blog | werkgroep caraïbische letteren

“Bea Vianen was gewoon een schok voor mij”

door Michiel van Kempen

Bea Vianen (1935-2019) staat na jaren afwezigheid opnieuw in de aandacht. Maar toch nog niet echt bij een breed publiek, gezien de matige opkomst van het publiek op maandag 9 oktober 2023 in het Amsterdamse debatcentrum Spui25. Daar werd nogmaals aandacht gevraagd voor het werk van de Surinaamse schrijfster, die met herdrukken van haar eerste twee romans, Sarnami, hai en Strafhok, een nieuw lezerspubliek kan bereiken, al zijn de heruitgaven nog niet direct een denderend verkoopsucces. In de reeks ‘De auteur is niet dood’, vlot en enthousiast gemodereerd door Aafje de Roest, spraken vijf kenners en liefhebbers van Vianens werk met elkaar.

De deelneemsters aan het gesprek in Spui25, v.l.n.r. Aafje de Roest, Dominique van Varsseveld, Rihana Jamaludin, Thalia Ostendorf, Jesse van Amelsvoort. Foto © Michiel van Kempen.

Schrijfster Rihana Jamaludin, klein van postuur maar pregnant van observaties, wist zich ondanks een hoestbui, met scherp gekozen fragmenten uit het werk van Bea Vianen goed staande houden tussen de vier literatuurwetenschappers die haar flankeerden. Zij las een fragment voor uit haar opstel over Bea Vianen in de onlangs verschenen bundel Dat wij zongen, en liet aan de hand van een fragment van Strafhok zien hoe Vianen in kort bestek Suriname als land van vele talen laat voorbijkomen. Jamaludin herinnerde zich ook hoeveel indruk het werk van Bea Vianen op haar als tiener maakte, omdat zij altijd boeken van Nederlandse auteurs te lezen kreeg en plotseling geconfronteerd werd met een landgenote die haar eigen werkelijkheid in beeld bracht met de roman Ik eet, ik eet tot ik niet meer kan. Rihana Jamaludin: ‘Dat was gewoon een schok voor mij.’

Rihana Jamaludin. Foto © Joke Gerritsen

Bea Vianen was jarenlang veruit de populairste schrijver onder Surinaamse scholieren: er was bijna geen leerling die niet minstens één van haar romans las. Dominique van Varsseveld, die de herdruk van Strafhok van een nawoord voorzag, memoreerde hoe haar ouders, allebei geboren in Suriname, haar lieten kennismaken met het werk van Bea Vianen en dat zij er een benauwende wereld in vond, bepaald door etnische hokjes, seksisme en racisme. Evenals literatuurwetenschapper Jesse van Amelsvoort, zei zij dat zij de romans van Bea Vianen niet gemakkelijk te lezen vindt. Wel interessant natuurlijk dat al die jonge lezers in Paramaribo en de districten daar kennelijk geen last van hadden. De verklaring ervoor is misschien dat Bea Vianen ook echt vanuit een Surinaams perspectief en voor Surinaamse lezers schreef en daarmee ook een statement afleverde tegenover de oudere generatie van Albert Helman (die de jonge schrijfster nog – knorrig en met gretige handjes – bij de eerste stappen op haar literaire weg had geadviseerd).

Paranoïde proza?

Thalia Ostendorf, mede-oprichtster van feministische uitgeverij Chaos, zag in Vianens werk trekken van magisch realisme. De vraag is in hoeverre dat niet een westerse, exotiserende manier van lezen is. Geldt voor het soms bijna koud-realistische werk van Bea Vianen niet exact hetzelfde als wat de grootmeester van het magisch-realisme, Gabriel García Márquez zei: er bestaat voor ons helemaal geen magisch-realisme, dit is voor ons de werkelijkheid. Ik denk dat de Surinaamse lezers dat ook zo ervaren hebben.

Thalia Ostendorf. Foto © Joke Gerritsen

Thalia Ostendorf bracht ook de door Avenue in 1979 als los katern uitgebrachte tekst ter sprake, waarvan de titel niet werd genoemd, maar die met een voor Vianen karakteristieke taalmenging luidde: Yo te espero, señora Ramkumari. De redactie van Avenue sprak in een inleidend tekstje van ‘paranoïde proza’ en in dat verband kwam ook een citaat van Astrid Roemer voorbij die over Bea Vianen, Edgar Cairo en Anil Ramdas sprak en zich hardop afvroeg wat de migratie toch met deze creatieve mensen had gedaan: “Bea Vianen, een beeldschone vrouw met drie [moet zijn: twee] prachtige dochters, schitterende boeken, is psychotisch geworden. Edgar Cairo, briljante man, ook psychotisch, jong gestorven aan een maagbloeding. Anil Ramdas, essayist, heeft zelfmoord gepleegd. Een mens weet niet wat voor hem ligt, het kan gebeuren dat het leven je ergens plaatst waar de bodem zo zacht is dat je helemaal wegzinkt.” Thalia Ostendorf vroeg zich af of de redactie van Avenue niet een ‘zorgplicht’ had moeten hebben tegenover Bea Vianen. Het antwoord luidt: er zijn wel degelijk pogingen in het werk gesteld om Bea Vianen (en ook de andere genoemde auteurs) psychologisch professioneel bij te staan, maar die pogingen hadden alleen kans van slagen wanneer de betreffende schrijvers er zelf ook voor open stonden, en daarvan was geen sprake. De ‘zorgplicht’ van Avenue bestond eruit dat het blad tenminste een deel van Vianens reizen naar Latijns-Amerika bekostigde – Bea Vianen kon extreem volhardend zijn als het ging om het opeisen van financiële middelen. (En ook dat had zij gemeen met de andere genoemde auteurs.)

Niet vergeten

Ook Bea Vianens verhalenbundel Een kinderbedje kwam voorbij, drie verhalen met het beklemmende ‘Over nonnen en straffen’ als langste. Over het boek werd vermeld dat haar dochter Kunti het in 2015 had uitgebracht om aan haar moeder het signaal af te geven dat zij als schrijfster niet vergeten was, sinds zij in 1979 haar laatste roman Geen onderdelen had uitgebracht. Dat was een mooi gebaar bij de vijftigste verjaardag van het debuut van Bea Vianen, de dichtbundel Cautal in 1965. Maar de vrienden van Bea Vianen in Suriname waren haar ook niet vergeten; zij – en dan heb ik het over Els Moor en Jan Bongers, beiden stonfutu (steunpalen) van de Ware Tijd Literair en inmiddels overleden – realiseerden in 1993 de bundel Is als het zo ruist een vermogen. En ook uitgeverij In de Knipscheer heeft zich enorm ingespannen voor het welzijn van Bea Vianen, en bracht alle romans in herdruk uit en ook de nieuwe dichtbundels Over de grens (1986) en Op het laatst krijgen wij met z’n allen donderop (1989). De door de gespreksdeelnemers goed gekozen gedichten van Bea Vianen bewezen dat zij in de geserreerde observaties van haar poëzie misschien nog wel méér van haar persoonlijkheid laat zien dan in haar romans.

Spui25 presenteerde een nieuwe generatie in Nederland die het werk van Bea Vianen fascinerend vindt. Welk werk nu als eerste herdrukt zou moeten worden, vroeg Aafje de Roest. Het paradijs van Oranje, vond Dominique van Varsseveld, dat gaat over Nederland. Ik eet, ik eet tot ik niet meer kan, meende Rihana Jamaludin stellig.

Dominique van Varsseveld. Foto © Joke Gerritsen

De deelnemers aan het gesprek waren het met elkaar eens dat Bea Vianens werk nog altijd belangwekkend is om te lezen. Haar proza heeft niets aan actualiteit ingeboet, sloot Rihana Jamaludin de bijeenkomst af. Dat kan zeker zo zijn, maar dan misschien om andere redenen dan in de tijd dat de romans verschenen. Bestaat de etnische verdeeldheid, zoals Bea Vianen die in 1971 zo ongenadig neerzette in Strafhok, na een halve eeuw nog altijd? Er is een almaar groeiende groep Surinamers die zichzelf met geen enkele etnische groep kan identificeren. Misschien is dat hoopvoller voor het land dan Bea Vianen in de jaren ’60 en ’70 in haar sombere beelden van Suriname kon voorzien.

Bea Vianen, Sarnami, hai. Suriname, ik ben. Met een nawoord van Warda El-Kaddouri. Amsterdam: Cossee, 201.
Bea Vianen, Strafhok. Met nawoorden van Jerry Dewnarain en Dominique van Varsseveld. Amsterdam: Cossee, 2022.

Rihana Jamaludin, ‘De meertaligheid van Bea Vianen.’ In: Dat wij zongen. Twintig Caraïbische schrijvers om nooit te vergeten. Amsterdam: DasMag, 2021, pp. 229-234.

Moderator Aafje de Roest. Foto © Joke Gerritsen

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter