wordt gebruikt. Dan zoek je een zondebok, zoals Henriquez doet, zeker wanneer Henriquez zélf de geschiedenislesmethode voor de bovenbouw – Schrils boek was voor de onderbouw – niet hebt weten te realiseren. Daar mogen allerhande redenen voor aan te dragen zijn, aan Nederland kan het falende geschiedenisonderwijs niet worden toegeschreven. Vernacheld is het wel.
De teloorgang van het onderwijs zal toe te schrijven zijn aan een veelvoud van redenen, waaronder ongetwijfeld ook onderwijskundige eisen die vanuit het moederland werden aangereikt. Zo konden in de jaren ’90 (van de vorige eeuw) leerkrachten van het voortgezet onderwijs kennismaken met onderwijsvernieuwingen die de nadruk legde op ‘competenties’ in algemene zin. Hiertoe behoorden het koesteren van de ‘eigen belangstelling, ambities en wilskracht’ van de leerlingen. Dit promoveerde (dan wel reduceerde) de leerkracht tot ‘a guide at the side’ (begeleider) op zogeheten ‘leerpleinen’ waar leerlingen werkten (?) aan hun vorming.
Betrokkenheid / Het een en ander beklijfde niet en constructief pakten dergelijke moederlandse initiatieven sowieso niet uit. Een gebrek aan deugdelijke wederzijdse afstemming is stellig koninkrijkspartners kwalijk te nemen. De verantwoordelijkheid voor de invulling van het onderwijs ligt echter bij de CAS-landen zelf. Verwijtende uithalen naar Nederland, zoals die van Henriquez, zijn misplaatst, want onderkennen niet die eigen verantwoordelijkheid en het gebrek aan betrokkenheid bij het onderwijs. Nog een voorbeeld ter illustratie.

Gibi Bacilio (peter) (l), Pacheco Domacassé (schenker), Aart G. Broek (auteur) en Joceline Clemencia (meter) (r), Willemstad, CCC, 1986.
Eveneens in 1985 verscheen Something Rich Like Chocolate; Caribbean Prose Writing in English. Een lijvig leer- en werkboek dat leerlingen van de bovenbouw van Havo/VWO actief liet kennismaken met de Caraïbische letteren. Het boek werd op Curaçao uitgegeven door uitgeverij Kolibri, die toentertijd recentelijk was opgezet met Nederlandse fondsen. De uitgave verkreeg zelfs internationale aandacht.
In de New West Indian Guide schreef Susan Willis een uiterst lovende bespreking en concludeerde: ‘This is a challenging course of study. Compared with any one of the existing anthologies of Caribbean literature one might adopt as the central text for a course, Mr. Broek’s workbook is far more engaging, offers interesting and varied tasks, and is, finally, most comprehensive. I highly recommend it as the core text in a secondary level class on Caribbean literature, (…)’
Herdruk / Inderdaad, deze ‘challenging course of study’ is van mijn hand. De uitgeverij kon een jaar later een tweede druk verzorgen, maar toen de derde druk wenselijk werd, in 1989, bleek de uitgeverij niet levensvatbaar. Die werd opgeheven. Het lag voor de hand om enige ondersteuning in de zo geprezen lesmethode te vragen aan het Eilandgebied, aan het Departement voor Onderwijs en Kultuur. De investering zou ongetwijfeld weer worden terugverdiend. Het hoofd van dienst, drs. Anthony Jean Pierre, liet mij weten dat – zeer tot zijn spijt, dat spreekt – financiële ondersteuning van overheidswege niet gerealiseerd kon worden. De instelling die speciaal voor onderwijsleermiddelen in het leven was geroepen, Fundashon Material pa Skol, liet bij monde van de bestuurssecretaris drs. Henry Vijber mij weten eveneens geen mogelijkheden te hebben om een herdruk te ondersteunen – zeer tot zijn spijt, dat spreekt.
Het onderwijs in West-Indische letteren aan Havo/VWO leerlingen kon na enige tijd geen invulling meer worden gegeven aan de hand van deze ‘engaging’ lesmethode. Anderzijds moet onderkend worden dat het boek op Sint-Maarten ook niet nodig was, daar kopieerden docenten sowieso al gedeeltes uit het boek naar eigen believen. Zo vernam ik uit welingelichte bron en of ik daar maar niet moeilijk over wilde doen. Bovendien, zo liet een van de bestuurders van Kolibri mij weten, had ik meer dan genoeg verdiend aan de lesmethode.

Beperkingen / De gemankeerde inspanning om het geschiedenis- en literatuuronderwijs te caraïbiseren zou een uitzonderlijk voorval kunnen zijn. Vooralsnog lijkt het mij alleszins gerechtvaardigd dit toch als een symptoom van een structureel probleem te zien. Er wordt met verve gewerkt aan allerhande projecten, meer in het bijzonder wanneer financiering en/of menskracht uit het moederland komt en bij voorkeur zonder noemenswaardig toezicht. Wanneer vervolgens onderhoud, continuering en verdere uitbouw voor eigen rekening komt, zakt het tastbare initiatief langzaam maar zeker in elkaar.
De compleet haperende uitbouw van het onderwijs in het Papiaments is daar een pijnlijk voorbeeld van. De consequenties zijn voor de leerlingen. Het betreft overigens geen aangelegenheid die exclusief het onderwijs toebehoort. Het betreft een veel breder ervaren euvel, ongemak, ondeugd, gebrek (of hoe dan ook te benoemen).
Mogelijk moet dit ongemak (ten dele) worden toegeschreven aan de staatkundige constructie die we 70 jaar geleden in het leven riepen. Die constructie is praktisch vlees noch vis en, bijgevolg, is de bedoelde ondeugd alleen het hoofd te bieden door te kiezen: erin (als gemeente) of eruit (onafhankelijk worden).
Het gebrek zal er echter niet door worden opgelost. Dat vereist maar één bijzondere sociaal-emotionele inspanning: ken de eigen mogelijkheden (die blijken er volop te zijn) en, bovenal, onderken de eigen beperkingen. Dán is er in de toekomst gepaste moederlandse hulp te vragen én te krijgen waar je daadwerkelijk beter van wordt. Dán kunt u ook zonder meer duidelijk maken dat met een ‘slavernijmuseum’ van 100 miljoen in Amsterdam u op de eilanden geen stap verder komt met de emancipatie noch met de verbetering van het onderwijs. Die miljoenen zijn doelgericht vele malen beter te besteden dan nu wordt beoogd.

Dit is de tekst van de presentatie die dr. Aart G. Broek gaf op de 35* InterExpo conferentie: 70 jaar Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden, Den Haag, 10 – 12 december 2024; met bijzondere dank voor de motiverende betrokkenheid van Peter Oerlemans.


Zie het niet als een ‘aanval’, maar je positieve houding ten opzichte van de fraters op Curaçao is een beetje misplaatst gelet op het misbruik dat heeft plaatsgevonden.
En wat betreft je opmerking over de 150 jarig bijdrage van de fraters aan het proces van Afro-Antilliaanse emancipatie. Het is algemeen bekend dat Afro-Curaçaoënaars hun cultuur en alles wat zij zelf meebrachten buiten de schoolpoort van de fraters moesten laten, en dat allemaal in ruil voor elementair onderwijs.
En eenmaal binnen werden ze gestraft als ze hun eigen taal spraken en werden op basis van hun huidskleur in de klas geordend op basis van waardevol en waardeloos. Iedere dag in een klaslokaal zitten waar je waardeloosheid wordt bevestigd lijkt mij niet goed voor de mentale gezondheid, laat staan voor de emancipatorische ontwikkeling. Volgens mij heeft die racistische poppenkast nog geduurd tot in de jaren ’60. Corrigeer mij als ik het verkeerd heb.
Wat je artikel betreft, “EIGENWAARDE’, is het enige woord wat ik zou omcirkelen in je verhaal, en laat juist dit woord afkomstig zijn van geschiedkundige en activiste Jeanne Henriquez, die je in je artikel met naam, toenaam en een foto aan de schandpaal nagelt.
Voor de volledigheid, ik ken Henriquez niet en misschien is ze ook wel de grootste hypocriet van Curaçao, maar ze spreekt wel de taal die wordt gesproken in vrijwel alle Zwarte gemeenschappen op deze planeet. Anton de Kom gebruikte het woord ‘eigenwaarde’ vaak en Medardo de Marchena gebruikte het woord in dezelfde context als Henriques. Het stond nota bene in een verhaal dat je over De Marchena hebt geschreven!
Iemand schreef eens, dat emancipatie voor Zwarte mensen onder andere betekent, dat als we in de spiegel kijken, we onszelf niet meer zien door de ogen van de kolonisator, maar door onze eigen ogen. Het is een zoektocht naar het hervinden van dat juiste zelfbeeld, een zoektocht naar eigenwaarde. Het is geen ‘rocket sience’, want je vindt deze gedachtegang overal terug (wat ik jou niet hoef te vertellen).
Maar groter kan het contrast met jouw artikelen niet zijn. Bij jou komt het woord eigenwaarde in die context totaal niet voor. Nog sterker, het woord ‘eigenwaarde’ komt op zich niet vaak voor. Ik vermoed dat je de belangrijkheid van dat woord behoorlijk onderschat.
En daar gaat het fout in je tirades. Je verward prestatie met emancipatie. Dezelfde mensen die achter het slavernijmuseum zitten, organiseren ieder jaar de Black Achievement Month, dus het vieren van de prestaties van Zwarte mensen. Kolegio Alejandro Paula die je een indrukwekkende emancipator noemt, was geen emancipator, maar iemand die exceptioneel presteerde.
Alleen jammer dat je Jeanne Henriquez neerzet als een prutser en niet als een eveneens ‘indrukwekkende emancipator’, want zij is een behoorlijke ‘high achiever’ (althans in mijn wereldbeeld).
Maar emancipatie is iets anders. Want anders zouden al die Nederlanders die al generaties lang in de bijstand zitten nog wat aan hun ‘emancipatie’ moeten gaan doen.
Ik vrees dat je ondanks je grote kennis van de geschiedenis en cultuur van het Nederlandse Caribische gebied, je ogen nog wagenwijd dicht zijn en dat je daardoor het Caribische perspectief niet ziet. De oplossing is simpel, zet een andere bril op.
Erik, dank voor je uitgebreide respons en kanttekeningen bij mijn beschouwing.
Mijn kritische reacties op het drieluik van ‘erkennen, excuses en herstel[betalingen]’ betreft meer in het bijzonder de nadrukkelijk geuite mogelijkheid om eindelijk aan ‘herstel’ te kunnen beginnen. Tot dit ‘herstel’ behoort met name de ook door jou genoemde ‘eigenwaarde’. Tot nu toe zou daaraan nog niet dusdanig invulling zijn gegeven, dat van ’emancipatie’ gesproken kan worden; het handelen dat opmerkelijk is, zou onder de noemer ‘prestaties’ vallen.
Mijn uitgangspunt is een andere, nl: “It is not self-esteem that boosts performance, it is performance that boosts self-esteem. […] In layman’s terms, it is possible to have a healthy ego and be ignorant at the same time.” (Dinesh D’Souza, The end of racism. New York, 1995; p. 343).
Er wordt volop gepresteerd en dat draagt al ruim twee honderd jaar bij aan de ontwikkeling van ‘eigenwaarde’ van de nazaten van slaven. Overigens dient onderkend te worden dat niet alleen voor de nazaten van slaven maar voor ieder van ons dit werk-in-uitvoering is en blijft.
Jeanne Henriquez cum suis gaat nog een stapje verder dan het ontkennen van een inmiddels eeuwen durend emancipatieproces (waarbij zwart én wit betrokken zijn), maar ook van de prestaties die in dezen zijn verricht om er invulling aan te geven en/of eraan bij te dragen. Het dramatische slachtofferschap dat Henriquez tekent, is niet alleen verlammend voor iedereen die zich inspant om aan de ontwikkeling van de verlangde ‘eigenwaarde’ zijn/haar steentje bij te dragen. De (ver)tekening van de (historische) gang van zaken toont ook een autoritaire arrogantie doordat zij de wijsheid inzake emancipatie in pacht meent te hebben en daaraan zélf nog onvoldoende (c.q. geen) invulling heeft kunnen geven door exclusief ‘de ander’ schuldig te verklaren voor dit verondersteld ernstige mankement.
Niet alleen dragen de nazaten – in de ogen van Henriquez – geen verantwoordelijkheid voor wat de afgelopen honderdvijftig jaar aan handelen plaatsvond, wil er ‘herstel’ plaatsvinden dan zou dit ook afhankelijk zijn van ‘de ander’, i.c. het (blanke) moederland. Over de nawerking van het slavengedragspatroon gesproken – waarvan akte.
Dinesh D’Souza, van ‘The end of racism’ zou de handdoek in de ring hebben gegooid bij Curaçao, zijn rechtse visie zou hij daar als ‘non-applicable’ beschouwen. Ik ben geschrokken van de vooropgezette en planmatige racistische behandeling van de Afro-Curaçaose bevolking tijdens de koloniale periode door kerk en staat, zoals die stond beschreven in het proefschrift Margo Groenewoud.
De volledige naam van het proefschrift is ‘Nou koest, nou kalm’ : de ontwikkeling van de Curaçaose samenleving, 1915-1973: van koloniaal en kerkelijk gezag naar zelfbestuur en burgerschap’, een deel is te lezen bij https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/item%3A2941229/view
Op CU stond bij Groenewoud’s promotie geschreven: “De katholieke gezagsdragers pasten strikte selectie- en uitsluitingsmechanismen toe kinvesteerden – overigens net als het koloniale gezag – zeer beperkt in sociale ontwikkeling. De kerkleiding deed dit mede vanuit hun opvatting dat de katholieke Afro-Curaçaose volksklasse merendeels niet rijp was voor maatschappelijke participatie en democratisch burgerschap.” De beschamende details zijn te lezen in haar proefschrift.
Het onnatuurlijke zelfvertrouwen en het goedkope dedain ten opzichte van de lokale Zwarte bevolking, dat ik soms lees op CU, kan ik nu helemaal plaatsen.
Sorry Aart, maar je opmerkingen over eigen verantwoordelijkheid, ‘performance that boosts self-esteem’ en het ‘eeuwen durend emancipatieproces’ gaan hier niet op. Men zaait wat men oogst. Het is uiteraard niet jouw schuld, maar misschien moet je anderen hun eigen rommel laten opruimen.
Mijn beeld van Curaçao is veranderd, dus bedankt voor je artikel.