Balans: Arubaans letterkundig leven (9)
door Wim Rutgers
02 Autonoom op weg naar de Status Aparte
1954 – 1986
De toespraak van Koningin Wilhelmina op 6 december 1942 gaf ook het culturele leven op Aruba nieuwe impulsen. Relatief was het eiland gedurende de tijd van oorlogshandelingen welvarend en meer zelfstandig geworden. Dat had tot gevolg dat direct na de oorlog verschillende culturele groepen ontstonden. In 1946 al werd de Arubaanse Kunstkring opgericht die binnen tien jaar tijds zo’n driehonderd leden telde, waarbij het doel was om Aruba te laten kennis maken met internationale cultuur.
Ik maak hierbij een lijstje van een indrukwekkend aantal activiteiten: 1946 Muziekschool; 1948 De Wit Boekhandel; 1949 Openbare Leeszaal en Bibliotheek; 1950 Filmliga met ongeveer 200 leden; 1950 Klein Symphonie Orkest; 1950 Arubaanse Persvereniging; 1951 Debatteerclubs De Kern en Succes; 1951 Arubaans Kamerkoor; 1952 Arubaanse Dans- en Balletschool.
In 1949 werd de Stichting Cultureel Centrum Aruba (CCA) opgericht – dat was het Arubaanse deel dat nauw samenwerkte met de Sticusa in Amsterdam, de Nederlandse Stichting voor Culturele Samenwerking met de koloniën. Het CCA publiceerde van 1954 tot 1957 een maandblad Cultura, dat veel aandacht besteedde aan de lokale culturele activiteiten. Het was helemaal in het Nederlands geschreven en volledig gericht op een Nederlands(talig) publiek.
De eerste middelbare school begon op Aruba eigenlijk in 1949 met de eerste drie klassen, maar pas in 1959 werd het Colegio Arubano officieel met een volledige cursus geopend.
In 1947 telde het eiland 47.932 inwoners, waarvan 21.000 niet-Antillianen (ruim 40%), te weten 2200 Europese Nederlanders, 1600 Surinaamse Nederlanders, 9400 Engelse onderdanen, 3800 Venezolanen en Colombianen, 2200 inwoners afkomstig uit de VS, 100 Portugezen uit Madeira en 1700 inwoners met overige nationaliteiten. (ENA 1985: 73)
Het is opvallend hoe in deze tijd het culturele leven kennelijk verliep langs lijnen van ‘nationaliteit’. De joden hadden hun eigen Aruba Country Club, de Surinamers hun JPF, het Engelstalige deel van de bevolking Falcon en SNCC, of The British West Indian Association, de Nederlanders onder andere het ANV en het CCA. Een tweede opvallend punt is hoe al deze groepen eigenlijk gevormd werden onder invloed van de blik naar buiten toe – het land van herkomst bleef het land van organisatie en oriëntatie.
Tegen al deze invloeden van buiten zien we van binnenuit tegenkrachten ontstaan. Dat is dan allereerst het dagblad De Arubaanse Courant, dat aanvankelijk nog in het Nederlands verscheen, maar later helemaal in het Papiamentu. Er werd echter weinig cultureel nieuws in opgenomen. Erg belangrijk werd de terugkeer van de eerste onderwijzers die in Nederland hun diploma behaald hadden en in het begin van de jaren vijftig repatrieerden. Zij ontwikkelden in samenwerking met de Nederlandse frères en soeurs een eigen Arubaans theater in het Papiamento, om op die manier het cultureel bewustzijn van de bevolking te stimuleren. De Grupo Artistico di Santa Cruz en het Centro Apostolico Arubano waren twee van deze groepen. Wel moet gezegd worden dat ze meestal licht moraliserend werk brachten om fondsen te verwerven voor sociaal-educatieve doeleinden. Later zullen door de Sticusa Nederlandse regisseurs gestuurd worden om het toneel in professionele zin verder te ontwikkelen. Het gevolg is dat Aruba een relatief rijke toneelgeschiedenis kent, wat echter nog niet inhoudt dat er ook een echt eigen toneelliteratuur is. Vaak werd buitenlands werk in vertaalde of geadapteerde vorm gespeeld.
Een van de belangrijkste schrijvers van deze generatie is Ernesto Rosenstand, die in het Papiamento schreef. Hij publiceerde korte verhalen over het Indiaanse verleden, lyrische poëzie over liefde en romantiek, en in later tijd sociaal geïnspireerde toneelstukken over sociaal economische problematieke problemen in de maatschappij.
Aan het einde van de jaren vijftig werden veel arbeiders bij de Lago ontslagen wegens de automatisering van de raffinaderij. Het gevolg was dat Aruba zich om werkgelegenheid te scheppen op het toerisme ging toeleggen. Veel arbeiders keerden terug naar hun eilanden van herkomst. De economisch-politiek-culturele bewustwording werd in deze tijd versterkt. Het lijkt alsof Aruba meer aan eigen mogelijkheden begon te denken nu de multinational Lago minder belangrijk werd.
Aruba kent een rijke toneelgeschiedenis, die tot het begin van de 20e eeuw teruggaat, maar slechts weinig toneelliteratuur en geen vast repertoire waaruit groepen steeds weer kunnen putten. Bij zowel vertalingen als origineel werk gold en geldt het probleem dat een stuk na de opvoeringen, ook een zeer succesrijke, nagenoeg nooit in druk verscheen. De in stoffige archieven opgeborgen, meestal primitief getypte, veelgelezen en bij de repetities gebruikte stencils (en dat is het gunstigste geval, vele raakten gewoon helemaal weg) zijn niet voor een later geïnteresseerd lezerspubliek toegankelijk. Er werd aan de opvoering gedacht, niet aan de mogelijkheid om zo’n stuk later nog eens te raadplegen of gewoon te lezen, wat de voorraad toneelliteratuur wel zeer beperkte. ‘Toneelstukken in boekvorm zijn hier altijd gedoemd een stille dood te sterven,’ zei de Curaçaose auteur en toneelschrijver Edward de Jongh, ‘Ik heb dan ook geen interesse in de uitgave van die teksten in boekvorm.’ Datzelfde geldt voor Aruba.
Met de oprichting van de toneelgroep Mascaruba op 10 april 1961 kreeg het lokale toneel dat tot dan toe verbrokkeld was een enorme impuls. In de jaren zeventig bloeide het toneel met bekende en erkende lokale auteurs-regisseurs als Burny Every en Ernesto Rosenstand bijvoorbeeld. De populariteit en het belang van het toneelleven werd nog versterkt door de Internationaal Theater Festival dat tweejaarlijks in Cas di Cultura gehouden werd en waarbij de eigen toneelgroepen konden kennis maken van het toneel in de regio en ver daarbuiten.
De geschreven literatuur van Aruba is van recente tijd. Tot 1954 werd er nog nauwelijks gepubliceerd op literair vlak. Een kleine inventarisatie van afzonderlijk verschenen publicaties laat zien dat er nog geen tien als literair te beschouwen werken verschenen tussen de jaren 1932 en 1954. In de volgende twintig jaren zou dat getal ruim verdubbelen, waarna in het decennium daarna eenzelfde aantal verscheen in de helft van de tijd. Kortom: vanaf de autonomie kan een toename van publicaties geconstateerd worden.
In 1961 gaf het derde en definitief laatste nummer van het tijdschrift Simadán (1961) in vier talen een overzicht van de poëzie in de Antillen, met elf Arubaanse bijdragen van de 25 in totaal. In 1969 verscheen een klein maandblaadje dat erg kritisch links-socialistisch was, namelijk Feneta. Het verscheen van 1969 tot 1971 onder de leiding van Ramón Todd Dandaré. Het protesteerde fel tegen de Nederlands georiënteerde CCA, maar het belangrijkste doel was een kritisch links politiek blad te zijn. Het bevatte niet veel cultureel nieuws, maar het was in het algemeen belangrijk als wegbereider voor een kritische bewustmaking.
Op deze manier waren de jaren zestig gekenmerkt door een kritische houding, die zich bewust was van internationale ontwikkelingen welke men vanuit een eigen visie bestudeerde en becommentarieerde. Daarmee past de Arubaanse ontwikkeling bij die van Curaçao met zijn Kambio, en die van Suriname met Tongoni, Soela, Mamjo en Moetete, al moet gezegd worden dat de Surinaamse bladen meer literair, de Arubaans-Antilliaanse meer politiek georiënteerd waren.
De grote Curaçaose revolte op 30 mei 1969 trok niet alleen diepe sporen in de Curaçaose maatschappij, maar had ook directe gevolgen voor Aruba. Onder leiding van Betico Croes en zijn in 1971 opgerichte politieke partij MEP (Movemiento Electoral di Pueblo) kreeg het oude streven naar een status aparte, los van Curaçao, nieuw elan. Waar Curaçao zich na 30 mei 1969 vooral op zijn zwarte roots richtte, herleefde op Aruba een beweging die de rode roots centraal stelde: het glorierijke Indiaanse verleden van voor de Europese kolonisatie met zijn caciques als hoofdmannen, die het eiland harmonieus paradijselijk bestuurden, werd een populair literair thema. Hubert Booi en Ernesto Rosenstand waren de belangrijkste representanten ervan.
Het streven naar een Status Aparte culmineerde in 1976 met de inauguratie van Himno y Bandera op 18 maart en ruim een jaar later de onrust van de ’donkere augustusdagen’ waar felle protesten werden bedwongen door Curaçaose agenten. Leider Betico Croes zocht regionale en internationale steun voor zijn streven en bepleitte in koninkrijksverband steeds opnieuw zijn ideaal van een ‘apart’ Aruba in Den Haag.
De literatuur van de jaren zestig kenmerkte zich door een dubbele kritische houding ten opzichte van de vroegere kolonisator en nog steeds invloedrijke Nederlandse invloed, maar ook tegen de lokale traditionele bestuurders die het belang van het eigen volk te weinig zagen of zelfs verwaarloosden.
Na de kritische jaren zestig vertonen de jaren zeventig een terugval naar de ‘Heimatliteratuur’ vol van Arubaans nationalisme en chauvinisme. We zien in deze jaren een duidelijk verschil ontstaan tussen auteurs die in het buitenland gestudeerd hebben en degenen die op hun eiland bleven. De laatsten schrijven over Aruba’s natuurlijke pracht als daar zijn de Hooiberg, de Natural Bridge, de zee, de watapana en de zonsondergangen. Het multilinguale wordt vervangen door het monolinguale Papiamentu. Eenvoudige tijdschriften als Chuchubi (1974-1976), Brindis (1974-1976) gaven uiting aan deze gevoelens en ontwikkelingen. We komen Digna Laclé, Nena Vrolijk, Jossy Mansur, Julio Maduro van Aruba, en J.C. Provence, Carlos A. Nicolaas en Cecilia Everts van Bonaire tegen. De grootste aandacht ging uit naar het eigen eiland, het (veronderstelde) Indiaanse verleden en zijn erfenis voor het hedendaagse leven.
Na Brindis zien we nog Taray (1977-1981), Amistad (1978-1983) en Boulevard (1978-1983). Samen tonen ze het zich ontwikkelend bewustzijn van een eigen politieke bestemming, los van Curaçao. Maar cultureel gezien begrensd en chauvinistisch onkritisch – de naam van het laatstgenoemde blad is helaas een voorteken.
In schrille tegenstelling tot deze ontwikkeling zien we kritische poëzie van Arubaanse studenten in Nederland in Kontakto Antiyano (1968-1979), zoals bijvoorbeeld Frank Booi en Cyril Berkel. In Aruba zelf verscheen het zeer kritische orgaan van de onderwijsbond SIMAR: Skol y Komunidat, dat allereerst de kritische traditie van de jaren zestig voortzet en daarbij ook enig cultureel nieuws opneemt.
[wordt vervolgd: klik hier voor deel 10]