blog | werkgroep caraïbische letteren

Balans: Arubaans letterkundig leven (8)

door Wim Rutgers

01.5 H.E. Lampe: Aruba vóór en ná de komst van de Lago
De literatuur van Aruba is relatief jong. Hoewel we weten dat er ook vroeger wel geschreven werd, met enige regelmaat gepubliceerd is er pas sedert de tweede eeuwhelft. Maar schrijven betekende tóen en trouwens ook nú nog niet automatisch publicatie.
In het verleden beschreven geestelijken de geschiedenis van diverse parochies.Tot de eerste afzonderlijk gepubliceerde Arubaanse boekwerken behoren een aantal memoires die teruggrijpen naar het Aruba van rond de eeuwwisseling en die demonstreren hoe Aruba met de komst van de olieraffinaderijen grote veranderingen heeft ondergaan.

 

lago raffinaderij

De “Aruba”, een heimachine op drijvend ponton, tijdens havenwerkzaamheden bij de raffinaderij van de Lago Oil and Transport Company. Foto Fischer, 3-1-1950.

In 1932 publiceerde H.E. Lampe (1884-1953) zijn bekend geworden memoires Aruba, voorheen en thans. Onderwijzeres Laura Wernet-Paskel (1911-1962) schreef in 1944 Ons eilandje Aruba, waarin ze haar herinneringen aan het Aruba van haar jeugd vastlegde. Ook W.F.M. Lampe (1896-1973) zou zich in het Nederlands In de schaduw van de gouverneurs (1968) en Buiten de schaduw van de gouverneurs (1971) aan zijn mémoires wijden. Van J.K.Z. Lampe (1851-1955) verschenen postuum in 1956 de door zijn broer verzamelde Gedichten, ook al in het Nederlands. Deze gedichten zijn geheel in de vergetelheid geraakt en in feite is dat ook niet erg, want voor moderne tijden en maatstaven is de literaire waarde van deze gelegenheidspoëzie niet wezenlijk. Na de verwezenlijking van de status aparte verschenen er opnieuw enkele memoires die de periode rond de Tweede Wereldoorlog behandelen. Alle combineren ze de historie van hun land met persoonlijke herinnering.

De Arubaanse literatuur kent dus drie fasen waarin mémoires een visie geven op de ontwikkeling van het eiland: in de jaren dertig en veertig met herinneringen aan de tijd vóór en ná de komst van de Lago olieraffinaderij, de periode waarin de gedachte aan de afscheiding van Curaçao zijn wortels vindt en tenslotte de tijd na de verwezenlijking van de status aparte waarin het eiland een stormachtige ontwikkeling in met name het toerisme zal doormaken. De drie fasen komen hierna achtereenvolgens aan de orde.

H.E. Lampe
Frantz Fanon beschreef in Peau noire, masques blancs (1952) hoe de in de kolonie opgegroeide, die zich zó met huid en haar met het moederland identificeert, met de cultuur en taal daarvan, dat hij totaal ‘vervreemd’ raakt van het eigene.
De Arubaan H.E. Lampe (1884-1953) is vanuit deze gedachten een heel interessante figuur. Hij bekleedde als ‘zaakwaarnemer’ een belangrijke functie, maar is voor ons in de eerste plaats interessant wegens zijn muzikale en literaire bezigheden. Hij was dirigent, verdienstelijk pianist en bekend organist van de Protestantse kerk.
In zijn tijd was hij iemand die de in de kolonie opgelegde ‘holandisashon’ had verinnerlijkt, was hij spreekbuis van de Arubaan die op de grens van de oude agrarische en nieuwe industriële tijd zich bewust werd van de waarde van zijn eiland en zijn eigen cultuur en was hij vroege woordvoerder van de separacion-idee; vanuit moderner gezichtspunt kan hij als voorloper van de moderne migrant, die in twee culturen volkomen thuis is, gezien worden. Lampe schreef oorspronkelijke poëzie en creatief proza in het Nederlands en vertaalde talrijke kerkelijke liederen vanuit het Spaans en Engels in het Papiamento. Hij publiceerde over twee werelden die hem beide sterk bezighielden: zijn geboorte-eiland en het verre moederland.

aruba windmolen

 

Holandisashon
Na eeuwenlange culturele verwaarlozing nam de koloniale regering rond de eeuwwisseling als een ‘morele plicht’ de vernederlandsing van de Antillen op zich: het Algemeen Nederlands Verbond werd opgericht, de A.N.V.-bibliotheken werden voorzien van Nederlandse boeken, tournees van Nederlandse toneelgezelschappen werden moreel en financieel gesteund, Nederlandse (parlementaire) deskundigen kwamen poolshoogte nemen en schreven hun rapporten over de ‘noodlijdende kolonie’ die ‘ontwikkeld’ diende te worden volgens westerse modellen. Na de komst van de olieraffinaderijen nam deze holandisashon nog in versterkte mate toe, gesteund door het culturele superioriteitsbesef van de uitgezonden stafmedewerkers. Toch was het een van boven af opgelegd idee, dat op Curaçao, waar het gouvernement zetelde, het sterkste was, maar ook daar niet meer dan vernis werd. Op Aruba was deze geforceerde Nederlandse invloed veel geringer, aan de Engelstalige Bovenwinden ging ze nagenoeg voorbij.
Na de eeuwwisseling was de verhouding met grote buurman Venezuela uiterst problematisch, wat een teruglopende invloed van de Spaanse taal tot gevolg had, in elk geval in de literatuur. In het moderne industriële tijdperk werd het Nederlands als de mogelijkheid gezien om tot een menswaardig economisch bestaansminimum te komen: voor een betrekking bij de Overheid, het onderwijs, de Shell, of als bediende bij Shell-employés was de beheersing van het Nederlands voorwaarde. Zo’n politiek-economische ontwikkeling van buitenaf heeft natuurlijk enige invloed op de taalkeuze. Maar in een aantal personen was de vernederlandsing geheel verinnerlijkt, kennelijk ook in de Arubaan H.E. Lampe.

Aruba bevond zich na de komst en vestiging van de Lago in de tweede helft van de jaren twintig in een stroomversnelling. De schok van de overgang van de oude bezadigdheid naar de nieuwe bedrijvigheid was groot. In die tijd schreef H.E. Lampe zijn Aruba voorheen en thans (1932), dat in het gebruik van de Nederlandse taal en inhoudelijk deze verinnerlijking van de holandisashon vertoonde. die niet alleen van buitenaf koloniaal werd opgelegd, maar door hem in ‘dicht en ondicht’ persoonlijk was doorleefd.
In zijn ‘onvermomd exposé’ uitte hij de blijdschap dat het oude, in zijn ogen arme en primitieve, Aruba door de komst van Lago- en Arend-raffinaderijen gelukkig plaats had gemaakt voor een moderne en welvarende eilandelijke gemeenschap, al ging dat enigszins ten koste van de gemoedelijke sfeer, zeker in de crisisjaren rond 1930. Hij toonde tevens de schriftuurlijke variant van de Arubaanse separacion-beweging, de politieke stroming die ‘los van Curaçao’ rechtstreekse banden met het moederland wenste, die juist deze jaren door Henny Eman Sr. krachtig werd. Het zich ontwikkelende eiland wilde niet meer in alles van het grote zustereiland afhankelijk zijn en op eigen benen staan.
Hoewel Lampe zijn veelal op persoonlijke ervaringen gefundeerde historische schets in het Nederlands schreef, was zijn boekje wel degelijk voor de Arubanen zelf bedoeld. De veronderstelde opbrengst van het geschrift bestemde Lampe voor een noodzakelijke grondige opknapbeurt van het oude Protestantse kerkje in Oranjestad. waarvan hij jarenlang organist was. Daarom het hij dan ook de gehele oplage van zijn in Nederland gedrukte boekje naar zijn eiland komen. Het verkocht bijzonder goed en was al na enkele weken nauwelijks meer te verkrijgen, waarmee ‘de vurige wensch van den schrijver’ om het hoekje in ieder Arubaans huisgezin te zien dus inderdaad vervuld werd.

 

westindische gids

B. de Gaay Fortman (West-Indische Gids XV, 1933-1934: 171-172) kon niet erg enthousiast zijn over de Arubaanse uitgave en hij uitte zijn kritiek dan ook onverbloemd: ‘Achterlijk was Aruba, nog maar 35 jaar geleden, zegt de schrijver zelfs, maar geluk en tevredenheid schijnen ermee verloren te zijn gegaan.’ Voorts klaagde De Gaay Fortman over het Nederlandse-taalgebruik, de zwakke compositie en de beschrijving van de recente ‘affaire’ van de Venezolaanse rebel Urbina die de Curaçaose gouverneur gegijzeld had meegevoerd naar het buurland en daarmee de zwakheid van de Curaçaose verdediging pijnlijk had aangetoond:

Het komt mij onbegrijpelijk voor, dat de schrijver zijn handschrift niet op het Nederlandsch heeft laten nazien; het zou er slechts bij hebben kunnen winnen. En in de tweede plaats ontsieren des schrijvers uitstapjes buiten zijn onderwerp het geheel. (…) Het kreupelrijm over de hoogst ernstige gebeurtenis van 8 Juni 1929 op Curaçao is beneden peil.

Maar recensent M.L. was in de Amigoe (20-1-34) veel positiever over Lampe’s beschrijving:

Een gezellig en een gemoedelijk boekje over Aruba van den Heer H. Lampe. Het geeft een verrassende kijk op het verschil tusschen Aruba van dertig jaar geleden en nu, een verschil zoo groot dat het bijna ongeloofelijk is, voor hem die het niet van nabij heeft meegemaakt.

In 1934, het jaar van de feestelijke herdenking van drie eeuwen Nederlandse kolonisatie, publiceerde Lampe in lyrische bewoordingen, geheel in de trant van de in die jaren populaire mixture van feitelijk almanakachtige en persoonlijke beschrijvingen van land en volk, een boekje onder de wijdlopige titel: Mijn indrukken van Curaçao; de parel der Caraïbische wateren. geschreven ter gelegenheid van de viering van her 300-jarig verband tusschen Curaçao-Nederland (Curaçao: Tip. Electrica Suárez — Zalm & Co. Juni 1934). De uitgave getuigt van een relatief onafhankelijkheidsbesef, omdat het naast de officiële prestigieuze Nederlandse gedenkbundel uitkwam, als een persoonlijk initiatief.
Lampe kiest in zijn weergave het perspectief van de buitenstaander, van de reiziger die aankomt en beschrijft wat de binnenvarende passagier het eerst ziet, de stadswijken, de belangrijkste gebouwen, enzovoorts. Hij was daarmee tijdgenoot van John de Pool, J.C Waymouth en J. Kruythoff die de mode van de mémoires en de eiland-gidsen mede gestalte gaven.
Lampe kiest in zijn beschrijving van Aruba en Curaçao zonder aarzelen voor de economische vooruitgang van industrie en handel, niet voor de nostalgie zoals John de Pool in diens Del Curaçao que se va (1935) en zoals die veel later door zijn broer W.E.M. Lampe ‘in’ en ‘buiten de schaduw van de gouverneurs’ bedreven zou worden.

 

John de Pool

John de Pool. Portret van Nicolaas Porter

H.E. Lampe was een dichter die geen gelegenheid voorbij liet gaan om zijn aanhankelijkheid aan moederland en vorstenhuis te tonen. In dat opzicht betoonde hij zich een getrouw A.N.V.-lid. Het Neerlandia-’Aruba-nummer’ van december 1911 vermeldt dan ook zijn naam. In Neerlandia publiceerde hij onder meer over jubilea van de Oranjes, over de kolonisatie en de komst en het scheiden van enkele gouverneurs, over de kerstvlucht van de Snip en het neerstorten van de Leeuwerik. Bij het A.N.V.-bestuur vielen zijn activiteiten in goede aarde: ‘Wij vermelden nog gaarne, dat de heer H.E. Lampe, die reeds zoo vaak blijk gaf van zijn warme liefde voor Nederland en zijn Vorstenhuis, ook nu weer in dicht en ondicht het zijne been bijgedragen tot de feestviering.’ (Neerlandia 1934: 138)

Van den heer H.E. Lampe te Oranjestad op Aruba ontvingen wij verschillende afschriften van ontboezemingen in gebonden stijl, waarin hij uiting geeft aan zijn vaderlandslievende gevoelens en zijn vereering voor ons Vorstenhuis. Op nationale feestdagen is hij in de West-Indische pers trouw op zijn post met een huldevers. Ook bij het vertrek van den Gouvermeur Van Slobbe en de aankomst van diens opvolger, Gouverneur Wouters, handhaafde hij die gewoonte, waarmee hij ‘t zijne weer bijdroeg om den band tusschen Nederland en zijn West-Indisch overzeesch gebied te versterken. (Neerlandia 1936: 205)

Maar Lampe liet het niet bij deze vaderlands-koloniale lyriek. Naast de verheerlijking van het Nederlandse moederland had hij een open nog voor zijn Arubaanse vaderland. Hij schreef incidenteel ook godsdienstige gedichten, zoals ‘Het vijfde gebod’, en hij was zeer actief als vertaler in het Papiamento van talrijke canticanan di evangelio uit een Engels hymnbook. Zijn vrouw, Ida Croes, had zitting in de door Ds. G.J. Eybers ingestelde vertaalgroep van het Nieuwe Testament. In de West-Indische Gids publiceerde hij over de betekenis van het woordje ‘Shi’ in ‘Shi Maria’, de echtgenote van de populaire Compa Nanzi.

H.E. Lampe was vóór de vestiging van de Lago als zovele van zijn eilandgenoten een aantal jaren op Cuba. Hij bekleedde er de aanzienlijke functie van gouvernementssecretaris. In de vrije tijd ontplooide hij zijn muzikale gaven als dirigent van een nationaal bekend muziekgezelschap. Hij was dus degelijk in de Spaanse wereld geïntegreerd, maar vanuit ‘de verre binnenlanden’ van het grote suikereiland schreef hij in augustus 1923 ter gelegenheid van het regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina aan de Neerlandia-redactie van het Algemeen Nederlands Verbond: ‘Op school werd mijn liefde voor Nederland door het herhaaldelijk zingen van de schoone Vaderlandsche liederen. het luisteren naar boeiende verhalen uit Hollands onafhankelijkheidsoorlogen, grepen uit het leven van onze dappere helden in den ouden tijd, als Piet Hein, de Ruyter e.a. steeds wakker gehouden. Volgens mij was er geen ander land op gansch de wereld, dat zoo machtig was als Holland, geen den dat er mee kon wedijveren in dapperheid. of het kon evenaren in schoonheid, noch in roem. noch in sterkte. Dat zat vast in mijn kinderkop en werd dag aan dag onder de lessen meer en meer versterkt. Ik wil hiermede laten zien dat het van het grootste belang en zeer noodzakelijk is op deze wijze het Vaderlandsch gevoel warm en levend te houden in de gemoederen van onze jonge kinderen. Nu, na 25 lange jaren, na veel wederwaardigheden, en den laatsten tijd vooral in den vreemde vertoevende, denk ik met een dankbaar gevoel aan die heerlijke, vervlogen tijden van mijn kindsheid en klopt mijn hart met dezelfde groote liefde als toen voor alles wat mijn geliefde Moederland aangaat.’ (H.E. Lampe: Neerlandia 1923: 134)

 

dushi
H.E. Lampe schreef in diverse toonaarden en bij verscheidene gelegenheden de gedachte ‘Ere, roem en dank gewijd aan het geliefde Moederland. Nu wij tesaam gedenken het heug’lijk feit van d’eenheidsband!’ neer. Maar een ‘makamba preto’, de gekoloniseerde die ‘zijn eigen dingen’ minachtend afwijst en kritiekloos het moederland als superieur omarmt, zoals Fanon die in een negatief licht zo scherp als de tropenzon aantoonde. was Lampe zeker niet: hij zag de waarde van het eigen eiland en toonde tegelijkertijd zijn verbondenheid met de wereld daarbuiten. Zijn Aruba voorheen en thans is zijn liefdesbetuiging voor zijn eiland dat sedert de komst van de ‘olie’ internationaal meetelt. Hij schrijft bovendien voor zijn eigen mensen, niet om in het moederland erkend te worden. Hij schrijft zowel over Nederlandse vorsten en gouverneurs, als over het eigene. Hij was volkomen thuis op twee fronten.
Hoewel van dichterlijke familie – J.K.Z. Lampe en W.EM. Lampe waren zijn broers — was H.E. Lampe geen groot versificateur. Zijn poëzie komt vaak niet boven het niveau van gerijmel uit. Maar zijn prozastijl is zonder meer aangenaam, hoewel enigszins retorisch. Als traditioneel stilist hanteert hij een enigszins plechtige spreekstijl. Hij schrijft charmant als een echte verteller. Voor puur geschreven taal is zijn werk compositorisch (te) zwak, want hij springt onbekommerd van de hak op de tak en komt bovendien geregeld terug op iets wat hij al eerder behandeld heeft.
We kunnen H.E. Lampe beschouwen als een koloniale assimilant, maar ik denk dat we hem dan geen volledig recht doen. Want hij bezat naast alle aanpassing wel degelijk zijn geestelijke onafhankelijkheid. Ik wil hem liever zien als een vroege voorloper van de moderne multiculturele migrant van de geest. Lampe is nooit in Nederland geweest, maar hij kende het land en de cultuur van het moederland als persoonlijk doorleefd, terwijl hij tegelijkertijd zijn eigen land bestudeerde en liefdevol beschreef. We kunnen dit soort auteurs afwijzen, maar het lijkt me verstandiger te erkennen dat ze een kennelijk onvermijdelijke maar ook belangrijke historische fase vertegenwoordigen.

 

[wordt vervolgd, voor deel 9 klik hier]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter