blog | werkgroep caraïbische letteren

Bernardo Ashetu, achter de schuilnaam – 4 maart 1929

door Klaas de Groot

In het prachtige verhaal  ‘Mister X’ uit de bundel Het mausoleum van de innerlijke vrede speelt schrijver Hugo Pos een spel met literaire genres en daardoor met de lezer. Die lezer weet niet of hij in een essay is beland over de dichter Bernardo Ashetu of in een verhaal over een vriend van de verteller, die vriend heet Daan (Daniël) Goudzwaard. En met dat raadsel blijft de lezer zitten.

Het garf van Bernardo Ashetu (H.G. van Ommeren – Kamanda) in Den Haag.
Foto © Michiel van Kempen

Het is zoals Michiel van Kempen opmerkt in zijn bespreking van Pos’ bundel, verschenen in De geest van Waraku, een verzameling artikelen over Surinaamse literatuur. Hij schrijft daarin: ”Wat in het ‘fictieve’ proza van Hugo Pos Dichtung is en wat Wahrheit, daar kom je niet achter.” In het verhaal over Mister X worden diverse werkelijkheden in elkaar geschoven. Eerst staat de dichter van het gedicht ‘Mister X’, Ashetu, centraal, daarna  Goudzwaard. Door het gebruiken  van elementen uit het gedicht in het verhaal over Goudzwaard en het vrouwelijk personage ‘Wimie’ wordt de poëzie van Ashetu als het ware in levende lijve getoond.

Door dit literaire spel gaat de lezer ook twijfelen aan de realiteit van de vriend. Maar aan het werkelijke bestaan van de dichter Ashetu hoeft de lezer niet te twijfelen. Achter die schuilnaam verborg zich immers Hendrik George (Henk) van Ommeren (Paramaribo 4 maart 1929 – Den Haag 3 augustus 1982) . Pos heeft Ashetu niet gekend, zegt hij aan het begin van zijn verhaal, maar hij heeft de dichter zeer bewonderd. In het essayerende begin vertelt Pos onder andere daarover. Een ander onderwerp in dat deel is het pseudoniem ‘Bernardo Ashetu’. Daarover wordt gezegd dat dat beslist geen Afrikaans pseudoniem is. Dat is waar voor ‘Bernardo’, maar niet voor ‘Ashetu’. Dat woord kan Henk van Ommeren heel goed gehoord hebben tijdens één van zijn zeereizen en Afrikaanse havens aandeed, zoals mogelijk Douala in Kameroen. Zo goed als hij ook een andere schuilnaam opdeed in Ghana: Kamanda ofte wel ‘Ik ben een neger’. De naam die ook op zijn grafsteen staat op begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag.

Het woord  ‘ashetu’ komt uit  Kameroen. Het gebied van oorsprong, bestaande uit graslanden, ligt aan de grens met Nigeria. De ashetu is een gevlochten of gehaakte hoed of muts gemaakt van geverfde wol en katoen met dreadlock-achtige uitstulpingen. Zo’n muts was een hoofdbedekking waaraan prestige ontleend werd en hoorde bij de traditionele kledingcultuur. Ze mocht gedragen worden door mannen en een beperkte groep vrouwen uit de elite. Slaven was het dragen ervan verboden. Het is dus een statussymbool waardoor de woorden van de drager, bijvoorbeeld tijdens een bijeenkomst een meerwaarde krijgen, aan kracht en macht winnen. Misschien ligt hier de oorzaak van het feit dat de dichter Henk van Ommeren het woord als pseudoniem ging gebruiken. Door die naam zouden zijn gedichten misschien wel de zeggingskracht krijgen die ze niet kregen van de vader van de dichter. Die had immers geen enkele eerbied voor de ‘versjesmakerij’ van zijn zoon. Terwijl juist het schrijven van poëzie voor de zoon van levensbelang was. Wie de gedichten van Bernardo Ashetu kent, weet dat die magische wending voor de dichter niet vreemd geweest moet zijn. Tegelijkertijd kan die ‘ashetu’ voor de dichter een zeer werkelijke verwijzing zijn geweest naar iets dat hij kende uit zijn eigen land en culturele geschiedenis.  Hij moet geweten hebben van het bestaan van de ‘sprekende’ hoofddoek: de anisha  of angisa. Dat is de naam van een Surinaamse hoofdbedekking, door vrouwen gedragen. In zijn Bzzlletin artikel over de poëzie van Bernardo Ashetu legt Van Kempen uit dat die hoofddoeken in de slaventijd geheime informatie konden doorgeven. De wijze van vouwen bepaalde de inhoud van de boodschap, dus gold ook hier: meer kennis is meer macht.  En de dichter schreef tenslotte zijn poëzie die de lezer moest uitvouwen. Dat is niet altijd even makkelijk, omdat de dichter tegelijkertijd veel van zijn gedichten in portefeuille hield. Maar wel zodoende de boodschap geheim hield, een bericht voor de juiste verstaander.

Mr. X

Terecht gekomen
de boedel van mister X,
eindelijk.
Er zaten twee kleine krokodillen
in en een merkwaardige vlees-
etende plant.
Mister X zelf arriveerde precies
op tijd. Afspraak is afspraak,
zei hij, met een nogal sombere
glimlach. Twee weken nu al
logeert hij bij me thuis en ik
ben blij dat er niets meer ont-
breekt. Hij is overigens wel ge-
bruind na z’n tropische reis.
Pas gisteren kwam z’n vrouw. Ik
weet niet waar vandaan. Lief is
ze voor hem. Ze speelt steeds met
haar mooie hand door z’n rode haar.
Hij is wat vermoeid en wat ver-
ward, zegt ze. Ik vind dit ook
en glimlach beminnelijk.

[uit Yanacuna, p. 142]

Surinaamse met anjisa tijdens Keti Koti in het Amsterdamse Oosterpark.
Foto © Michiel van Kempen

Anisha

Anisha
de zakdoek
De donkerblauwe zakdoek
je gebruikte hem
als blinddoek
de blinddoek
Anisha
om mij
te vervoeren.
Je weet nog Anisha
die donkere zakdoek!

[uit Yanacuna p.18]

Etrèti

De kleine tor paste
haast wel in de oranje
vezels van m’n hoed.
Jou verwachtte ik
daarom verhaspelde ik de
trein die nog komen moest.
Singrèkteti was de boze
die zich vastzoog in m’n hoed.

[uit de ongepubliceerde bundel Marrass]


Literatuur

Hugo Pos, Het Mausoleum van de innerlijke vrede.  Haarlem 1989, In de Knipscheer.

Michiel van Kempen, De geest van Waraku. Kritieken over Surinaamse literatuur. Haarlem/Brussel 1993, Uitgeverij Zuid.

Michiel van Kempen, ‘Een negerdichter die zichzelf weg zong. Over de poëzie van Bernado Ashetu.’ In: Bzzlletin 255, april 1998, p 50–60.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter