Bevrijd ons van zwart-activistische ketenen
door Aart G. Broek
Het laatste waar getormenteerde nazaten van de slaven op zitten te wachten is een slavernijmuseum. Dat zal meer dan 100 miljoen euro gaan kosten en in Amsterdam een prominente plek aan het IJ moeten krijgen, zo wil het adviesrapport Vertel het hele verhaal. In zoverre zwarte emancipatie nog extra ondersteuning behoeft, dan liggen de prioriteiten toch echt niet bij de subsidiëring van een zwarte elite en haar lucratieve tijdspassering.
Op donderdag 6 juli 2023 versleepten leden van de plaatselijke Rotaryclub ruim 1.250 kilo afgedankte schoolboeken van vier basisscholen in Leiderdorp naar een loods in Alkmaar. De loods wordt de stichting MissIQ voordelig ter beschikking gesteld om er nog goed bruikbaar schoolmeubilair en -lesmateriaal in op te slaan. Op een gegeven moment heeft Ruth Groenewoud, directeur van de stichting, voldoende verzameld om enkele containers te vullen. Jaarlijks zijn scholen in Curaçao de bestemming.
Hoe schaamtevol dat dergelijke voorzieningen niet uit eigen gelederen komen, maar uit het moederland. Daarenboven is de gift van gebruikt schoolmeubilair en -boeken een vorm van liefdadigheid. Gunsten als deze vormen geen bevrijding uit mentale slavernij. Dát is geen emancipatie. Zou het nog toe te schrijven zijn aan de slavernij?
Graaien met twee handen
Tula, de vermaarde leider van de slavenopstand in 1795 op Curaçao, zou zich kapot schamen na ruim anderhalve eeuw emancipatoire ontwikkelingen. Hij moet een fikse dosis moed hebben gehad om in opstand te komen. Hem wordt ook veel geduld toegeschreven. In ieder geval door de populaire singer-songwriter Rignald Recordino. Die schreef in het fameuze lied ‘Tula, warda’ [Nog even geduld, Tula] onder meer de regels (vertaald uit het Papiaments):
Tula, je leven lang heb jij gezwoegd / om een stukje brood en om slaag te vermijden. / Tegenwoordig willen wij ons lijf niet vermoeien / toch graaien wij met twee handen naar de wereld./ Wij presteren niet veel, nee, wij presteren niet veel. […] Tula, wacht, nog even niet kijken. / Er moeten nog dingen worden hersteld. / We zijn nog heel hard aan het werk.
Nog even geduld
In enkele regels tekent Recordino wat we probleemloos beeldend kunnen invullen. Dagelijks worden op de Nederlands-Caraïbische eilanden zijn woorden bevestigd door ontoereikende criminaliteitsbestrijding, overrompelende milieuproblematiek, gemankeerd onderwijs, onduldbare (intereilandelijke) infrastructuur, falende handhaving mensenrechten, fnuikende afhankelijkheid van drugs(handel en -doorvoer), schrijnende armoede, uitzonderlijk venijnige gewelddadigheden, belabberde ambtelijke dienstverlening, schoonschijnende toezichtorganen, haperende kinderbescherming, vastgelopen digitaliseringsinitiatieven, hoge werkloosheid, frauduleus bestuur, behoeftige gezondheidszorg en onbeheersbare overheidsfinanciën van de eilandelijke samenlevingen, enzovoorts.
Recordino laat Tula niet wijzen op het koloniale moederland, maar op de eigen verantwoordelijkheid van de nazaten. Dit was tot aan de afgelopen eeuwwisseling een doortastende kijk op de eigen mogelijkheden en beperkingen. In de West leverde het ‘graaien met twee handen’ niet de resultaten op, die werden gedroomd. Integendeel, Desi Bouterse liet een praktisch failliet Suriname achter, terwijl de Nederlands-Caraïbische eilanden aan het financieel, justitiële en politiële infuus van Nederland liggen.
De gefolterde zwarte slaaf
Tula, wacht, nog even niet kijken. Een zwart-activistische elite – die hoofdzakelijk in Nederland huist – slaat het langdurige emancipatieproces, inclusief het eigen gemankeerde handelen, uit het zicht. Zwarte heilsprofeten, hun slippendragers en wapenbodes bikkelen de geschiedenis af tot nog slechts de gefolterde zwarte slaaf resteert. Zij verlangen een slavernijmuseum, bewustwordingscampagnes voor blanke Nederlanders over hun verwerpelijke rol in het slavernijverleden én een fonds van honderden miljoenen euro’s.
Zo zou eindelijk een begin gemaakt worden met het herstel van de duistere nawerking van dat verleden. Dit is een beschamende ontkenning van wat er door zwarte én witte mensen in eeuwen werd gepresteerd om de nazaten van slaven te emanciperen. De verleiding is gebleven om zich de verzorging van het moederland te wensen zoals de slaven aanspraak op de zorg van hun eigenaren maakten.
Achter het net vissen
Niemand van de nazaten heeft zich onttrokken aan het eeuwenlange emancipatieproces. Het is onmogelijk om het te negeren. Wel is het zaak te onderkennen dat niet iedereen er al in voldoende mate aan heeft kunnen bijdragen en ervan heeft kunnen profiteren. Een specifieke groep van nazaten blijkt achter het net te vissen. Aan díé vissers heeft de zwart-activistische elite al helemaal niet gedacht. Het zou anders niet in haar zijn opgekomen om bij ‘herstel’ in termen van excuses, een museum en een bewustwordingscampagne te denken.
Wat moet je ermee als emanciperende nazaat wanneer het water je aan de lippen staat in een wereld die voor jou wordt bepaald door werkloosheid, huiselijk geweld, incest, lening op lening, afwezige vaders, obesitas, soa’s, mocro’s, analfabetisme, taarten en drank om de eerste heilige communie te vieren, begrafenissen, huurschulden, verkrachting, maffia, hongerige kinderen, gewelddadige jongeren, cocaïne, deurwaarders, dure carnavalskostuums, schaamte, dure KLM-vliegtickets, wapens, alcoholisme, discriminatie, taalachterstand, prostitutie, leerstoornissen, gouden tanden, Medellínkartel, hairextensions, zorgmijding, tienerzwangerschappen?
Zwart-activistische elite
Je kunt het als zwart-activistische elite allemaal toeschrijven aan het witte kolonialisme en de slavernij, maar met de gekoesterde triniteit van ‘erkennen, excuses en herstel’ zul je geen van deze veronderstelde consequenties van de slavernij oplossen. Niets. Het zwart-activisme bestendigt – eigen aan despotische elites van alle kleuren – de status quo. Zwarte privileges geef je niet uit handen.
Integendeel, de geprivilegieerde zwart-activisten graaien in de overheidspotten met subsidie, maar van die poet komt niets de behoeftige nazaten ten goede. Díé geprivilegieerde opstelling vormt geen fundamentele bijdrage aan emancipatie.
De afgelopen honderd jaar en langer nog is aanhoudend gehamerd op de noodzaak om er bovenal voor elkaar te zijn. Daar is een woord voor: saamhorigheid. Grijp de woorden die de zwarte Papiamentstalige auteur Manuel Fray honderd jaar geleden al schreef: ‘Als wij willen dat anderen ons helpen, dan zullen wij eerst onszelf moeten helpen.’ Laat zien wat je zelf bij- en aandraagt vóór je je eisenpakket als een schot hagel ongericht op blanken afschiet.
Gezamenlijke geschiedenis
Kortom, gebruik die honderd miljoen om het wegkwijnende onderwijs op de eilanden op te krikken. Met een fractie van dat bedrag kan tevens het bestaande slavernijmuseum in Curaçao worden opgeknapt. Daarenboven dienen we ons te realiseren dat het vertellen van ‘het hele verhaal’ het beste tot z’n recht komt in het bestaande RijksMuseum in Amsterdam: het betreft ‘onze gezamenlijke geschiedenis’, niet waar? Voor wat betreft de Rotary Club Leiderdorp, die kent nog wel andere hulpbehoevende aangelegenheden.
***
Voor een nadere onderbouwing van deze beschouwing, zie Je wordt zelf niet wit door anderen zwart te maken (2024), dat uitgebreid ingaat op het emancipatieproces sinds de afschaffing van de slavernij. Een variant op deze tekst verscheen op de website Wynia’s Week, 24 februari 2024.
Aart G. Broek heeft publiciteit nodig voor zijn schotschrijft en brengt daarvoor ook Tula in stelling.
Waar Tula al niet goed voor is.
Nee, ik breng niet Tula in stelling, maar Rignald Recordino en het dominante gedachtegoed uit het laatste kwart van de vorige eeuw; om wijzer van te worden. Waar voorheen – de hele twintigste eeuw door – de zelfredzaamheid, inclusief de mogelijkheden en beperkingen, werden verdedigd, overheerst nu het bedelen om gunsten. Dit is een weinig emancipatoir gedrag; het lijkt mij zelfs de beoogde emancipatie flink te ondermijnen (met uitzondering voor een zwart-activistische elite, die komt alleen maar steviger in het zadel te zitten).
Broek schrijft: ‘Nee, ik breng niet Tula in stelling, maar Rignald Recordino en het dominante gedachtegoed uit het laatste kwart van de vorige eeuw; om wijzer van te worden.’ Ik vraag mij dan af hoe ik de volgende zin moet interpreteren: ‘Tula, de vermaarde leider van de slavenopstand in 1795 op Curaçao, zou zich kapot schamen na ruim anderhalve eeuw emancipatoire ontwikkelingen.’
Bij de stukken van Broek tegen zwarte activisten moet ik telkens denken aan het begrip ‘nijd’, in de betekenis die de historicus Evelien Gans eraan gaf in haar analyse van het antisemitiscme in Nederland.
De ‘nijd’ van Broek ten opzichte van zwarte activisten lijkt mij ingegeven door zijn boosheid (of nog erger) over het feit dat zij zich niet gedragen zoals hij, een witte man, betamelijk vindt. Van hen eist hij, wat ze in suriname, ‘sakafasi’ noemen: onderdanigheid, nederigheid ten opzichte van witten (in B.’s terminologie ‘blanken’.) Alleen dan ben je een goede zwarte. Broek wil zwarten in zijn gareel hebben: geen activisme, geen eisen stellen aan witten, niet brutaal zijn. Kortom, nederigheid en wachten tot de staat je wat kruimels toewerpt.
Zijn taalgebruik is er een van ‘nijd’: ‘een zwart-activistische elite – die hoofdzakelijk in Nederland huist – slaat het langdurige emancipatieproces, inclusief het eigen gemankeerde handelen, uit het zicht. Zwarte heilsprofeten, hun slippendragers en wapenbodes bikkelen de geschiedenis af tot nog slechts de gefolterde zwarte slaaf resteert. Zij verlangen een slavernijmuseum, bewustwordingscampagnes voor blanke Nederlanders over hun verwerpelijke rol in het slavernijverleden én een fonds van honderden miljoenen euro’s.’
Ik vraag mij af wat Tula, die door de shons werd vernietigd omdat hij zich niet liet dwingen tot ‘sakafasi’, over het misbruik van zijn naam en gedachtegoed, op Broeks fillipica zou reageren.