blog | werkgroep caraïbische letteren

Banda; De genocide van Jan Pieterszoon Coen

door Jerry Dewnarain

Dat de witte Nederlanders huishielden in de Nederlandse koloniën is alom bekend. Marjolein van Pagee bewijst in haar boek Banda. De genocide van Jan Pieterszoon Coen, uitgegeven door Uitgeverij Omniboek, hoe deze ‘koopman’ geen enkel middel schuwde om zijn hebzuchtige doelen te bereiken. Hij is vast niet de enige Nederlander geweest die zo gewelddadig tekeerging in Nederlands-Indië. Hij is echter wel degene geweest die de Banda-eilanden in 1621 definitief veroverde, waardoor hij wereldbekend werd. Dankzij zijn veroveringen kreeg Nederland het monopolie op de handel in nootmuskaat. Hierdoor maakte de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) enorme winsten, want specerijen waren in de zeventiende eeuw peperduur.

Het omstreden standbeeld van Jan Pieterszoon Coen, ‘de slachter van Banda’, op de Roode Steen (plein) in zijn geboortestad Hoorn. Onthuld op 30 mei 1893. In oktober 2016 werd het beeld uit protest tegen ‘koloniale verheerlijking’ en ‘koloniale misdaden’ beklad. Foto: De Grauwe Eeuw

VOC en de specerijenhandel

Emeritus-hoogleraar economie Dirk J. Barreveld berekende wat de waarde was van de lading van een gemiddeld retourschip in 1650. De helft van de lading bestond uit peper, slechts 18 procent waren specerijen als nootmuskaat, foelie en kruidnagel. Op basis van de goudprijs concludeert Barreveld dat de waarde van een gemiddeld VOC-schip in 1650 op 250 miljoen euro lag, in geld van nu (p. 11). Volgens Francisca Pattipilohy, die het voorwoord voor Banda schreef, brachten de specerijen op de markt in Europa een veelvoud op van de inkoopprijs, waardoor de VOC gigantische winsten maakte. Nootmuskaat leverde soms driehonderd keer zo veel op als de inkoopprijs op Banda. In de geschiedenis van het westers kapitalisme staat de VOC nog steeds bekend als het grootste bedrijf dat ooit heeft bestaan. Op pagina 13 de volgende noot: ‘In 1637 was de Compagnie 78 miljoen gulden waard. Omgerekend in geld van nu is dat 7,5 biljoen euro. (Biljoen, dus geen miljard!) Dit staat gelijk aan de beurswaarde van zeventien hedendaagse multinationals bij elkaar opgeteld.’ Coen werd ook bekend door het stichten van de koloniale nederzetting Batavia in 1619 ‘op de resten van de Javaanse stad Jayakarta die hij had verwoest.’ Hiermee werd een begin gemaakt met Nederlands grootste en meest winstgevende kolonie.

Succesvolle veroveraar

De Nederlandse geschiedenis verheerlijkt Jan Pieterszoon Coen als de succesvolle veroveraar van de specerijeilanden, ondanks het gruwelijke geweld dat hij toepaste. Dit alles wordt goedgepraat doordat hij de Nederlandse schatkist flink vulde met bloedgeld. Zijn afbeelding prijkt nog steeds op vele gebouwen in vooral Amsterdam, zoals de Beurs van Berlage. Bij de opening prees Wilhelmina hoe Coen goederen uit de koloniën naar Nederland verscheepte, stelt Pagee. Vervolgens opende ze nog de Coenhaven. Juliana opende in 1966 de Coentunnel. In 2002 is zelfs nog vanuit de Tweede Kamer een stichting opgericht voor de Viering van 400 jaar VOC. Dankzij protesten van Molukkers en Indonesiërs veranderde de viering in een herdenking (Bron: https://molukserfgoed.com)

Verdeel-en-heerspolitiek

Coens methode werd overgenomen en toegepast op andere koloniale nederzettingen in Nederlands-Indië. Behalve het fysieke geweld, werd ook een ander bekend middel toegepast; namelijk de verdeel-en-heerspolitiek (‘divide et impera’). Ook in ons land hebben de Nederlanders deze tactiek toegepast: het gaat om het tegen elkaar uitspelen van etnische groepen om op die manier als kleine minderheid een miljoenenbevolking te kunnen overheersen. Ook Coen speelde de Bandanezen tegen elkaar uit. Pas toen dat niet lukte, besloot hij dat alle groepen moesten worden geëlimineerd, volgens Pattipilohy. Zonder de verdeel-en-heerspolitiek was het onmogelijk geweest voor het geringe aantal Nederlanders om de tientallen miljoenen inlandse bevolking te onderdrukken.

Eurocentrisme doorbroken

De leidende vraag in het boek is: hoe verhouden de gebeurtenissen uit 1621 zich tot de strategie waarmee de VOC zich als koloniale bezettingsmacht vestigde? Marjolein van Pagee bewijst op knappe wijze hoe het eurocentrisme wordt doorbroken. Volgens Pagee blijft het een getouwtrek omtrent de morele interpretatie van Coens daden vooral een eurocentrische discussie waarin het perspectief van de slachtoffers ontbreekt. ‘In de meeste geschiedenisboeken wordt de indruk gewekt dat de vernietigingscampagne volledig is geslaagd, dat alle ‘orang kaya’s’ zijn vermoord en dat slechts een paar honderd mensen de eilanden wisten te ontvluchten. Dit is niet waar. Hoezeer Jan Pieterszoon Coen getracht heeft om alles waar Banda voor stond te vernietigen, is hem dat niet gelukt. In die zin gaat de genocide op de Bandanezen veel verder dan alleen het vermoorden van mensen, het gaat ook om het vernietigen van de cultuur, de geschiedenis, de identiteit. Ook al is dit mislukt, de intentie was daar. Van generatie op generatie heeft de Bandanese diasporagemeenschap op Kei de gebeurtenissen doorverteld. Hun oorspronkelijke taal is bewaard gebleven. Met andere woorden: Banda leeft.’

Geschiedvervalsing

Pagee stelt dat deze vorm van geschiedvervalsing gevolgen heeft tot in het huidige Indonesië. Als voorbeeld noemt zij de vertoning van de film Banda.The Dark Forgotten Trail (2017) die tot rellen leidde. In Ambon werd de geplande filmvertoning zelfs geannuleerd. De documentaire die de geschiedenis van de pre-koloniale tijd tot en met het heden in beeld brengt, presenteert de huidige bewoners als dé enige echte Bandanezen zonder naar de diasporagemeenschappen op Kei of Ceram te verwijzen. Hoezeer hun familiegeschiedenissen ook verbonden zijn aan dat jaartal en het verschrikkelijke optreden van de VOC, zij zijn niet de nakomelingen van de eilandbewoners die Coen verjoeg. De mensen die nu op Banda wonen, stammen grotendeels af van tot slaaf gemaakte mensen uit India of China en andere migrantengroepen die daar ná 1621 terechtkwamen.

In het volgende fragment (p. 185) kaart Pagee op heldere wijze de geschiedvervalsing aan.

‘De genocide op de Bandanezen laat zien dat kolonialisme meer kapotmaakt dan mensenlevens alleen. Veel gebeurtenissen uit het verleden zijn verdraaid in de geschiedenisboeken terechtgekomen en dat is niet altijd per ongeluk gebeurd. Dit geldt zeker voor het idee dat zeevarende Europeanen in een zeer primitieve wereld terechtkwamen, waar barbaarse oervolken nog leefden volgens natuurwetten. Met koloniale termen als ‘inboorlingen’ en ‘inheemsen’ is op generaliserende manier een beeld geschapen dat alle niet-Europese volken op één hoop gooide. Deze mythe staat in verband met Coens bekendste uitspraak dat handel zonder oorlog onmogelijk is. Het handelsnetwerk dat in Azië bestond voor de Portugezen op het toneel verschenen, bewijst namelijk het tegendeel. Vreedzame handel bestond wel degelijk. Dit is door de eeuwen heen verdoezeld, weggehaald uit de boeken. Het uitgebreide netwerk waarin specerijen een belangrijke spil vormden was gebaseerd op een enorme diversiteit aan handelspartners die elkaars bestaan accepteerden. Het is in feite uit jaloezie en hebberigheid dat de Europese volken deze harmonie verstoorden. Zij wilden alles voor zichzelf en waren niet bereid om hun plaats op de wereldmarkt met anderen te delen. De nieuwe wereldorde die hieruit ontstond, gooide het concept van pluriformiteit overboord. In plaats daarvan introduceerden zij uniformiteit en monopolie, met de witte mens als de universele standaard voor alles. Het beeld van ongeciviliseerde ‘wilden’ die nog nauwelijks beschaving kenden, is niet toevallig gekozen. Door de primitiviteit van de rest van de wereld te benadrukken, bouwde men aan het idee van de witte Europeaan als superieure mensensoort. Dit diende slechts als verbloeming van de jaloezie die aan het roven ten grondslag lag.’

Marjolein van Pagee eindigt haar boek met een krachtige uitsmijter: ‘Na vierhonderd jaar is het tijd om de Bandanezen op Kei te zien voor wie zij zijn: de fakkeldragers van een gemeenschap die moest verdwijnen, maar niet verdwenen is.’

Marjolein van Pagee, BANDA. De genocide van Jan Pieterszoon Coen. Utrecht: Uitgeverij Omniboek. 2021. ISBN e-book 9789401917544.


‘Nadat de Black Lives Matter-beweging vanuit de VS naar Nederland overgewaaid was, is er meer dan ooit aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden en de racistische nasleep daarvan. Tegenwoordig wordt kolonialisme algemeen gezien als een misdaad tegen de menselijkheid. Waar echter nog steeds niet over gesproken wordt, laat staan dat het wordt erkend, is de omvang van wat het Indonesische volk is aangedaan. Het Nederlandse kolonialisme en het daarbij behorende racisme heeft veel kapotgemaakt en dit werkt tot op heden nog door.’ Francisca Pattipilohy


Een omstreden VOC-held

Dat de kwestie over de omstreden rol van Jan Pieterszoon Coen ook schrijfster Usha Marhé raakt, blijkt wel uit een artikel dat te vinden is op haar website waarop ze zaken post over onderwerpen die haar interesseren. Hier een fragment uit het artikel, waaruit wel blijkt waarom het standbeeld van deze man zo omstreden is en de uitdrukking ‘VOC-mentaliteit’ liever niet gebruikt moet worden. Voor het hele artikel zie: https://schrijfsterushamarhe.wordpress.com/

Nederland heeft altijd geweten van de volkerenmoord en andere wrede daden van Jan Pieterszoon Coen (Hoorn, 8 januari 1587 – Batavia, 21 september 1629). ‘De slachter van Banda’ was vanaf 1621 zijn bijnaam. En toch werd besloten hem in 1893 met een standbeeld in Hoorn als nationale held te eren en hem in te zetten als internationaal promotiefiguur. Een tweede (kleiner) beeld van Coen staat sinds 1903 in Amsterdam, bij de Beurs van Berlage. Er was al protest voordat het standbeeld in Hoorn er stond, want reeds tijdens zijn leven was hij zeer omstreden. Dat protest is nooit verstomd. Het is anno 2020 in volle hevigheid terug, mede door (internationale en nationale) dekolonisatieprocessen en door de groeiende (nationale en internationale) protesten tegen racisme. Vrijdag 19 juni 2020 is er opnieuw een demonstratie in Hoorn. Op internet kunnen twee petities (1) worden getekend (2). Het gemeentebestuur van deze stad heeft nog steeds moeite met het nemen van het besluit het standbeeld te verwijderen.

In 2021 is het precies vierhonderd jaar geleden dat Coen als ‘de slachter van Banda’ tekeer ging. Hoog tijd om vóór 8 mei 2021 het standbeeld in Hoorn van zijn sokkel te halen, het in een museum te herbergen en van een juistere context te voorzien. En misschien dan ook eindelijk het verboden toneelstuk van schrijver J. Slauerhoff op de planken te brengen. Want het ging zover dat er ook politiek is ingegrepen om kritische geluiden over Coen (en de VOC) te smoren. De opvoering van zijn toneelstuk over Coen werd niet zo lang geleden tot minstens twee keer toe geboycot vanwege de ‘gevoeligheden’, onder andere vanwege de nieuwe genocides, de zogenaamde ‘politionele acties’ in Nederlands-Indië. ‘In 1948, het vijftigste geboortejaar van Slauerhoff, zou diens toneelstuk ‘Jan Pietersz. Coen’ worden opgevoerd ter opening van de Boekenweek. Zes dagen voor de première stak burgemeester D’Ailly hier een stokje voor. Dit was niet de eerste keer dat het gezelschappen niet werd toegestaan dit stuk op te voeren.’In 1961 zou er weer een opvoering plaatsvinden. Toen stak Gijsbert van Hall, de toenmalige burgemeester van Amsterdam, er een stokje voor. Hij gaf uiteindelijk slechts toestemming voor een eenmalige, besloten voorstelling.

Wat mag de Nederlandse burger niet weten over Coen en zijn kompanen? Ja, want hij handelde immers niet alleen namens zichzelf. Coen was toen al een van de bekendste en beruchtste medewerkers van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC, 1602-1800). Hij was vanaf 1617 de vierde gouverneur-generaal over Nederlands Oost-Indië. Hoe kwam hij aan de bijnaam ‘Slachter van Banda’? ‘In 1621 trad Coen hard op tegen de Bandanezen die onder druk van de Engelsen hun specerijen-contract niet nakwamen. Hij reisde met een grote vloot naar de Banda-eilanden. Hoewel de bevolking vluchtte, ontkwamen slechts weinigen. Naar schatting overleefden slechts zeshonderd van de 15.000 Bandanezen de aanval. Bekend is dat de VOC tijdens deze volkerenmoord Japanse samoerai-beulen die in dienst waren van de VOC, opdracht gaf tientallen dorpshoofden te onthoofden. Jan Pieterszoon Coen, die het monopolie op de handel in nootmuskaatnoten en foelie veilig had gesteld, kreeg door deze gebeurtenis de bijnaam: Slachter van Banda.’ (Bron: Historiek.net)

In 1622, een jaar later al, verscheen een boek met een verslag van Coens actie: ‘Verhael van eenighe oorlogen in Indië’. In dat boek vertelt een anonieme ooggetuige dat op 8 mei 1621 op Banda, buiten het Fort Nassau, onder hevige slagregens aan 44 veroordeelden hun vonnis werd voorgelezen, waarna zes Japanse huurlingen met scherpe zwaarden eerst de acht belangrijkste leiders `door midden kapten, het hoofd afsloegen en de rompen in vier quartieren smeten’, om daarna de overigen te onthoofden en eveneens te vierendelen, `welke executie zeer wredelijk was om aan te zien.’ (Bron: Antenna)

[dWTL, 10 juli 2021]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter