blog | werkgroep caraïbische letteren

Balans: Arubaans letterkundig leven (22)

door Wim Rutgers

04.4 Proza: vertellingen en verhalen

Hoewel het proza de laatste tijd in opkomst is, blijft de poëzie vooralsnog met meest populaire genre: gedichten zijn beknopt en laten zich bovendien gemakkelijker voordragen dan het voorlezen van relatief lange verhalen. Van het proza dat verschijnt is de vertelling die nog sterk in de orale traditie staat op zijn beurt weer populairder dan de dikke romans.

De spanningsboog in een kortverhaal is korter en moet daarom ook strakker zijn, maar een geringer aantal personages maakt de enorme concentratie over een lange periode die een roman nu eenmaal vergt, weer eenvoudiger. Een reden zal ook wel een financiële zijn omdat veel werk in eigen beheer en op eigen kosten gepubliceerd wordt: een dunne verhalenbundel vergt niet zo’n grote investering als een dikke roman. Het proza van het eiland – uiteraard met enkele uitzonderingen – kent voorlopig meer verhalenvertellers dan romanschrijvers.
Onder hen zijn er echte talenten maar ook degenen die weliswaar schrijven omdat ze daar plezier in hebben maar niet tot opmerkelijke resultaten komen met hun werk, ook al omdat ze door de publicatie in eigen beheer overgeleverd zijn aan hun eigen kritische vermogen zonder inhoudelijke en taalkundige begeleiding van een redacteur en uitgever.

Yolanda Croes

Yolanda Croes

 

Yolanda Croes: literaire non-fictie

Naast de literatuur als fictie wordt ook wel eens de literatuur als factie geplaatst, die ook wel als literaire non-fictie wordt aangeduid of – in navolging van het docudrama – als docu-story: verhalen die gebaseerd zijn op ware gebeurtenissen waarin het vertellend element de wijze van presentatie bepaalt. Historische gebeurtenissen zijn daarbij uitgangspunt voor een verteld verhaal. Dergelijke verhalen hebben kenmerken van zowel journalistieke reportages als van fictieve verhaalelementen.
Yolanda Croes (Aruba 1948) is van dit subgenre een bekend en illustratief voorbeeld met haar inmiddels vier verhalen Acompaña pa un angel; Un tragedia di buelo 2000; Un novela basa riba acontecimentonan real (1998), Perdi riba Lama; Aventuranan saca for di bida real (1999), Unda bo ta mami; un storia real (2001), en E fucu di e Piedra Pretonan; Mi amiga Paulina; Un storia real (2015). Nadrukkelijk wordt bij iedere uitgave vermeld dat het verhaal om een ‘storia real’ – een ware gebeurtenis – handelt die algemeen bekend uit de media of die aan haar als waar gebeurd is verteld door personen die de gebeurtenissen zelf hebben beleefd. Yolanda Croes vertelt verhalen van en over gewone mensen op een manier die grote betrokkenheid van haar bij het beschreven onderwerp verwoorden. In de vier publicaties tot nu toe kan een ontwikkeling geconstateerd worden van vooral weergave van uiterlijke handeling, die gericht is op de uiterlijke gebeurtenissen, naar een meer op persoonlijke karakterbeschrijving gerichte vertelwijze. Het oeuvre verinnerlijkt zich gaandeweg de schrijfervaring. Vanuit verhaalperspectief is haar laatste roman de beste tot nu toe.

 

Croes Yolanda

The Curse of the Black Stones: My Friend Paulina; Kindle Edition, by Yolanda Croes

Acompaña pa un angel
Op 13 maart 1996 verongelukte op het Venezolaanse schiereiland Paraguaná een toestel van Avia Air waarbij alle zeven inzittenden en de piloot om het leven kwamen. Yolanda Croes heeft er een reportage aan gewijd, die ze op het kaft nadrukkelijk als roman (novela) aanduidt. In het begin is Acompaña pa un angel; e tragedia di buelo 2000 inderdaad verhalend waarbij alle bij het ongeluk betrokkenen een hoofdstuk krijgen, waarin retrospectief hun leven, gedachten en gevoelens uitgebreid beschreven worden tot aan het moment dat de fatale vlucht begint. Maar gaandeweg krijgt de nadrukkelijk als ‘novela basa riba acontecimentonan real’ [roman gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen] steeds meer het karakter van een journalistieke reportage, zoals aan het einde met het soms letterlijk weergegeven verslag van de verhoren door de onderzoekscommissie, de weergave van het officiële rapport en de reacties inzake de verzekering.
Yolanda Croes heeft veel journalistieke ervaring als dagbladcorrespondent – dat is goed te merken. Het is een vlot geschreven verslag dat boeit van begin tot eind. Door middel van emoties betrekt de auteur de lezer bij het gebeuren – zodat het gruwelijke ongeluk als het ware van minuut tot minuut wordt herbeleefd door de lezer, tot in de kleinste details.
Tussen het verslag door – en vooral naar het einde toe – dringt er nogal wat kritiek door in de beschrijving van het ongeluk en met name de afwikkeling daarvan. Zo memoreert ze de geringe aandacht voor de niet-Arubaanse slachtoffers, zoals Orlando Ortega, die bij de herdenking niet eens genoemd werd. Ze klaagt de ego’s van de politici aan die bij de rouwdienst de voorste plaatsen opeisten en de rouwende familie terzijde lieten zitten, en de afhandeling van het ongeluk met de verzekering.

 

Croes

Perdi riba lama
De verhalenbundel Perdi riba lama (1999) is eveneens gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen met drie verhalen van schipbreukelingen, Arubaanse vissers die hun benauwde avonturen op zee ternauwernood overleven. Het werk is opgedragen aan het werk van de Search and Rescue Foundation, die tot doel heeft mensen die op zee in (levens)gevaar verkeren te redden. De ondertitel van de bundel Storianen di Piscadonan cu a yega di perde riba lama y a sobrevivi pa por conta nos nan odisea geeft de inhoud van de drie verhalen in het kort weer: Buchi Panama in 1950, Buchi Everaldo in 1985 en de vier vissers Geerman en Fingal in 1999.
De bekende voetballer en sportfiguur José ‘Buchi’ Wever (Buchi Panama) besluit met zijn net ontmoete kameraden in jeugdige overmoed en onder invloed van drank, de zeilboot van Chico Ras te ‘joysailen’ naar Guajira in Venezuela, een gewaagd avontuur omdat Buchi Panama weinig met de zee op heeft en zelfs niet eens kan zwemmen, maar ook omdat ze geen water, voedsel of wat dan ook bij zich hebben.
Het verhaal begint ‘in medias res’, op een spannend moment als ze de juiste weg op zee al volkomen kwijt zijn, waarna via een terugblik het leven van Buchi Panama beschreven wordt. Het avontuur lijkt fataal af te lopen, dat is voor een van de vrienden inderdaad het geval, de andere twee worden uiteindelijk op de 29e dag gered. De overlevingsstrategie van de schipbreukelingen krijgt veel gedetailleerde aandacht in het verhaal.
Anders dan wat in een journalistiek verslag feitelijk vermeld zou worden, beschrijft de verteller in verhaalvorm niet alleen de uiterlijke gebeurtenissen maar ook de gedachten en gevoelens van de personen, waarbij ze zich concentreert op de hoofdpersoon Buchi Panama. Het verhaal wordt besloten met een epiloog over het verdere leven van Buchi Panama: “Vision, speransa y meta (…) si bo tin tur tres, bo ta bira feliz riba e mundo aki” (p. 23)
In het tweede verhaal, ‘E mochila di Buchi Everaldo’, gaat een al wat oudere maar ervaren visser alleen de zee op, waar hij motorpech krijgt op een woeste zee met uiterst slecht weer. Ook hij wordt op het nippertje gered, maar dan hebben we al uitgebreid óver het leven van Buchi Everaldo gelezen en ook zijn gedachten en herinneringen ván hem. Zo wordt dit verhaal meer beschouwend dan een verslag van directe handeling.
Het derde verhaal, ‘E Rescate Milagroso’, verhaalt van een schipbreuk in 1999 van vier vissers uit de families Geerman en Fingal. Hun pas gebouwde boot slaat om in de ruwe zee met zijn sterke stromingen. Een van de vier probeert zwemmend de wal te bereiken en wordt uiteindelijk opgepikt door een langsvarende boot, waarna ook de anderen gered worden.
De in detail beschreven drievoudige schipbreuk wordt ingebed in de levensverhalen van de hoofdpersonen. Wat ging er aan het gebeuren vooraf, wat gebeurde er verder met de personen. Het valt op dat in alle drie verhalen slechte voorbereiding en zorgeloosheid om geen water of voedsel mee te nemen een belangrijke rol speelt, terwijl sterke drank rijkelijk vloeit. De impliciete waarschuwing luidt dan ook dat de macht van de zee geëerbiedigd moet worden, een gegeven dat aan het einde expliciet wordt verwoord door de SARFA. De verteller versterkt het waarschuwingselement door te melden dat er vooraf al slechte voorgevoelens een rol spelen. De zee opgaan in een zeewaardige maar relatief kleine vissersboot betekent altijd een risico nemen.
Op de achtergrond van de verhalen speelt politiek een bijrolletje, maar komen religieuze gevoelen steeds sterk naar voren: “Die niet bidden kan, worde varensman, hij leert bidden dan” schreef pastoor Schabel al aan het begin van de 18e eeuw.
In de verhalen gaan de journalistieke verslaggeefster en de creatieve schrijfster samen, omdat naast de weergegeven realiteit van handeling de gedachten en emoties van persoon tot persoon gedetailleerd geëvoceerd worden door een alwetende verteller, die perspectiefwisseling toepast door beurtelings de aandacht te concentreren op wisselende hoofdpersonen. De met compassie geschreven verhalen betrekken de lezer veelzijdig bij de handeling, wat niet alleen de verhalen vaart geeft maar ook spanning oproepen bij de lezer.

shirt-papiamentu

 

Unda bo ta mami?
De derde publicatie, Unda bo ta mami? Un storia real. Un storia di fe, speransa y amor (2001), opgedragen aan de Fundacion di Hende Muhe den Dificultad, begint ook ‘in medias res’, een belangrijk moment wat later voor de lezer een hoogtepunt in het verhaal zal blijken. Daarna volgen uitgebreide terugverwijzende flashbacks en zelfs een flashback in een flashback over wat er aan dat moment vooraf ging en waarna vervolgens de afloop wordt verteld. Ook hier maakt de auteur dus gebruik van literaire middelen om haar verslag vlees en bloed te geven.
De familiegeschiedenis vertelt het mislukte huwelijk van een volgens de traditionele normen uit de jaren zestig van de vorige eeuw en het religieuze regiem van de Jehovagetuigen opgevoede Maria met de uit Dominica afkomstige Camilio Wensley.
Vanaf het begin gaat er van alles mis door verschillen in kleur, taal, afkomst, cultuur maar vooral een totaal gebrek aan ‘savoir vivre’ van beide personen. Wensley blijkt een egocentrische, jaloerse bruut die Maria het leven onmogelijk maakt, niet alleen op het eiland maar later ook in Nederland. Desondanks worden er twee kinderen geboren. Ondanks de geestelijke en lichamelijke mishandeling blijft Maria toch steeds weer bij haar man terugkomen.
Deze vertrekt uiteindelijk naar familie in de VS waarbij hij de twee kinderen ontvoert. Het zal zeven jaar duren eer Maria haar Joshua en Jotham terug zal zien en hen op haar beurt ontvoert naar Aruba. Dat moment wordt in het begin van het verhaal al aangeduid, met de realisering ervan is de verhaalcirkel rond.
Ook in dit verhaal maakt de verteller gebruik van een meervoudig perspectief, gaat ze zelfs terug in de tijd om hetzelfde gebeuren vanuit een ander personage nog een keer te belichten. Door het gekozen procedé van informanten die hun levensverhaal vertellen wordt er natuurlijk steeds ‘achteraf’ verteld. De verteller weet daarbij evenwel de suggestie te wekken dat de handeling met de vertelde tijd meeloopt, zeker tegen het spannende slot dat als positieve climax van een leven vol vernedering en angst uiteindelijk vrede brengt.

Croes E fucu di e piedra2

 

E Fucu di e Piedra Pretonan; Mi Amiga Paulina
De vierde publicatie, E Fucu di e Piedra Pretonan; Mi Amiga Paulina; Un storia real, uit 2015 is een verhaal van epische concentratie en syncretisme, want via de jonge hoofdfiguur Xindrah komen allerlei vormen van religieuze beleving voorbij die haar en haar omgeving beïnvloeden en waarvan ze heil verwachten. Heil en genezing omdat de jonge met de helm geboren Xindrah voortdurende belaagd wordt door allerlei onheil, stemmen hoort en daarom een verbeelde vriendin creëert: mijn vriendin Paulina, met wie ze onophoudelijk gesprekken voert en die haar beschermt tegen kwade invloeden, die noch door pastoors van diverse denominatie, noch door helderzienden of zelfs een exorcist bedwongen kunnen worden. Xindrah is enigst kind en zou dolgraag een broer of zus willen hebben, want ze voelt zich eenzaam.
Op een uitstapje naar de noordkust van het eiland heeft de familie een aantal zwarte stenen meegenomen en die als versiering op het erf gelegd, met de gedachte dat die stenen geluk zullen brengen. Maar dit wordt juist de oorzaak van alle onheil omdat er op de plaats waar de stenen gevonden zijn een oude indiaanse vloek rust, een beschermingsban van die heilige plaats, Boca Indjeco: “Antes, e Indjanan a pone un bruha riba e barancanan. Pa proteha nan contra pirata y otro intruso.” (p. 3) Op de rots blijkt een inscriptie te staan met de woorden “Esun cu drenta den mi cas, lo no sali hamas.” (p. 141) Enkele foto’s voor in het boek moeten het realiteitsgehalte van deze gedachte versterken.
De eerste tekenen van onheil dat over het huis komt zijn slechte ‘vibraties’ in de woning, de moeder krijgt een miskraam, Xindrah houdt zich via vrienden bezig met het occulte ‘ouija board’, ook wel als ‘spirit board’ of ‘talking board’ aangeduid, gebruikt in spiritistische kringen, het huis wordt overspoeld met duizendpoten, die volgens volksgeloof doodsvoorspellers zijn. Xindrah lijdt voortdurend aan hoofdpijn, hoort stemmen en ziet plotseling een geestverschijning in de vorm van een oude vrouw. Het spookt aan alle kanten, vooral in de slaapkamer van Xindrah.

Het wordt een lijdensweg voor Xindrah die leidt van allerlei helderzienden naar kruidendokters, van het ene medium naar het andere, van de ene ‘pastoor’ naar de andere, een relikwie van aartsengel Michaël, bidden en nogmaals bidden door tantes en de hele familie, regelmatige kerkgang, bijbellezen, het verwijderen van waardevolle voorwerpen in huis die onheil zouden brengen – alles zonder enig resultaat. Het wordt allemaal tot in details beschreven.
Dan ‘verschijnt’ een jong meisje aan haar die ze de naam Paulina geeft en met wie ze zusterlijke vriendschap sluit: ze wilde immers zo graag een zus, eindelijk is ze niet meer alleen! Maar de stemmen en de beproevingen blijven. Moeder leidt haar af door een laptop voor Xindrah te kopen en een paar huisdieren, maar het wordt steeds erger.
De lezer krijgt aanwijzingen dat Paulina bepaald niet een normale vriendin is van vlees en bloed, maar alleen in de geest van Xindrah bestaat en die zelfs gevaarlijk kan worden. Paulina neemt totaal bezit van Xindrah en vraagt haar mee ‘naar boven’ te gaan ‘naar het licht’. Ze blijkt een ziel die niet tot rust kan komen. Tot drie keer toe doet Xindrah zelfs, zij het een halfslachtige zelfmoordpoging. Volgens een helderziende is Paulina in feite Paul, een jonge man die jaren geleden verdronken is bij Boca Indjeco en wiens ziel geen rust kan vinden.

 

Croes E fucu di e piedra
De verteller heeft haar verhaal stevig gestructureerd. Naar het midden van het verhaal toe worden de beproevingen steeds sterker, waarna vanaf het midden naar het einde toe naar een verklaring en een oplossing wordt toegewerkt. Een van de vele helderzienden zegt dat ze de zwarte stenen die ze uit de boca hebben meegenomen moeten terugbrengen. Dan begint de lange strijd om Xindrah zo ver te krijgen dat ze Paulina Dirksz (p. 121) als vriendin loslaat en opgeeft. Het verhaal komt in een stroomversnelling als Xindrah wordt overvallen door een man in een zwarte Yaris, die haar verkracht. Maar niemand gelooft haar verhaal, zelfs haar moeder Samatha niet.
Paulina wil haar helpen maar neemt juist meer en meer bezit van haar, zodat Xindrah zich als een robot gaat gedragen. Paulina is een ‘lifter’ of ‘soul eater’ die het leven van Xindrah binnendringt en bezit van haar neemt.
Via verschillende helderzienden en spiritisten komt de ‘waarheid’ langzamerhand aan het licht. In Boca Indjeco zijn veel mensen verdronken en begraven, er waren geesten en een ‘lamina’ rond en er rust een vloek op de boca vanaf de Indiaanse tijd: “Es cu drente den mi cas, lo no sali hamas.”
Uiteindelijk krijgt Xindrah de kans om haar moeder het verhaal van de aanranding te vertellen. Impliciet klinkt hier de moraal dat moeders beter naar hun dochter moeten luisteren als ze wat willen vertellen.

 

Pas als een poster Nightwish met daarop een meisje met een zwarte steen in de woonkamer verwijderd wordt, lijkt een oplossing in zicht. Het lukt Xindrah eindelijk zich van haar ban te verlossen, al zal ze haar leven lang als ‘met de helm geboren’ de gave van het ‘zien’ behouden.
Met de slotzin van de epiloog wordt de moraal van het verhaal rond de jonge Xindrah verwoord: “Su storia ta obliga nos realisa cu tin mucho mas entre shelo y tera, cu nos kier of no ta dispuesto, pa compronde. Lo minimo cu nos por haci ta, tene un mente habri pa e mundo misterioso aki.”

Luty Martinez: Linda’s road
Luty Martinez (Aruba 1956) is werkzaam in het onderwijs. Linda’s road (1993) is een in het Engels geschreven kleine novelle, die op Saba speelt. De oude vrouw Linda Every leidt een armoedig leven als eenvoudige groentenverkoopster die zes kinderen moet voeden. Ze verkoopt haar groente langs de weg. Haar ‘man’ werkte op Aruba, maar kwam om bij een bedrijfsongeval van de Lago. Hij bleek op Aruba wettelijk getrouwd te zijn. Zo krijgt Linda geen enkel pensioen. Uit medelijden met Linda’s armoede geeft Father Schoutensburg haar een huishoudelijk baantje in zijn pastorie. De dominee raakt een beetje verliefd op Linda en ze hebben één keer gemeenschap. Dat veroorzaakt een orkaan in Linda’s innerlijk op het moment dat orkaan Brenda op Saba losbreekt en een kind van Linda en de dominee als enige slachtoffers doodt.

 

Luty Martinez

Luty Martinez

Linda is zwanger en krijgt de naam van een fatale vrouw te zijn, omdat iedereen met wie ze omgaat sterft. Bovendien gaat ze nooit naar een kerk. Iedereen mijdt haar en ze heeft het steeds moeilijker. Een tijdlang geeft het Curaçaose onderwijzersechtpaar Peter en Sandra de eenzame Linda een baantje voor halve dagen. Maar ze keren na hun driejarig contract terug naar Curaçao.
Linda, het dochtertje dat geboren is uit de verhouding met de dominee, wordt door het onderwijzersechtpaar geadopteerd. Dan maakt de novelle een enorme sprong in de tijd en blijkt de kleine Linda de Antilliaanse Minister President geworden, ‘Iron Linda’ bijgenaamd.
Een andere dochter, Helenita Every, ontgroeit de armoede eveneens en wordt manager van het luxueuze Pelican Bay Resort Hotel. Zij tweeën hebben het gemaakt; de andere kinderen blijven arm.
Aan het eind van het verhaal krijgt de oude Linda in het bijzijn van de Minister-Presidente een koninklijke onderscheiding en er wordt een weg naar haar vernoemd: Linda’s road. De dochter maakt zich bekend aan de moeder…
De intrige is pure novela, maar de humoristische beschrijving in sterk gecreoliseerd Engels van het leven van alledag in de kleine gemeenschap, hoogtepunten als de komst van het eerste vliegtuigje op het eilandje, het bezoek van de koningin die Linda’s speciaal voor de gelegenheid genaaide oranjekleurige jurk bewondert en haar een hand geeft, het leven van de weinige Amerikanen op het eiland als de schilder Mr. Fairchild, de betekenis van het Engelstalig onderwijs op het eiland geven het verhaal enige waarde. Het is jammer dat Luty Martinez dit soort gegevens verborgen heeft achter een volstrekt ongeloofwaardige verhaaldraad. Ze had er het hoofdbestanddeel van moeten maken.
Dat Luty Martinez niet zo’n novela-intrige nodig heeft om goed te schrijven bewees ze eerder met het korte verhaal ‘The Statia bull’ dat de vierde prijs kreeg van de in 1990 door het Corps Consulair uitgeschreven ‘nationale en internationale prijsvraag van het korte verhaal’.

 

sherwin jacobs

Sherwin Jacobs signeert

Sherwin Jacobs
Onder de verhalenvertellers is architect Sherwin Ulrich Anthony Jacobs (Aruba 1965) wel de meest productieve met zijn korte verhalen voor jongeren en somtijds volwassenen. Daarmee is hij een van de auteurs die jeugdliteratuur en literatuur voor volwassen lezers combineren. Jacobs publiceert in eigen beheer en is qua productiviteit en werkwijze wel te vergelijken met Wilfrido Ortega op Curaçao.
De moedertaal Papiamento en verantwoorde opvoeding van kinderen tot volwassen liefdevolle mensen staan centraal in het werk van Jacobs, met een sterk locale component.
Bida pa semper … (2006) bevat gedichten en korte overwegingen overeen harmonieuze en liefdevolle samenleving: “Palabra no ta pa duna / mensahe di odio / pero pa splica nos compresion.” (p. 42) Eén van zijn belangrijke doelstellingen met zijn eenvoudige verhalen is ook het aankweken van liefde voor de moedertaal. Zo bevat Un recuerdo (2007) woorden en begrippen ter vergroting van de woordenschat, waarbij een woordenlijst achterin helpt. Amigo, di mucha pa mosa (2007) gaat over het opgroeien van jonge kinderen tot verantwoordelijke volwassenen:

Si mi por conta un storia
pa tur mucha compronde,
ta den nan idioma’
mi mester por cont’e.

Anders van toon en inhoudt is het historische verhaal Aida (2008) over een tot slaaf gemaakt meisje en haar verlangen naar vrijheid.
Zo combineert Jacobs in zijn werk voor jongeren en volwassenen steeds een gemakkelijk te lezen verhaal met een pedagogische inhoud. De novela Pa semper (2010) voor volwassenen is aanvankelijk wat anders van toon. Het is een verhaal van wederzijds huwelijksbedrog en jaloezie, verteld vanuit de bedrogen vrouw die zelf haar man ook bedriegt, en overige personages. De twee vrouwelijke bedrogen bedriegers Bea en Andrea sluiten vriendschap en wisselen hun ‘ervaringen’ uit zonder dat ze weten van het onderlinge bedrog in een driehoeksrelatie: “Asina, nan ta papia y papia, compara y contempla. Instrui otro kico ta mihor pero na final tur dos ta keda sinta boud i e mesun palo di tamarijn.” (p. 39) De twee vrouwen zoeken troost bij elkaar zonder dat ze de finesses van de ingewikkelde intrige weten. Het verhaal overstijgt een novela-sfeer niet, maar het wordt vlot verteld. In zijn liefde voor zijn moedertaal maakt Jacobs gebruik van een crioyo vertelstijl met veel zegswijzen en uitdrukkingen. De afloop is voorspelbaar en na alle ingewikkeldheden legt het echtpaar ter wille van hun opgroeiende kind hun onderlinge problemen bij en zullen ze ongetwijfeld voortaan in harmonie verder door het leven gaan.

 

Joe Fortin

Joe Fortin

Joe Fortin
Wanneer is of wordt een schrijver een schrijver? Volgens het Nederlandse Fonds voor de Letteren zijn schrijvers volgens de website onder voorwaarden subsidiabel nadat ze tenminste een boek bij een erkende uitgeverij gepubliceerd hebben. Dat lukt dan misschien nog als je in het Nederlands schrijft en uitgegeven wordt door een Nederlandse uitgeverij, zoals de laatste tijd nogal wat Arubaanse schrijvers die in Nederland wonen gedaan hebben en doen. Maar als je in het Papiamento schrijft, wat dan? Dan wordt het hooguit een afspraak met uitgeeforganisaties als freemusketeers.nl of lulu.com. waarbij auteurs dan terecht kunnen en daarbij zelf voorwaarden voor professionele begeleiding kunnen inroepen. Diverse websites van deze organisaties wijzen de weg naar zowel de mogelijkheden als de gevaren van deze methode.
Wie deze publicatiemogelijkheid niet wil, kan dan uiteindelijk kiezen voor publicatie in eigen beheer, waarbij de schrijver alles in eigen hand houdt: van manuscript tot gedrukte tekst, via een eigen lay out-ontwerp, illustraties, omslag en alle begeleidende noodzakelijke teksten, waarna nog de distributie naar boekhandel en bibliotheek volgt. Dan gaat vaak hopeloos mis, maar als een auteur echt kan schrijven en voldoende kritisch vermogen heeft, kan ook dit in onze situatie aardige resultaten opleveren.

Een schrijver ben je wanneer je de lezer iets inhoudelijks en thematisch interessants te bieden hebt en daarvoor dan ook een eigen persoonlijke stijl en doordachte structuur hebt weten te verwezenlijken. En dat zoiets prima in eigen beheer kan heeft Carel de Haseth wel bewezen met zijn Katibu di shon (1988), dat eerst in eenvoudige vorm in eigen beheer werd gepubliceerd en pas later bij een uitgever terecht kwam, vertaald werd in het Nederlands en Duits en het zelfs tot een operavoorstelling bracht.
Op Aruba publiceert Jossy Tromp in eigen beheer vanuit het principe van ‘Book on demand’ en ‘Publishing and print on demand’, een procedé dat steeds meer gebruikt wordt nu de technische mogelijkheden beschikbaar zijn om ook (heel) kleine oplagen te drukken. Zo bracht hij niet alleen een aantal verhalenbundeltjes en een dichtbundeltje uit, maar is zijn werk momenteel ook onderwerp van een dissertatieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam bij hoogleraar Michiel van Kempen die daar Nederlands-Caraïbische letterkunde doceert. Twee succesverhalen van publiceren in eigen beheer, een vorm die in het buitenland misschien slechts een gering aanzien kent, maar in onze situatie van kleinschaligheid zeer wel kan voldoen.

 

Fortin City Store

De promovendus van Jossy Tromp’s werk is zijn (ei)landgenoot J.L. (Joe) Fortin (Aruba 1967), die nu ook een verhaalbundel van kwaliteit in eigen beheer op de markt heeft gezet: City Store (2013). De schrijver studeerde Latin American Studies aan de Universiteit van Leiden en heeft in het verleden ook op ons eiland en elders daarover lezingen verzorgd.
Lezers moeten zich door de eenvoudige vorm van deze uitgaven in eigen beheer niet laten bedriegen, want dat zegt in dit voorbeeld niets over de belangwekkende inhoud. Bij eerste lezing van de elf korte verhalen voelde ik hoe deze auteur ertoe kwam om juist de verhalen van Jossy Tromp voor een dissertatieonderzoek te kiezen. Beiden zijn sterk beïnvloed door het Latijns-Amerikaanse magische realisme, lo real maravilloso.

In de verhalen van Joe Fortin lopen realiteit en het magische van fantasie en droom dooreen. Neem nou bijvoorbeeld het titelverhaal van de bundel: City Store. Zo’n verhaal begint heel realistisch als een jeugdherinnering over een jongetje – de ‘ik’ van het verhaal – die als jongste kind thuis erg aan zijn moeder hangt en met haar boodschappen gaat doen bij de stoffenzaak van Uncle Louis. Heel herkenbaar. Maar meteen zegt de ik er dan bij dat hij zich niet thuis voelt in de donkere en sombere winkel, hij geeft de winkelier de naam van Daedalus en dwaalt er in het labyrint van stoffen op zoek naar de Minotaurus als zijn moeder haar boodschappen doet. Daarmee wordt het tot dan toe realistische verhaal in het mythologische getrokken, iets wat direct daarna weer wordt opgeheven door het dan weer realistische vervolg als ze weer buiten zijn en een aantal andere winkels bezoeken. Er ontstaat zo een realistisch beeld van San Nicolas in voorbije tijden. Maar de scène bij Uncle Louis blijft hangen in het lezersgeheugen. Realiteit en magie wisselen elkaar af.
Als moeder en zoon in de City Store van señor Violinus belanden, zegt deze tegen het jongetje dat hij dromen verkoopt: ‘ami ta bende soñonan’. Voor één gulden wil hij een droom aan de ‘ik’ verkopen, voor het jongetje natuurlijk een hoop geld, maar hij gaat sparen. Hij geeft na verloop van de tijd inderdaad de gespaarde gulden, maar … krijgt er niets voor terug! Denkt hij.
De tijd verloopt en na vele jaren sluit City Store bij gebrek aan clientèle. De nu jongeman geworden ‘ik’ heeft zijn droom nooit gekregen, maar dan … volwassen geworden constateert hij tot zijn verbazing dat City Store weer open is, geheel in de stijl van vroeger, alsof de tijd heeft stilgestaan. Hij gaat naar binnen en praat uitgebreid met señor Violinus en belooft spoedig terug te komen. Maar als de ‘ik’ dan buiten naar zijn auto gaat, ziet hij tot zijn schrik en verbazing dat de winkel geheel verwaarloosd toch nog steeds hermetisch gesloten is, waarbij in de beleving van de ‘ik’ verleden, heden en oneindige toekomst zich verenigen:

Mi a para babuca pa mira door di e bentana susha pa tempo y olvido. Paden tur cos tabata tapa cu stof di recuerdo. Tabatin un popchi sunu y tur sushi ta para mira cu wowonan di infinito.

In de droom herleeft een momentje het verleden. Bij Uncle Louis aan het begin van het verhaal betrof dit misschien nog kinderfantasie, maar het visioen rond de City Store van señor Violinus betreft de herinnering van de volwassene.

Ook de overige verhalen ademen een sfeer van het supra-natuurlijke, zoals het beginverhaal van een gelukkig huwelijk dat evenwel overschaduwd wordt door kinderloosheid – een realistisch gegeven dat echter eindigt op wrange bovennatuurlijke wijze. Andere verhalen betreffen een stervensproces, kinderangsten en verlangens, in jeugdjaren ervaren geheimzinnigheden en gedrag van volwassenen die zich bedreigend keren zich tegen de ‘ik’. Een verscheidenheid van onderwerpen maar steeds met een ondergrond van geheimzinnigheid en de ondoorgrondelijkheid van droom en werkelijkheid. Het slot van de bundel is daarvan een goed voorbeeld als een dubbelzinnig vampierverhaal over de instructie tot in de kleinste details hoe deze een naaimachine gebruikt om de juiste kleding te naaien voor zijn nachtelijke werk, zoals een spin zijn prooi vangt in zijn web: “Ta mescos cu un cas di haraña bo ta traha.”.
Een personages als Marianita zwerft over het eiland en door de mondi – su perigrinacion infinito – nadat haar man verdronk bij Boca Mahos, waarna allerlei geheimzinnige folkloristische veronderstellingen van volksgeloof rond haar persoon en haar verlaten en verwaarloosde huis ontstaan: “Kisas e alma di Marianita a podera die cas pa asina forma un simbolo di e ultimo indjan di e tribo ca tabata biba na e isla.”

 

les chants de maldoror

Door intertekstuele verwijzingen uit de mondiale literatuur verbindt Fortin het eiland met de wereld. In het verhaal ‘Autosugestion’ spreekt de ik-verteller met een van de Franstalige surrealisten bij uitstek, Comte de Leautremont, over diens bekende werk Les Chants de Maldoror, dat gaat over een misantropisch en volstrekt kwaadaardig satanische figuur. Het verhaal eindigt met de waarschuwing: “Si bo sigui mi bos lo bo bira un persona tristo.” Comte de Leautremont was het pseudoniem van de uit Uruguay afkomstige Isidor-Lucien Ducasse (1846-1870), bekend om zijn surrealisme. Daarmee geeft Fortin een heldere hint hoe hij zelf zijn werk gelezen wil zien.
Voor het gegeven van ‘E yamada di leu’ verwijst de verteller de lezer nadrukkelijk naar Jorge Luis Borges’ verhaal ‘El otro’ waarin een oudere auteur een jongere versie van zichzelf ontmoet. Fortin draait dit gegeven om door van de jongere uit te gaan die een droomvisioen van zelfconfrontatie krijgt over wie hij in zijn ouderdom zal worden.
In het verhaal over transgender en homoseksualiteit ‘Flor y sumpiña’ zijn echo’s van de beroemde telenovela Topacio, die in de jaren tachtig door de Venezolaanse televisie uitgezonden werd. Carnaval biedt de twee vrienden Flor en Sumpiña de mogelijkheid uit de kast te komen, maar omdat ze overigens maatschappelijk volstrekt niet worden geaccepteerd besluit Flor te migreren.
Zo bieden de elf verhalen in de bundel een grote verscheidenheid aan onderwerpen, waarbij de verteller in weinig pagina’s mysterieuze en intrigerende verhalen weet neer te zetten. De meeste verhalen zijn in de ik-vorm, maar er zijn ook enkele verhalen in de derde persoon. Jeugd en herinnering spelen een belangrijke rol. De auteur hanteert daarbij een verzorgde taal in een eenvoudige schrijfstijl, met mooie beschrijvingen van locaties en personages. We hebben hier te maken met een relatief kleine in eigen beheer eenvoudig uitgegeven bundel, maar met een inhoud die er wezen mag.

 

[wordt vervolgd, voor deel 23 klik hier]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter