Balans: Arubaans letterkundig leven (21)
door Wim Rutgers
04.3.1 Belén Kock-Marchena: Ik wil niet dat de hoop in mij sterft
Belén Kock-Marchena werd in 1942 geboren op Bonaire, maar groeide op in Aruba. Na haar lagere school haalde ze haar mulo-diploma op Curaçao en volgde de onderwijzersopleiding vervolgens op Aruba. Na de opleiding in Nederland met de volledige bevoegdheid voltooid te hebben, werkte ze in Aruba in het onderwijs. Belén Kock-Marchena werd in 1986 bekend door het gedicht ‘Juffrouw, ik heb een bòter meegebrengt’ dat op posters gedrukt overal verspreid is, tot op Curaçao en Bonaire toe.
Daarna verscheen in 1994 E milagro eveneens op poster. Ze publiceerde de dichtbundels Vibrashon di amor (1995), Milager (1998) en Den bena di bida / Levensader (2001). In haar dichtwerk staan drie thema’s centraal: de liefde voor het Papiamento, persoonlijk verwerkte emoties en sociale verantwoordelijkheid. In samenwerking met Eveline Ruiz werd een verhaal geschreven voor de leesmethode Ban siña lesa. In 1990 verscheen een bijdrage in een bundel van Caribische vrouwenpoëzie Creation Fire. In mei 1994 nam Belén deel aan het Multi Etnisch Podium Festival in Utrecht deel, waar ze zes gedichten voorgedragen in het Papiamento en in een door Ria Petronia gemaakte Nederlandse vertaling.
Belén Kock-Marchena: een gesprek
Na de onderwijzersopleiding op Aruba volgde ik de hoofdakte in Amersfoort in Nederland. Ik was intern en ons werd bijgebracht hoe belangrijk het Nederlands was. Ik schreef in die tijd al wel, soms in het Nederlands en in het Papiamento. Maar door de houding van ‘dat Papiamento is toch niks’ die er in het onderwijs in die tijd heerste, durfde ik nooit te laten zien wat ik voor mezelf opschreef. Al vanaf heel jong had ik altijd een dagboek bijgehouden, heel geheim met een sleuteltje, zoals dat de gewoonte was. Daarin schreef ik wat me bezig hield, in proza en poëzie.
Toen ik met de volledige bevoegdheid in de jaren zestig op Aruba terugkwam, ontmoette ik onder anderen Philomena Wong. We schreven allebei en hadden veel contact met Hubert Booi die in die tijd Hoofd van het Bureau Cultuur en Opvoeding was. Ik heb een tijdlang bij Mascaruba toneel gespeeld. Dat was toen Piet Kamerman regisseerde. Creativiteit leeft diep in mij. Ik vind het leuk om te spelen, om te tekenen, te boetseren, om werk van anderen en van mezelf te declameren. Kamerman wilde dat ik een professionele opleiding in die richting zou volgen, maar ik ben getrouwd en op Aruba in het onderwijs gebleven. Op de Pius X school speelde ik wel weer toneel met de kinderen.
Ik schrijf heel veel, maar ik heb in het begin een grote angst gehad om te publiceren. Dat komt doordat men altijd zo minachtend over het Papiamento heeft gedaan in het onderwijs. Ik wil mensen met mijn gedichten raken, een gedicht moet ze wat te zeggen hebben. Ik sta al zo lang voor de klas. Wat mij dwarszit is het Nederlands op school. Het Nederlands is dood bij de kinderen. Daarom protesteer ik. Ik schreef in 1986 het gedicht ‘Jufrouw ik heb een bòter meegebrengt’ over die taalproblematiek. Ik schreef het op tijdens de ‘luna cultural’ die aan het Papiamento gewijd was, en daar heb ik het voor het eerst voorgedragen en werd het als affiche uitvergroot opgehangen.
Ik schrijf over zorgen en blijdschap voor kleine kring. Vroeger had je in het onderwijs niet het gevoel dat je veel kon. Het Nederlands werd gepromoot en op kostschool was Papiamento streng verboden. Wat ik schreef leek me daarom minderwaardig. Waarom zou ik het publiceren? Jaren geleden waren er wel workshops over Papiamento, maar daarna was er alleen maar stilte. Alle discussiestukken verdwenen in diepe laden. Ik houd van mijn taal. Ik wil deze beter leren beheersen. Daar wil ik verbetering in brengen.
Mensen in mijn omgeving hebben mij altijd aangemoedigd om te publiceren. Ik spreek veel met Joyce Pereira, met Philomena Wong en Alice van Romondt en Dess Croes van uitgeverij Charuba. Die hebben me altijd gemotiveerd. Voor de uitgave van mijn eerste bundel heb ik veel steun gehad van Nydia Ecury. Philomena bracht me met haar in contact. Ze heeft de gedichten gelezen en becommentarieerd, eerst op Aruba en daarna toen we op vakantie op Curaçao waren. Soms vond ik dat ze voorstellen tot verbetering deed, soms vond ik mijn eigen oplossing beter.
De gedichten in de bundel Vibrashon di Amor zijn ontstaan uit allerlei vormen van inspiratie, uit gevoelens van vreugde, maar ook van bezorgdheid en ongerust zijn. Allerlei menselijke emoties spelen een rol, maar de liefde is daarvan de sterkste. Ik schrijf hoe mijn moeder mij heeft gevormd, hoe ik mijn gestorven vader mis, die een grote steun voor me is geweest. Ik kan het verlies accepteren, omdat ik weet dat ik hem zal weerzien. Ik schrijf over de liefde voor mijn man en kinderen. Vrienden vragen me om gedichten die ze hun familie sturen. Wat ik schrijf voor kleine kring inspireert kennelijk ook anderen. Ze voelen na wat ik voel en zo ben ik een steun voor ze met mijn poëzie. Al is de eigen inspiratie vaak wel heel anders dan wat een lezer er later in leest.
Daarnaast is mijn poëzie het resultaat van sociale processen. Ik word droef door al het slechte nieuws dat via krant, radio en televisie op me afkomt. Ik hoop op een verbetering en dat wil ik opschrijven. Ik wil niet dat de hoop in mij sterft. Ik ben van gevoel geen zwartkijker. Ik wil niet bitter worden. Mijn gedichten hebben daarom altijd een positief einde. Wij hebben zoveel overvloed en neigen toch tot klagen, tot individualisme en egoïsme. Als ik onze problemen zie naast alle droeve nieuws van de media vind ik mezelf hypocriet.
Mijn gedichten hebben ook een culturele taak. Ik wil met mijn gedichten in het Papiamento protesteren en de niet geïnteresseerde regeerders tonen dat een kind recht heeft op onderwijs in zijn moedertaal, zoals een Unesco-rapport ons al zo lang geleden vertelde. Er is nu wel iets in beweging, maar wat doet de regering? Ik wil niet met de armen over elkaar aan de kant blijven zitten. Ik heb met mijn klas toneel gespeeld. Een jongen die voor de klas niet uit zijn Nederlandse woorden en zinnen kan komen en daarom dom lijkt, speelde de hoofdrol, die hij heel intelligent en creatief vertolkte. Dat geeft me steeds duidelijker het gevoel dat we in ons onderwijs verkeerd bezig zijn. We staan zo dualistisch ten opzichte van de taalsituatie. Ik moet bepaalde dingen doen terwijl ik zie hoe moeilijk dat voor mijn leerlingen is. De bestuurders zouden ons daadwerkelijk moeten steunen. Wat heb ik zelf met mijn eigen taal gedaan? Ik heb mijn eigen kinderen altijd gestimuleerd hun moedertaal te lezen en te schrijven. Kinderen spreken van alles door elkaar en kennen geen enkele taal echt goed.
Ik gebruik altijd vrije verzen. Ik schrijf geen sonnetten of andere ingewikkelde dichtvormen. Ik zet mijn emoties direct op papier, onregelmatig maar met een grote aandacht voor ritme en melodie. De alliteratie speelt een grote rol, ook de herhaling van klanken, woorden en korte zinnetjes. Ik wil dat mijn inspiratie ook bij de lezer overkomt. Ik wil contact met iedereen, niet met alleen paar literaire kenners. Ik wil de mensen hoop geven. Mijn poëzie wil troosten. Toen een poos geleden een klein elfjarig meisje door een verkeersongeluk stierf, schreef ik een gedicht dat de ouders kon troosten. We mogen de zon in ons nooit onder laten gaan.
Vibrashon di amor
Vibrashon di amor (1995) is een verzameling van gedichten die gedateerd zijn vanaf 1985, dus van tien jaar dichterschap. De meeste gedichten echter zijn van jaren negentig. Belén Kock beschrijft in haar poëzie het leven van alledag met zijn vreugde en verdriet, zijn liefde en geloof. Die thema’s verwoordt ze in eenvoudige taal die declamatiemogelijkheid biedt. Als compositorisch geheel beweegt de bundel zich van rouw naar aanvaarding. Vibrashon di amor eindigt met ‘Een nieuwe ster aan het firmament’: ‘na shelo scur, un strea cla, ta bula, ta balia, ta kinipi wowo, pa pone hari atrobe esnan cu ta yor’e’.
De bundel opent met een motto van Phil Bosmans, waarin de liefde centraal staat. Zoals een bloem de zon nodig heeft om te bloeien, zo heeft de mens liefde nodig om mens te worden. In een van de laatste gedichten van deze eerste bundel staat de zinswending ‘blachi berde di speransa lo dorna mi hardin’.
Poëzie heeft een duidelijke functie in het geestelijk leven van de mens, ze kan tot persoonlijke troost en bemoediging dienen. Daarnaast heeft ze eveneens een maatschappelijke functie. Beléns gedicht ‘Juffrouw, ik heb een bòter meegebrengt!’ is in nagenoeg alle overheidskantoren en onderwijsgebouwen aanwezig. Belén Kocks poëzie is vooral voordrachtspoëzie die door levende orale presentatie sterker werkt dan eenzaam en in stilte gelezen; het zijn gedichten die je moet horen, omdat ze pas dan hun volle werking van klank en ritme prijsgeven.
Milager / Miracle
De titel van de bundel Milager (1998) is ontleend aan een kort gedicht, dat vertelt van een traan die een zaadje bevochtigt, waardoor dit ontkiemt en groen blad voortbrengt. Dit beeld geeft de teneur van de gedichten aan: van negatief naar positief. Een traan bewerkstelligt ontkieming, uit een rotsspleet komt toch nog leven. Belén schrijft over de woestijn en de oase, de hete zon en de twinkelende sterren, de wind en de golven die op de kust beuken èn een zacht verkoelend ochtendbriesje dat het lichaam streelt, de warawara en de kolibri, de slang die zich in de modder ophoudt en het geloof in God. De beelden zijn vaak lichamelijk, waarbij handen en ogen genoemd worden, maar ook hier lopen deze beelden steeds weer uit op de ziel als de centrale metafoor. Eenzaamheid wordt opgeheven door het besef niet alleen door het leven te gaan en in het leven te staan.
Uit de gedichten spreekt een groot vertrouwen in de kracht van het leven, een winnend optimisme. Maar niet zonder meer en uitsluitend! Er zijn ook gedichten die als toevlucht dienen om aan het kwaad uit de wereld te ontkomen. In ‘Nostalgia’ denkt de dichteres met weemoed aan vroeger en smeekt ze als het ware dat, mocht de rumoerige wereld haar rust verstoren, haar dan toch de illusie te laten dat dit kleine eiland een paradijs is. Dromen tegen beter weten in… Dichten als vluchthaven uit de boze wereld…
In het slotgedicht van de bundel staat: laten we de witte lelie plukken temidden van het onkruid, laten we het brood van alledag met anderen delen, laten we muren van onverschilligheid neerhalen, laten we spanning transformeren tot vreugde, laten we simpelweg elkaar leven geven… Met het aan het begin van elke strofe vijf keer herhaalde ‘laten we’ wordt de lezer klemmend opgeroepen zich bij deze visie aan te sluiten.
Den bena di bida / Levensader
Den bena di bida / Levensader (2001) bevat ruim twintig gedichten in het Papiamento, met een Nederlandse vertaling door Ria Petronia-Heesakkers ‘om het Papiamento te introduceren aan een breder lezerspubliek’. Zowel vormelijk als inhoudelijk is Den bena di bida / Levensader een voortzetting van de vroegere bundels. Belén Kock-Marchena schrijft directe gedichten, waarbij het woord een moreel doel dient. Haar zinspreuk ‘Pijn, verlatenheid en desillusie zullen begraven blijven, als de mensheid solidair is met degenen die gebukt gaan door het leven’ illustreert dat. Ze schrijft met een hoge inzet. Naast een ode aan het geboorte-eiland Bonaire en een oproep tot eenheid aan het Arubaanse volk, speelt sociale problematiek een rol, bijvoorbeeld in ‘Dolor di un adicto’. Algemeen menselijke gevoelens van zelfbewustzijn, vreugde, verdriet en verwarring wisselen af met gedichten over familieleven en vooral naar het slot van de bundel toe, geloofsleven.
Leven is het goede en positieve opgraven in jezelf en anderen, is verdriet veranderen in vreugde, is begrip hebben voor anderen en met liefde de mens te aanvaarden. Die liefde kan zijn naastenliefde, kinderliefde, moederliefde en vooral goddelijke liefde. Blijf niet stilstaan bij het negatieve. Zoek uit verdriet naar positieve krachten. Blijf dat positieve van het leven steeds nastreven, geleid door geloof. Die thema’s worden vaak verwoord met beelden uit de natuur: “Heel even stond ik stil op het veld van je leven, ploegde de grond om een bloem te planten, altijd hopend dat anderen haar water zouden geven.”
[wordt vervolgd, voor deel 22 klik hier]