Belasting naar draagkracht – Leren van geschiedenis 13
door Hilde Neus
Momenteel is er in Suriname veel discussie over de hervorming van het belastingstelsel. De burger voelt dat de zwaarste lasten op zijn schouders rusten, en dat er te weinig verdeling is over alle schouders in het land. Mensen in loondienst betalen, maar de opbrengst spreidt zich dun als er zoveel uitgaveposten zijn voor de overheid.
Particuliere kleinere entrepreneurs proberen zoveel mogelijk vaste lasten te ontduiken, door bepaalde posten niet op te geven. Grote bedrijven liggen onder de loep, maar vinden toch mogelijkheden om administratie naar het buitenland te outsorcen, zodat de belastingdienst ze geen hoge aanslagen kan bezorgen. Mogelijkheden om de rijken harder aan te slaan, zoals belastingen op vermogens, huurwaarde en landeigendom worden door de overheid niet opgepakt om rijke familieleden en vrienden niet tegen de haren in te strijken. Dit zou echter wel helpen om de burger het gevoel te geven dat de lasten eerlijker verdeeld zijn. Een maatregel die ook zou helpen is invoering van de BTW, zodat de klant meer betaald voor luxeproducten. Dat is te zien op de bon, en de handelaar heeft dan geen extra kosten op het opslaan van zijn voorraad. Door de huidige situatie worden de rijken steeds vermogender, en dat geldt niet slechts voor Suriname.
Wie inde de belastingen?
Vroeger waren er in ons land zes kamers die belasting inden. De Raad Fiscaal was over het algemeen de persoon met de meeste rechtskennis in de kolonie. Hij overzag de belastingzaken, en fungeerde tevens als Openbaar Aanklager en beheerde de instelling van strafvervolging. Hij maakte processen-verbaal van misdrijven op en droeg zorg voor de dagvaarding in criminele en civiele zaken. Meestal fungeerde hij als secretaris van de raad, en als notaris. In 1742 werd er een scheiding aangebracht tussen de functies van Raad Fiscaal en Exploiteur. Deze werd belastinginner.
Hoofdgelden
Van de zes was het Tweede Kantoor het belangrijkste, dat van het Hoofdgeld. Jaarlijks betaalde een planter of ambtenaar voor ieder hoofd onder zijn beheer 25 stuivers, voor zowel ‘Blanken als Slaaven’ van 3 – 12, en 50 stuivers voor mensen van 12 – 60 jaar. Voor de eerste 10 jaar dat ze hier woonden, waren kolonisten hiervan vrijgesteld. Planters droegen dit aanvankelijk af als een pond suiker voor elke stuiver. De gouverneur kon vrij over deze inkomsten beschikken en legde slechts verantwoording af aan de Sociëteit van Suriname in Nederland.
Het kasboek van 1737
Voor juni 1737 is de balans op het Grootboek der Hoofdgelden opgemaakt. Van de 487 betaalden enkele als huurders van een plantage. Meestal was de naam vermeld, in een enkel geval de plantage. Ook zijn er 20 erven genoemd, en niet duidelijk is of het mannen of vrouwen betreft. Er is een kolom credit, en een voor debet. Opvallend is dat het bedrag dat in de debetkolom is genoteerd voor de weduwe Arent Neyland, f 20.946,- een half jaar later weer is opgenomen, maar nu aan de creditzijde. Dit was overigens de hoogste belastingaanslag, de laagste was f 50,-. In totaal kwam de gehele rekening op f 1.199.633,-, zowel aan debet- als aan creditzijde.
Drie posten vallen op.
Nr op lijst | Naam | Bedrag debet | Bedrag credit |
465 | Geoctroyeerde Sociëteit | 1.130.324 | |
486 | Suikerrekening ontvanger | 23.242 | |
487 | Kassa | 68.064 | |
Totaal | 1.199.633 | 1.199.633 |
Deze lijst van geïnde hoofdgelden laat zien dat er een bedrag van f 69.309 per half jaar werd geïnd aan belastingen. Dit is de eindbalans, minus wat de Geoctrooieerde Sociëteit inbracht aan debet.
Wie betaalde?
Belasting betalen was niet exclusief een plicht voor mannen, noch voor blanken. Ook de gemannumiteerde gekleurde bevolking droeg bij aan de huishouding van de kolonie. Dat er rekening werd gehouden met draagkracht, blijkt uit de regeling uit februari 1776, waarin staat dat ingezeten met een jaarinkomen van minder dan f 500,- Hollands geld waren bevrijd van de quotaties. Het belastingjaar liep tot april, zoals blijkt uit een krantenbericht geadverteerd in 1795, en moest voor het einde van maart betaald zijn. Als men te laat was, kwam daar een boete van 20% (augmentatie) bovenop. Halfjaarlijks werd de kas geïnventariseerd door de Ontvanger, en dit werd doorgecommuniceerd naar de Sociëteit.
De huidige overheid kan een voorbeeld nemen aan enkele van deze maatregelen, zodat de zwaarste schouders de zwaarste lasten dragen.