blog | werkgroep caraïbische letteren

Balans: Arubaans letterkundig leven (28)

door Wim Rutgers

04.7. Beeldende kunst en literatuur

In de relatie tussen woord en beeld kunnen we het onderscheid maken tussen de dichter die eigen werk illustreert en de illustrator van het poëtische werk van anderen. Literatuur kan zo heel goed samengaan met tekening of schilderkunst. Er zijn dichters die daarnaast ook wel tekenen en schilderen en er zijn tekenaars en schilders die ook dichten. Van het laatste, schilders die tegelijkertijd dichters zijn, treden enkele Arubaanse kunstenaars op de voorgrond: Osaira Muyale, Giolina Henriquez en Belinda de Veer.

Osaira Muyale

Werk van Osairea Muyale: Paardenbaai – Crossing Oceans

Een andere vorm van de integratie van beeld en poëzie is dat van de visuele poëzie, waarin een gedicht in zijn uiterlijk een visuele voorstelling vormt; de wijze waarop een gedicht is afgedrukt geeft door de vorm de betekenis ervan weer. Een mooi voorbeeld daarvan is het omslag van de dunne bundel Habri bo hala hancho, geschreven en getekend door Frank L. Croes.
Osaira Muyale (Aruba 1964) liet een expositie van beeldende kunst vergezeld gaan van een aantal door haar geschreven gedichten in The Mystery of the Soul (1995). Het boek draagt weliswaar een Engelse titel maar bevat enkele gedichten in het Nederlands en Papiamento.

 

Angiolina Henriquez

Angiolina Henriquez

Giolina Henriquez
Literatuur biedt een zelfstandige wereld in woorden. Het literaire woord staat op zichzelf en is zichzelf genoeg, maar zoekt soms vrijwillig aansluiting bij het muzikale of het picturale. Woorden voegen zich samen met klanken als ze, al dan niet vergezeld met muzikale omlijsting, worden voorgedragen. Daar waar een poëziebundel geïllustreerd wordt, sluit het dichterlijke woord aan bij de beeldende kunst. In de bundel Hala di berdad / Wings of truth (1998) gaan woord en beeld samen, al vindt hier het omgekeerde plaats. Hier functioneren de schilderijen immers op zich en zijn het de woorden die de beelden illustreren.
De schilderijen zijn in rechthoeken en diagonale symmetrieën gevangen kleuren, vormen en betekenissen, die door deze begrenzing geen onbelemmerde vlucht kunnen nemen, maar die slechts binnen het vooraf geschapen kader de hun toegewezen ruimte krijgen en daarin functioneren. Ook de gedichten kenmerken zich door een dergelijke vrijheid in gebondenheid.
Het woord ‘vlucht’ heeft een dubbele betekenis omdat het zowel de connotaties ‘vliegen’ als ‘vluchten’ in zich draagt. Poëzie is expressie van het essentieel eigene en communicatie met de buitenwereld, het luisteren naar het eigen innerlijk en het spreken met de medemens. Giolina’s gedichten zijn verwoording van het Zelf en de Ander, ze zijn beslotenheid van het eigen wezen en handreiking naar de buitenwereld om contact. Ze verwoorden directe gevoelens of volgen omwegen waar met behulp van metaforen de emotie wordt verbeeld en geobjectiveerd.
De zoektocht van de kunstenaar naar eigen innerlijk en maatschappelijke positie roept op haar beurt een zoektocht van de lezer op. Als in een spiegelproces wordt de lezer de andere kant van de schrijver, door de gezonden boodschap actief te decoderen en creatief een eigen zin te geven, door het gedicht intellectueel en cerebraal maar eveneens emotioneel met hart en ziel als toegeëigend te incorporeren.
Giolina Henriquez leidt de lezer binnen in haar wereld in woorden die structuur krijgt door enkele dominante stijlverschijnselen als repetitio en enumeratio met behulp van minimale variaties. Ze speelt een dubbel woordspel in die zin dat ze gebruik maakt van dubbele woordbetekenissen, en in de vorm van een spel met de klank- en ritmische eigenschappen van de woorden. Dit procédé geeft haar poëzie een zo dwingend karakter, dat haar woorden werken als de bezwering van ideeën. Behoedzaam maar dwingend en onontkoombaar omcirkelen haar woorden een uitgekristalliseerde levensfilosofie.
Het gedicht ‘Berdad scondi / Hidden truth’ dat als het twaalfde gedicht centraal staat in de bundel, is een goede illustratie. Hierin vinden we zowel de inhoudelijke vraagstelling: ‘Who am I? Who do I think I am? Who am I to think that I am?’ als de genoemde stijlkenmerken terug. Het gedicht is als een litanie, niet van oppervlakkig retorische, maar existentiële vragen. Zoals de hele bundel Hala di berdad / Wings of truth een geestelijke queeste is, een spirituele zoektocht in zijn vlucht naar waarheid.

 

Op vleugels van de waarheid
In oktober 1996 was er in Cas di Cultura een tentoonstelling te zien van de Arubaanse kunstenares Giolina Henriquez, waarbij onder de titel ‘Wings of truth’ ruim dertig schilderijen geëxposeerd werden. De bij de tentoonstelling horende catalogus bevatte de gebruikelijke gegevens over kunstenaar en werk, vergezeld van reproducties. Maar in die catalogus waren ook – en dat is minder gebruikelijk – een elftal gedichten opgenomen, geschreven door Giolina Henriquez zelf.
In 1998 verscheen onder dezelfde titel Hala di berdad / Wings of truth een uitbreiding van deze catalogus van 1996, met opnieuw reproducties, maar ook en vooral niet minder dan 23 gedichten die bij de schilderijen horen. De ‘oorspronkelijke’ gedichten komen in deze bundel in bewerkte vorm voor, wat de mogelijkheid biedt de dichteres op haar eerste poëtische paden te volgen. De meeste gedichten verschijnen nu voor het eerst.
Beeld en woord zijn in Hala di berdad / Wings op truth nauw verbonden. Het prachtige, in vierkant formaat uitgevoerde boek werd gedateerd op december 1999 maar is pas sinds kort beschikbaar – een voorbeeld hoe moeizaam de ontstaansgeschiedenis van een dergelijk technisch veeleisend boek bij ons steeds weer is.
De bundel is consequent tweetalig met links de Papiamentotekst en rechts de Engelse. Giolina is meertalig en schrijft in twee talen. Ze heeft zelf haar gedichten vertaald en soms enigszins vrij hertaald. De kwaliteit van deze bundel maakt de geringe kwantiteit aan publicaties van de laatste tijd gelukkig weer goed.

Hala di berdad / Wings of truth is Giolina Henriquez’ eerste echte poëziebundel, waarin dicht- en schilderkunst harmonisch samengaan. De ondertitel, ‘Un preludio pa un neofito / a prelude to the neophyte’, is op het eerste gezicht misschien wat duister, maar maakt de inhoud bij nadere beschouwing helder. Een prelude is volgens het woordenboek een voorspel, een inleiding, een korte improvisatie die de uitvoering van een zangstuk, voornamelijk een kerkelijk gezang, of enig ander muziekstuk, voorafgaat. Een neofiet is in het algemeen een nieuweling of een nieuwkomer, maar ook een nieuw gedoopte of een nieuw bekeerde, een persoon die pas in een monnikenorde is opgenomen of pas tot priester is gewijd, een nieuw lidmaat der gemeente. In beide begrippen zit het nieuwe en merkwaardigerwijs een religieuze connotatie.
Giolina Henriquez blijkt met haar debuut een vertegenwoordigster van de jongere Arubaanse dichters die zich van de traditionele voordrachtspoëzie afwenden en geconcentreerde poëzie produceren die om herhaalde lezing en nauwkeurige interpretatie vraagt. Met haar nogal hermetische gedichten onderneemt Giolina een zoektocht naar de waarheid. Welke waarheid? Eigenlijk niet minder dan die van het persoonlijke en sociale leven zelf, die uiteindelijk alleen maar in jezelf te vinden blijkt te zijn. Al in het eerste gedicht dat ook het titelgedicht van de bundel is, blijkt het dat de ik-figuur zich eerder van de mensen verwijdert dan er contact mee zoekt. De vleugels zijn voertuig van een vlucht in de dubbele betekenis van vliegen en vluchten.
Dualismen als vrijheid en gebondenheid, eenzaamheid en contact, optimisme en melancholie, werkelijkheid en fantasie, vervulling en teleurstelling markeren de weg waarlangs de waarheid wordt gezocht. Het contact met mensen in het algemeen blijkt moeizaam, door geroddel bijvoorbeeld, zoals blijkt uit het begin van ‘Arma social / Social weapon’: “El a bisa cu nos a bisa / cu nan a haña sa. // He said that we said / that they found out.”
Wordt de waarheid niet bij anderen in het sociale contact gevonden, ook in specifieke contacten als met een geliefde blijkt het moeilijk de twee-eenheid tot onverbrekelijke eenheid te smeden. In ‘Eufemismo social / Social euphemerism’ staat er weliswaar in de tweede strofe:

Mescos bo mi ta un mita.
Sin bo mi ta un mita.
Sin bo mi ta mita menos .
Cu bo mi ta mita mas.

Like you I am just half.
Without you I am half.
Without you I am half less
With your half I make half more.

Maar de relatie bestendigt niet en het einde van de zoektocht naar de waarheid ligt uitsluitend in jezelf: ken jezelf, of zoals de slotregels van de bundel luiden: “Y mi ta gradici / cu mi alma no tawata ciego. // And I was grateful / for my soul wasnt blind.” Dat is wat rest: de mislukking eerlijk onder ogen zien. En de kunst is daarbij middel. Zij geeft ‘vleugels’ aan de persoonlijke waarheid. In het theoretiserende ‘Rais di berdad’ vat een nogal ingewikkelde zin dat als volgt samen: “Arte ta e funcion di un declaracion haci / pa teoretisa idea. // Art is the function of a statement made to theorize ideas.” Kunst is voor Giolina Henriquez in de eerste plaats expressie van zichzelf en pas daarna een communicatiemogelijkheid met het publiek.
Giolina Henriquez geeft aan haar persoonlijke wereld van gevoelens en ideeën vorm met verzen die balanceren tussen de vrijheid van hun parlando vertelwijze en de vormgebondenheid door middel van talrijke herhalingen van klanken, woorden en zinselementen. Deze zorgen ook voor een zeker ritme in de totale bundel omdat woorden als waarheid en liefde steeds weer terugkeren, waardoor de gedichten ook onderling naar elkaar verwijzen. Een belangrijk debuut!

Belinda de Veer

Belinda de Veer

Belinda de Veer
Belinda de Veer schildert en dicht door woord en beeld niet alleen náást elkaar te plaatsen maar door het woord van tijd tot tijd ín haar schilderstukken te integreren, door teksten op het doek zélf te schrijven. Zo maken teksten integraal onderdeel uit van schilderijen en wordt de grens tussen schilderkunst en woordkunst opgeheven.
De schilderijen van Belinda de Veer kenmerken zich door een dwingende herhaling en daardoor versterking van steeds weer het hameren op hetzelfde aambeeld. Datzelfde kenmerkt haar gedichten die niet alleen inhoudelijk maar in die zin ook vormelijk sterk met haar schilderstukken overeenkomen. De herhaling zien we in het herhalen van hetzelfde onderwerp in verschillende gedichten, maar ook in de stijlverschijnselen herhaling en variatie in een en hetzelfde gedicht dat daardoor inhoudelijk een dwingend karakter meekrijgt, zoals in ‘Mi storia’ uit de tentoonstellingscatalogus van ‘E Hofi di Rosa’.

Ora
E’la puntrami
pa mi skibi mi storia
m’a puntr’e
si e ta kere
cu mi tin
mi tin pa ken
mi tin pa kon
mi tin pakiko
mi tin di unda
pakiko lo mi tin
di kiko
pa ken
di kon

Het schilderij ‘Dori Mako’ bevat de tekst van het gelijknamige orale gedicht ‘Mako mako dori, si mi muri ken ta derami? / Ami ami ami / Mako mako dori, si mi muri ken ta yorami? / Ami ami ami. (‘Kikvors, lieve kikvors, als ik sterf wie zal mij begraven? / Ikke ikke ik / Kikvors lieve kikvors, als ik sterf wie zal om mij wenen? / Ikke ikke ik.’) Cola Debrot gaf deze oude rijmregels in zijn literatuurgeschiedenis weer op gezag van de Duitse geoloog K. Martin die tegen het einde van de negentiende eeuw Aruba bezocht en dit waarschijnlijk oudste Arubaanse gedichtje hoorde van een bejaarde vrouw. Hij beschouwde het rijm als resten van ‘een primitieve orale literatuur’, zonder daarover veel bijzonderheden te kunnen geven. Cola Debrot interpreteerde het gedicht echter als een mogelijke bezweringsformule.

Belinda de Veer ‘schrijft’ dit oude Arubaanse gedicht ‘over’ in een van haar schilderijen, maar veroorlooft zich daarbij twee interessante vrijheden, ten eerste door de woorden enigszins te veranderen (‘ta’ wordt ‘bijvoorbeeld ‘lo’ en ‘si wordt ‘dia’) en vervolgens vooral door het bestaande gedicht een open einde te verschaffen. In een bij het schilderstuk horend gedicht luidt het nog gewoon: Dori Mako dia mi nace kende lo bai wardami? Dori Mako dia mi muri kende ta bai derami? Maar de tekst in het schilderij zélf varieert hier op door en creëert daarmee een interessant open einde en op die manier een nieuw perspectief.

dori mako dia mi nace
kende lo bai wardami
dori mako
dia mi
muri kende ta
bai derami dori mako
dia mi nace kende ta bai

De dichterlijke vorm van een zandloper door middel van de verslengte doet direct al aan de verglijdende tijd denken. Levenseinde wordt levensbegin want de centrale doodsgedachte van het oorspronkelijke oude Arubaanse gedicht wordt geflankeerd door, in tegenstelling tot die doodsgedachte, juist twee keer aandacht voor de geboorte te vragen. Ten tweede krijgt het gedicht geen syntactisch einde want de laatste zin is niet af – of zou buiten het schilderij moeten worden voortgezet. Het leven is geen aflopende zaak want de herhaling van het beginvers aan het einde van het gedicht suggereert immers juist dat het leven dóórgaat. Vanuit deze benadering kan nu de interpretatie van de beeldende elementen van het schilderij volgen: de afgebeelde carco zijn omwonden met (prikkel)draad. De kunsthistoricus kan vervolgens de kleursymboliek van het schilderij met bruin en blauw interpreteren vanuit de tentoonstellingstitel ‘Human – nature’.
Dit is één voorbeeld uit een serie mogelijkheden die het werk van Belinda de Veer biedt. Een ander duidelijk voorbeeld vormt het gedicht-schilderij over Cha Tiger. Analyse en interpretatie van deze schilderkunst kan niet meer geïsoleerd door een literaire criticus of een kunstcriticus plaatsvinden maar vergt integratie van beide disciplines.

De gedichten van Belinda de Veer zijn daarnaast natuurlijk ook zonder bijgaand schilderstuk te interpreteren. Ze kan met eenvoudige woorden veel zeggen zoals in het korte gedicht ‘Creacion uni’ dat een wel zeer actueel thema verwoordt in de tegenwoordig ideologisch zo verdeelde wereld.

Na cruzada
Di Oost y West
Tin un lotus
Y un rosa
Brazá cu amor
Separá pa odio
Uni den Creación.

Dit gedicht over interculturaliteit kan met zijn beelden van lotus en roos gemakkelijk geïnterpreteerd worden, maar het is daarnaast interessant na te gaan hoe juist door het samengaan van woord en beeld een meerwaarde ontstaat.
De combinatie van de woordkunst met andere kunstvormen als muziek en beeldende kunst biedt een mogelijkheid de literatuur uit haar relatieve isolement te bevrijden en haar wat meer van de haar toekomende aandacht te geven.

[wordt vervolgd, voor deel 29 klik hier]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter