blog | werkgroep caraïbische letteren

Beeldenstorm 2020 (3)

door Fred de Haas
In het jaar 2020 spoelde er een golf van vernietiging over monumenten en standbeelden die al of niet te maken hadden met het onrecht dat werd begaan tijdens de kolonisatie door Europese landen als Spanje, Frankrijk, Portugal, Engeland, Duitsland en Nederland. Omdat de meeste mensen zich pas in de loop van de laatste decennia bewust zijn geworden van dat onrecht heeft het enige tijd geduurd voordat de emoties zich ontlaadden op beelden die werden beschouwd als symbolen van onderdrukking en werden gezien als eerbetoon aan de onderdrukkers.

Dat ‘het volk’ bij het verrichten van zijn daden niet altijd heeft getuigd van voldoende historisch inzicht zal in de loop van ons verhaal meer dan eens blijken.

Victor Schoelcher geschilderd door Henri Decaisne, 1832 [Wikipedia]

Schoelcher
Het is niet te verwonderen dat Schoelcher, door zijn positieve invloed, een goede reputatie genoot in de Cariben en dat er ter ere van hem standbeelden werden opgericht in Frans Guyana, Martinique en Guadeloupe. Vanwege de grote aandacht die Schoelcher kreeg was de rol van de slavenopstanden zelf onderbelicht gebleven. Dat had tot gevolg dat het volk, niet gehinderd door enige historische kennis, ertoe overging zijn beelden te bekladden en omver te halen, tot grote verontwaardiging van de meeste autoriteiten in de Cariben en in Frankrijk. Dat was een van die ‘vergismomenten’ in de geschiedenis. Schoelcher zelf kon er niets aan doen dat er in de loop van de tijd een ware cultus rond zijn persoon was ontstaan.
Schoelcher heeft lof geoogst van o.a. mensen als Aimé Césaire, de latere burgemeester van Martinique: ‘Schoelcher was een humanist, een socialist en een strijder voor de mensenrechten’ (Ecrits politiques. Discours à l’Assemblée nationale, 1945-1983, zitting van 17 december 1982). De Martinikaanse schrijver Patrick Chamoiseau schreef: ‘De vijand is niet Schoelcher maar de mensen die met hem op de loop zijn gegaan. Wat de slavernij betreft heeft Schoelcher de eer van Frankrijk gered (ondanks Frankrijk)’.
Chamoiseau’s kritiek was gericht tegen de assimilatiepolitiek en de zelfverheerlijking van Frankrijk in het proces van de Emancipatie en vooral tegen het gebrek aan aandacht voor de rol van de onderdrukte Afrikanen. Niet tegen de persoon van Schoelcher. Ook in Frankrijk had de historicus en kenner van het slavernijverleden Olivier Pétré-Grenouilleau al in 2004 opgemerkt dat men de rol van de Afrikanen moest herwaarderen zonder daarbij in excessen te vervallen (Les Traites Négrières, Editions Gallimard, 2004). De geschiedenis zou hem gelijk geven. 
In de ‘Libération’ van 27 mei 2020 schreef Myriam Cottias, directrice van het Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS) in haar artikel ‘Abolition de l’esclavage’ dat Schoelcher verdiende waar hij recht op had. Zij sloot zich aan bij de opvatting van Chamoiseau. Ook de Martinikaan Louis-George Tin, ere-voorzitter van het Conseil Représentatif des Associations Noires de France (CRAN) betreurt de schending van de monumenten gewijd aan Schoelcher. Ook hij beschouwt Schoelcher als een slachtoffer van de koloniale geschiedschrijving.

Ik kan wel begrip opbrengen voor de ergernis die sommige beelden bij menigeen hebben veroorzaakt. Het standbeeld in Martinique dat Schoelcher voorstelt die zich vooroverbuigt naar een ‘slavinnetje’ dat hem een kushandje toewerpt was indertijd (1904), natuurlijk, bedoeld als een teder en beschermend gebaar, maar in onze tijd kan dat gevoelens van ergernis opwekken. Ook het standbeeld in Cayenne waar Schoelcher met een breed gebaar een arm om een slechts in een lendendoek geklede ‘slaaf’ legt kan mensen ergeren. Teksten op een sokkel als ‘Aan Victor Schoelcher, 1804-1893, het zwarte, dankbare ras’ zijn natuurlijk irritant (In Sainte-Anne, Guadeloupe).

Napoleon I in kroningsgewaad, geschilderd door François Gérard. Rijksmuseum, Amsterdam [Wikipedia]

Napoleon
In 1802 werd het Verdrag van Amiens gesloten waarbij de door Engeland veroverde gebieden werden teruggegeven aan Frankrijk. Artikel 3 van het verdrag luidde als volgt:

S. M. Britannique restitue à la République française et à ses alliés, savoir: sa majesté catholique et à la République batave, toutes les possessions et colonies qui leur appartenaient respectivement et qui ont été occupées ou conquises par les forces britanniques dans le cours de la guerre actuelle, à l’exception de l’isle de la Trinité et des possessions hollandaises dans l’île de Ceylan
[ Zijne Britse Majesteit restitueert aan de Franse Republiek en haar bondgenoten, te weten zijne katholieke Majesteit ( = de koning van Spanje, FdH) en de Bataafse Republiek (= het door Frankrijk bezette Nederland, FdH), alle bezittingen en kolonies die hen respectievelijk toebehoren en die waren bezet of veroverd door de Britse strijdkrachten tijdens de huidige oorlog, met uitzondering van het eiland Trinidad en de Nederlandse bezittingen in Ceylon].

Consul Napoleon vond het verdrag voldoende reden om de slavernij weer in te voeren in het Caribische gebied. Hij stuurde generaal Richepanse naar de Franse eilanden en generaal Leclerc naar St. Domingue (Haiti) om zijn bevel ten uitvoer te brengen.
Voor de activisten in Frankrijk was dit reden genoeg om enkele standbeelden van Napoleon aan te vallen, waaronder het standbeeld in La Roche-sur-Yon. Ook het monument van Joséphine de Beauharnais, een blanke Creoolse uit Martinique die in 1796 getrouwd was met Napoleon moest het meerdere malen ontgelden totdat het (al eerder onthoofde) standbeeld  in 2020 door enkele tientallen activisten in Fort-de-France werd neergehaald. Het voetstuk werd vernietigd en de brokstukken verbrand.

Jean-Baptiste Colbert (1607-1683)
De machtige minister van Lodewijk XIV Jean-Baptiste Colbert had in naam van de Franse  koning de autoriteiten in Martinique gevraagd om alle bestaande regels met betrekking tot de ‘negers’ zorgvuldig te bestuderen en op te schrijven. Het doel was om er een duidelijk juridisch document van te maken. In de absolute monarchie Frankrijk was immers alles geregeld: Handel, Strafrecht, Zeerecht, etc. Maar nog niet het reglement waarin de omgang met de ‘slaven’ was vastgelegd. Colbert zelf heeft overigens het document niet geschreven. Het document was gereed in 1685. Colbert was toen al twee jaar dood. Zijn zoon en Lodewijk XIV hebben er hun handtekening onder gezet. Het document is in 1718 de geschiedenis ingegaan onder de naam het Zwarte Wetboek (Le Code Noir).

Omstreeks 2000 viel de aandacht van de activisten in Frankrijk op het beeld van Colbert dat sinds 1818 voor de Assemblée Nationale stond. In 2020 werd zijn beeld met de rode verfspuit bewerkt en tijdens een manifestatie ter ere van George Floyd stak Franco Lollia, woordvoerder van de Brigade Anti-Négrophobie (BAN) een redevoering af waarin hij Colbert ‘un gros fils de putain’ noemde, een groot hoerenjong. Op het voetstuk stond ‘Négrophobie d’Etat’ (= Staatsnegrofobie); zie Youtubevideo hiervoor. Het document dat Colbert’s standbeeld bestudeerde, stelde  – ironisch genoeg –  niet het Zwarte Wetboek voor maar de plattegrond van het bekende Hôtel des Invalides!

Eerder verschenen in Antilliaans Dagblad, 18 oktober 2021; wordt vervolgd; klik door naar aflevering 1, aflevering 2.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter