blog | werkgroep caraïbische letteren

Balans: Arubaans letterkundig leven (18)

door Wim Rutgers

04.2. Memoire literatuur

Maatschappelijke veranderingen vragen om analyse en gaan soms ook gepaard met gevoelens van nostalgie naar die goede oude tijd van weleer, ook in de lokale literatuur. Dat was zo in de tijd dat de Lago zich eind jaren twintig van de vorige eeuw op het eiland vestigde, dat gebeurde eveneens toen de raffinaderij in 1985 definitief zijn poorten sloot. In de jaren dertig verwelkomde H.E. Lampe de vernieuwingen, maar waren W.F.M. Lampe met In de schaduw van de gouverneurs (1968) en Buiten de schaduw van de gouverneurs (1971) en Laura Wernet-Paskel in Ons eilandje Aruba (1944) gereserveerder tegenover alle verandering.

 

Aruba postzegels
Memoires bevatten meer dan alleen persoonlijke herinneringen. Een verhaal of gedicht over jeugdbelevenissen zijn nog niet automatisch memoires. Deze vereisen naast het privé-element een maatschappelijke context. Memoires zijn persoonlijke verhalen ingebed in maatschappelijke ontwikkelingen.
Ervaren meestal wat oudere auteurs schrijven hun levensherinneringen op, in ons geval bovendien ervaringen rond migratie voor degene die van buiten op ons eiland komt wonen. ‘Mémoires schrijf je in de herfst van je leven,’ zei W.F.M. Lampe. Omdat deze herinneringen persoonlijk gekleurd zijn en in vertellende vorm in een zorgvuldige stijl geschreven worden ze tot de literatuur gerekend.

Rond de sluiting van de Lago raffinaderij, de Status Aparte per 1 januari 1986, de explosie van het toerisme en de ten gevolge daarvan ontstaande snelle toename en diversificatie van de bevolking namen enkele memoire-schrijvers hun pen op om het veranderende Aruba te vergelijking met hun jeugdherinneringen. Onder het pseudoniem Himself schreef Isaac Chin zijn memoires Where is Choy? (2004) Frank A. Williams publiceerde in dat kader Dakota, un historia di su pueblo (1992), Marco Christiaans zijn herinneringen in Perseverancia (2002), Ernesto E. Rosenstand zijn Companashi, Cronica di recuerdonan scondi (2005), en de in Nederland wonende Richard de Veer zijn jeugdherinneringen aan zijn geboorte-eiland in Un siglo di recuerdo (2008). Dochi Dañe sluit de rij met zijn vertellingen over de geschiedenis van zijn familie en plantage Fontein met zijn zoetwaterbron.

Met alle verschillen van deze werken hebben ook deze werken gemeenschappelijk dat ze in verhaalvorm persoonlijke herinnering en lokale historie met elkaar verbinden. In zijn Dakota beschreef Frank Williams de geschiedenis van de woonwijk tussen 1947 en 1959:

Ningun momento nos tin e pretencion di scirbi un historia cronologico basa riba investigacion scientifico. Nos ta hasi solamente un intento pa rebiba recuerdonan cu segun nos ta bale la pena pa recorda.

Ernesto Rosenstand geeft in Companashi een veel meer persoonlijke geschiedenis en herinneringen aan de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw : “Rebiba recuerdonan di añanan cu a pasa lagando rastronan atras. Algun asina cla, otronan menos.”

Isaac Chin (Himself): een Arubaanse familiegeschiedenis uit de Lago-tijd
Tussen de traditionele openingsformule van het sprookje ‘Once upon a time’ en de aan de oratuur ontleende slotformule ‘Crick, crack, monkey break his back on a heavy hamsack’ beschrijft Where is Choy? The fascinating story of an West Indian de geschiedenis van een schrijver die zich op de titelpagina verbergt achter het pseudoniem ‘himself’. Maar het is een pseudoniem dat door de handtekening van de auteur voorin het boek, de in het boek opgenomen stamboom en door de loop van het verhaal wordt opgeheven. Isaac Chin is de Arubaanse auteur van deze autobiografie rond een interessante familiegeschiedenis.

 

Chin Where is Choy

My original intention was to write for the simple sake of recording family history. But as my story unfolded my ego emerged and made me believe that my story is worth telling in print, not only because of its value to my relatives, friends, and their offspring, but to others who would read for pleasure and/or some other form of profit. I am prompted on one hand by my ego and on the other by my desire to serve the history of the people, places, and circumstances of my times.

Uit dit citaat blijkt het zelfbewustzijn van iemand die door een leven lang hard werken en toewijding aan zijn zaak een aanzienlijke positie verworven heeft, waarbij de aanvankelijke autodidact op latere leeftijd een onderwijsakte en een universitair diploma als civil engineer heeft weten te verwerven. Maar die terechte zelftrots wordt door middel van de vertelwijze diverse keren met milde humor gerelativeerd, wat het verhaal alleen maar leesbaarder maakt.
De hoofdpersoon van de geschiedenis weet niet eens exact wanneer hij geboren is. Waarschijnlijk was het op 16 juni 1918. Zijn vader, een Chinese immigrant in Guayana, laat zijn Indisch-Chinese vrouw met drie kinderen in de steek, wat de vrouw mentaal niet aan kan. De eerste decennia van de 20e eeuw heersten crisis en armoede in de Engelse kolonie, zelfs analfabetisme, met het gevolg dat er slechts geringe mogelijkheden bestonden om hogerop te komen. Maar dat lukt de hoofdfiguur wel dank zij zijn inzet. Als hij wat aanpakt doet hij dat voor de volle honderd procent.
De familieband is hecht en iedereen springt bij en vangt die leden op die hulp nodig hebben. Zo groeit Choy op in Trinidad waar een oom zich over hem ontfermt. Deze oom is zó belangrijk in zijn leven geworden dat het boek aan hem is opgedragen. Choy werkt en studeert links en rechts tot het hem lukt een functie als onderwijzer te krijgen. Maar wegens de lage lonen besluit hij het elders te proberen waar beter betaald wordt. Zo komt hij bij de Arubaanse Lago terecht waar hij als technisch tekenaar wordt aangesteld.

Aruba was known to be a little desert rock, the only vegetation being cactus; the only animals, goats and donkeys; where, when rain fell, it wetted no one. The big ‘but’ however, was the promise of getting rich quick. Viewed from above, the island seemed so tiny, desolate, forlorn and monochromatic that a feeling of emptiness engulfed me.

Hij neemt zich voor er drie jaar te blijven, waarna hij voor voortgezette studie naar de VS vertrekt waar hij werkend en studerend zijn universitaire bul als civil engineer behaalt. Omdat het hem niet lukt een fatsoenlijk betaalde baan te krijgen, keert hij terug naar Trinidad. Maar het blijkt hem daar toch niet meer te bevallen waarop hij andermaal – en nu definitief – naar Aruba terugkeert.

Under British rule, law and order, friendly co-existence between the races – negroes and East Indians in particular, disciplined freedom, made the island truly pleasant and enjoyable. Under native rule, those who perceived themselves to have been the underdogs, turned the tables – goaded by self-seeking, power-hungry, entrepeneurs. The result: ‘I had to respect yoy; now, you respect me. I had to sweat in the sun; now it’s your turn.’

Hij trouwt met de Trinidese Yvonne en ze krijgen na verloop van tijd een dochter, Jennai. Na de sluiting van de Lago raffinaderij en de pensionering reist Choy veel, waarover hij eveneens met smaak vertelt. In een fragment als het volgende komt de hoofdpersoon heel serieus over.

Saturday nights were the most difficult for me. In every bunkhouse there were card-playing, loud music, carousing with the ‘ladies’, and, occasionally, police raids. When raids occurred, women flew through windows like moths, dressed and undressed, tables and chairs tumbled, and the shout ‘Police!’ echoed from room to room. That was great fun to everyonde but me who wanted only to sleep, dream., or study engineering.

Maar andere fragmenten vertellen met veel humor over zijn eigen escapades met het andere geslacht op Aruba en elders. Deze summiere weergave van de verhaallijn doet een nogal particulier verhaal vermoeden en dat is het ook vaak, waar Choy gebeurtenisjes vertelt die weliswaar voor hem van belang zijn maar waar de lezer nauwelijks meer boodschap aan heeft dan de hoofdpersoon daardoor beter te leren kennen. Maar Where is Choy? biedt meer dan dit persoonlijke element omdat het verhaal ook een helder beeld geeft van leven en werken bij de Amerikaanse multinational. Het primitieve wonen in de Bachelor’s Quarters, de verschillen tussen plaatselijk gecontracteerden en buitenlanders, de grote hiërarchische afstand tussen staf en arbeiders, de wijze waarop de Lago uiteindelijk besluit om de raffinaderij te sluiten. Zo krijgen we eveneens een algemeen tijdsbeeld vanuit de eerstehands ervaringen en de kritische visie van een Lago-employé. Er is mij geen ander boek bekend waarin dit aspect van Aruba’s geschiedenis op zo’n persoonlijke wijze aan de orde komt en al helemaal niet vanuit de visie van een Chinese immigrant. Niet alleen op de vraag van de titel Where is Choy? hebben we als lezers aan het eind van het verhaal een duidelijk antwoord gekregen, maar we hebben ook een kritische visie gelezen op een belangrijk stuk van onze geschiedenis: opkomst en ondergang van de Lago.

Marco Christiaans
De ‘Nortero’ Marco Valentino Christiaans (Aruba 1949), van 1977 tot 2001 actief in de politiek, heeft het jaar nadat hij het Statenvoorzitterschap neerlegde, zich productief gemaakt op een wel heel ander terrein, door het schrijven van een ‘docustory’ oftewel literaire nonfictie onder de titel Perseverancia over de vissers van zijn geboortedistrict Noord in de eerste helft van de twintigste eeuw.

 

marco_christiaans

Marco Christiaans

Perseverancia (2002) bevat de geschiedenis van de visserij in Noord – en een beetje van Rancho en Playa – in de vorm van een verhaal rond een aantal in hun tijd bekende vissers, van wie de jonge Djo en zijn aantrekkelijke vrouw Ana de hoofdpersonages zijn. Christiaans documenteert de visserijgeschiedenis in verhaalvorm, vandaar de naam ‘docustory’ in navolging van een ‘docudrama’ dat immers een gangbare term is voor toneel met een hoog werkelijkheidsgehalte. Aan het einde van zijn verhaal noteert hij namen en eigenaars van een groot aantal boten uit de goede oude zeiltijd en hun bouwers, de plekken waar de vissers hun netten geregeld uitwierpen op de belangrijkste visgronden, een aantal gezegdes en uitdrukkingen over zee, boten en visserij en een woordenlijst van oude intussen minder bekende woorden. Daarmee heeft hij zowel de plaatselijke geschiedenis van Noord en zijn visserij als het Papiamento verrijkt. Enkele tekeningen van Sheila Werleman en een aantal foto’s over het Aruba van vroeger versterken het historische karakter van het boek.

Perseverancia past in de traditie van zeeverhalen en legendarische zeelieden zoals die van Bonaire en de Bovenwindse Antilliaanse eilanden al veel langer bekend zijn. Op Aruba zelf ging Yolanda Croes de auteur Marco Christiaans voor met haar docustories, zoals Perdi riba lama, aventuranan saca for di bida real (1999).

In detail vertelt Christiaans in tien hoofdstukken hoe Djo en zijn vrienden in de eerste helft van de vorige eeuw gingen vissen, hoe de boten waren gebouwd en hoe de vis werd gevangen. Met veel smaak weidt Christiaans uit over de traditionele zeilbotenrace die ieder jaar ter gelegenheid van Koninginnedag plaatsvond. Uiteraard komt er ook een bijna verdrinkingsdrama aan de orde, waarbij de geleende boot San Pedro verloren gaat. Boten waren in die tijd kennelijk bestemd voor gezamenlijk gebruik en werden door de eigenaar probleemloos uitgeleend. Er valt dan ook geen woord over enige schadeloosstelling van een verloren gegane maar toch wel degelijk kostbare boot.
De grootste wens van Djo is het om eens zelf een eigen boot te bezitten, een wens die uiteraard aan het eind van het verhaal in vervulling gaat. Maar dat gebeurt dan na veel doorzettingsvermogen – perseverancia – van zijn kant en hulp van zijn talrijke vrienden. Zo geeft Marco Christiaans heel onopzettelijk een beeld van het leven van de Arubaan in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Christiaans preekt of moraliseert nergens, maar vertelt natuurlijkerwijs over het respect en de ‘dignidad’ die in die tijd nog een vanzelfsprekend onderdeel van de Arubaanse cultuur waren en die volgens velen de laatste jaren zo jammerlijk verloren zijn gegaan en daarom nu zo node gemist worden.

 

Vissers op Aruba

Vissers op Aruba. Datum onbekend

De schrijver concentreert zich zó op het vertellen van alles wat er rond de visserij plaatsvond, dat de bijfiguren die niet direct bij het visgebeuren betrokken zijn, helemaal op de achtergrond blijven. Zo heet Ana een vrouw met een sterk karakter, maar kan ze dat in het verhaal alleen maar laten blijken vanuit haar dienende rol ten opzichte van haar man. Vooral in het begin van het verhaal lijkt Djo veel ouder dan hij met zijn ruim twintig jaren nog maar is. Zo zoekt Djo om zijn wens een eigen boot te bezitten, werk bij de Arend Petroleum Maatschappij bij de Eagle omdat hij met de karige opbrengst van de visvangst een dergelijke vergaande wens nooit zou kunnen realiseren. Maar we lezen nauwelijks iets over dat werk en de omstandigheden daarvan. Hier heeft Marco Christiaans een kans laten liggen om in zijn met zijn ruim honderdvijftig bladzijden toch niet zo dunne verhaal een wat algemener beeld van het eiland in de eerste eeuwhelft te geven. Maar misschien komt dat wel in een volgend boek, want dat Marco Christiaans kan vertellen en dat hij dat ook graag doet heeft hij met dit boek ruimschoots bewezen.

Ernesto Rosenstand
Ernesto E. Rosenstand (Santa Marta, Colombia 1931) migreerde op elfjarige leeftijd naar Aruba. Met Companashi, Cronica di recuerdonan scondi heeft hij een persoonlijke invulling gegeven aan twee Arubaanse literaire tradities: die van het schrijven van memoires en het beschrijven van de geschiedenis van een bepaalde barrio vanuit persoonlijk gezichtspunt.

 

Rosenstand Companashi
Ernesto Rosenstand is van vaderszijde van Duits-Deense komaf en werd op 4 maart 1931 als zoon van een Cubaanse vader en Arubaanse moeder geboren in Santa Marta, Colombia. Hij vertelt in Companashi uitvoerig over de jeugdjaren in de streek met bananenplantages waar de wereldberoemde roman van Gabriel García Márquez, Cien años de soledad speelt. Toen het met de bananenteelt misliep in de Tweede Wereldoorlog migreerde het gezin naar Aruba, waar men na aanvankelijk in Tanki Leendert gewoond te hebben zich in Companashi vestigde:

Biba den tera straño no ta co’i loco. Ta hopi dificil. Tur cos ta straño y completamente otro. Pa no papia mes di discriminacion. Hopi biaha si bo ta stranhero bo ta clase aparte. Esaki nos ta experiando actualmente na nos isla cu e cantidad di stranhero cu ta drentando nos isla. Ta dura basta tempo cu bo por asimila. Esei si yega asina leu cu ta asimila.

De auteur vertelt uitvoerig over de moeizame aanpassing in de destijds kleine barrio. Hij beschrijft het ‘wortelen’ aan de hand van het spelen met vrienden die nog geen vrienden zijn en vooral de moeizame aanpassing op school waar hij als zij-instromer in de vierde klas als Spaanstalig Colombiaans jongetje uiteraard geen woord Nederlands begreep en daarom als twaalfjarige werd teruggezet naar de eerste klas:

Otro problema tabata e diferencia di idioma. Esaki tabata cai riba mi manera chumbo y asina tabata kita tur sorto di spontaneidad, na cuminsamento practicamente ta cu sena tabata comunica. Mi tabatin miedo enorme pa paia. Semper mi tabata un hende contento cu tabata gusta amistad, desorden y awo mi tabata haya mi manera un hende ta cana den sono sin por bisa un palabra. Ni mudo!

Maar met ijver en doorzettingsvermogen bereikte hij, samen met andere Spaanstaligen, dat ze een klas in twee maanden afrondden en zo toch nog relatief snel konden doorstromen. Rosenstand beschrijft de verschillende leerkrachten en de positieve en negatieve ervaringen
De dubbele moeizame aanpassing had tot gevolg dat met nostalgie de jeugd in de stad Santa Marta en op de bananenlantages verheerlijkt werd. Rosenstand kreeg in zijn geboortestad les op een kleine particuliere school en hij vergelijkt voortdurend hoe het in Colombia was en hoe het er op Aruba in de oorlogsjaren en daarna er aan toe ging.
Zo worden de persoonlijke belevenissen tegen de achtergrond van de lokale geschiedenis van de jaren veertig en vijftig beschreven. Dat betreft dingen van alledag als sport en spel en filmbezoek, de familie, buren en vrienden, maar ook zaken in en rond de wijk die het daglicht schuwen en zelfs niet verdragen. Zo vertelt hij van uitgezonden Nederlandse contractanten-onderwijzeressen die uit verveling en eenzaamheid mannen ontvingen:

algun di nan pa mata nan nostalgia tabata ricibi yonkumannan den nan cas. Na cuminsamento cu poco reserva, ma despues abiertamente. Nan tabata haci esaki pa lubida Kikkerland.

Companashi bevat een dubbele migrantenervaring: enerzijds die van integratie waarvoor de schrijver als jongen koos door zich in te spannen om te assimileren, en anderzijds de ervaring van de migranten die zich isoleerden in de zich steeds uitbreidende woonwijk. De memoires beschrijven daarnaast een dubbele nostalgie: allereerst die naar de jeugd, de herinnering aan Santa Marta en vervolgens de herinnering aan het Companashi van vroeger:

Canando den dje awendia ta lanta den mi recuerdonan grato y mi ta sinti un sensacion asina agradabel di por a lanta ei banda. Y di a percura pa experiencia sensacionnan asina positivo cu a haci posibel cu mi por a skirbi e cronica aki di recuerdonan scondi.

Richard de Veer: Tiempos que pasaron y que jamás volverán
Onze geschreven literatuur staat, net als die in de rest van het Caribische gebied, in de traditie van de mondelinge expressie en communicatie. Onze dichters zijn declamators en onze prozaschrijvers zijn vertellers. Wat op het papier aan het oog van de lezer wordt toevertrouwd vindt zijn oorsprong in de mond van de verteller en het oor van zijn toehoorders. Inhoudelijk en stilistisch zijn onze ‘papieren’ auteurs eveneens in diepste wezen vertellers. Zo ook Richard de Veer (Aruba 1929 – Nederland 2014) in Un siglo di recuerdo (2008) waarin hij zijn herinneringen aan zijn jeugd en dus aan een voorgoed voorbij verleden opdist. Eerder had de auteur met Si, ta mi mes! de bij uitstek orale Compa Nanzi traditie gemoderniseerd met twintig nieuwe en eigentijdse verhalen.

 

Veer Un siglo di recuerdo-500x500
Het persoonlijke vertellen vindt zijn parallel in de wijze waarop de geschiedenis beleefd en verpersoonlijkt wordt. Objectieve historie wordt subjectieve herinnering in die zin dat ze volstrekt persoonlijk gekleurd wordt. De historie is bij ons de individuele ervaring die niet in vergetelheid mag raken en zo als een estafettestokje wordt doorgegeven aan de volgende generaties. Vaak is de historie daarbij her-torie, omdat het in het Caribisch gebied – en bij ons – veelal gewoonte is dat vrouwen deze verteltraditie voortzetten. Zo draagt Richard de Veer zijn herinneringen dan ook op aan zijn overleden grootmoeder Mamushi die zijn taal gevormd heeft.

Un siglo di recuerdo bevat in ruim veertig korte hoofdstukken de herinneringen van Richard de Veer aan het eiland van zijn jeugd. Dat blijken voornamelijk de jaren voorafgaande en volgend op de Tweede Wereldoorlog te zijn. Aan de Arubaanse ervaringen van die oorlog met al zijn problemen van voortdurend op de loer liggend gevaar, maar ook zijn vertier ten gevolge van de raffinaderijen en de bescherming van die raffinaderij door buitenlandse militairen, worden ettelijke hoofdstukjes besteed, soms direct, soms ook indirect. Maar ook de tijd daarvoor en daarna komt aan de orde. Zo blijkt de titel Un siglo di recuerdo toch toepasselijk.

“Mucha, loke diabel no ta pensa den fierno, bo ta pensa akibou”, herinnert Richard de Veer zich als frequente uitspraak van zijn moeder nu hij zelf op gevorderde leeftijd zijn herinneringen heeft opgeschreven. Un siglo di recuerdo begint met een beschrijving van de Aruba Fosfaat Maatschappij in San Nicolas en gaat door tot de modernisering van Oranjestad: “Ta hopi cos ta pasa den mi cabes durante e film di mi bida.” Daarbij komen verschillende definitief verdwenen aspecten van het oude leven naar voren, zoals – ik noem er maar een paar – de lantaarnopsteker, de werkemigratie naar Cuba, de komst van de Lago raffinaderij, de komst van de bioscoop, het verkeer vroeger en nu van ezel tot auto, de waterleiding, etc. Daarnaast geeft hij een beeld van het sociaal-economische en culturele leven van zijn jeugd, waarden en normen, vrijetijdsbesteding, de oude volkskennis op het gebied van geneeskrachtige kruiden, gewoonten rond sterven en begrafenissen, maar ook het bibliotheekwezen en onderwijs en natuurlijk de ontwikkeling van het carnaval.

 

lago

De Lago olieraffinaderij, San Nicolas, Aruba

De toon van zijn stukjes is die van de in nostalgie gedoopte pen, soms kritisch maar over het algemeen met een positieve grondhouding, waarbij de minder aangename herinneringen ook een deel krijgen omdat ook die een deel van het geleefde leven vormen: Ta p’esei no por salta nan sin salta parti di bo bida.” Richard de Veer prijs het verleden zonder het heden af te wijzen: “Bida ta sigui, ideanan ta cambia. Asina ta bai e tempo ei y awendia tambe. Nan ta cuynsa na un momento y caba despues mescos cu luna y solo: sali y drenta, sali y drenta.

Vaak begint een hoofdstukje met een korte beschouwing waarna de verteller overgaat naar het verhalende deel door via bij name genoemde personen een herinnerde gebeurtenis of een anekdote te vertellen. Zo bereikt de verteller een door de herinnering onvermijdelijke afstand in de tijd te beschrijven zonder afstandelijk te worden. Het taalgebruik versterkt deze houding, want het is vol met traditionele humoristische sententies die steeds weer de oude volkswijsheden die tegelijk van alle tijden zijn debiteren. Richard de Veer meldt dat hij soms schaterlachend heeft zitten schrijven en het moet wel een erge zure leespruim zijn die niet op zijn minst glimlacht bij talrijke originele zinswendingen. Ironie en humor zijn handelsmerk van zijn taal. De bundel wordt voorafgegaan en afgesloten met een gedicht, maar laten we daarbij opmerken dat Richard de Veer een betere verteller dan dichter is: “Asina hopi recuerdo ta bin adilanti, pensando bek riba bida den hubentud di temp’i mi tempo.”

Hubert ‘Jubi’ Naar
Hubert ‘Jubi’ Naar is in de culturele wereld van het eiland een persoonlijkheid, die zich manifesteert op journalistiek gebied met zijn columns in Diario en in de toneelwereld met onder meer Cabaret Picante en Grupo teatral Studio 84. In 2000 legde hij in zijn persoonlijke memoires E di dos paraiso een goort aantal aspecten van de geschiedenis van Lago Heights vast. Hij noteert daarin herinnerinen aan huizen, straten, bewoners, taal, bedrijven, populaire clubs, feesten, sport, ontspanning, speciale plaatsen als bachelor’s quarters en buraco hundo, carnaval, kamperen aan de kust, vliegveld, golf, de WO II en Yuwana Morto, Lago Hospitaal, Lago Colony, kunstenaars, stakingen bij de Lago, en tenslotte een aantal straten afzonderlijk.

 

Habitantenan di lago Heights entre 1943 y 1963 tabata papia hopi ingles cu otro. Hulandes tambe a domina hopi, debi na cantidad di hendenan di Suriname cu a biba den Lago Heights.
Lago Heights tabata tin tambe un sorto di ‘dialecto ingles’ cu tabata un mescla di ‘ingles, hulandes, y papiamento’, ya cu den conversacionnan ta tur idioma tabata wordo bruha den otro.

Jubi Naar legde ontstaan en ontwikkeling van San Juan en Dera Gai vast in 2003. In 2008 publiceerde hij verhalende en beschouwende columns met aandacht voor verleden en traditionele gebruiken op het eiland: 3 gota pa dia; Color di biento en Abrenuncia.
Hij noemt zichzelf geen schrijver maar een verteller op papier en dat is een juiste karakterisering van zijn onderhoudende bijdragen die hij put uit zijn grote kennis van het eiland: “E topiconan ta topiconan cu un poco di nos cultura y historia di pasado, tambe topiconan cu poco humor y anecdotanan di cosnan cu mi a pasa aden y kier a relata di nan.”

Dochi Dañe
Geschreven memoires staan dicht bij de aloude verteltraditie. Dat geldt in sterke mate voor Dochi Dañe die een echte verteller is, waarvan zijn uiteindelijk opgeschreven en gepubliceerde vertellende herinneringen aan zijn familiegeschiedenis en het eiland van weleer getuigen: ze zijn opgeschreven zoals ze verteld werden.
De oude plantage Fontein met zijn op het eiland zeldzame bron die altijd water voortbrengt is een plaats van cultureel-historische betekenis. Dochi Dañe heeft over de geschiedenis van die plaats uitermate boeiend verteld en dat vervolgens helemaal in orale stijl op papier gezet. Het interessante van zijn manuscript is de vermenging van persoonlijke elementen met de geschiedenis van het eiland. Dat maakt het Papiamentstalige document tot een werkelijk voorbeeld van de vereniging van persoonlijke herinnering (memory) en algemene geschiedenis (history).

E storia aki ta pasa via nan tur di un pa e otro, te a jega na mi pa medio di Machi Chea, cu si ta gusta conta di fontein. El por laga su trabaow para, si bo kier tende di fontein.
Ami di chikito, mi a interesa tur loke ta fontein. Ta pesei, cu ainda mi ta basta na memoria. Mi ta pone fontein riba papel pa bosonan tambe conose boso pariëntenan: ta pa bosonan sigui pase, mes cos cu ami a haci awor.

 

Landhuis Fontein

Landhuis Fontein

Dochi Dañe’s geschiedenis van Fontein is het verhaal van een gedenkwaardige historische plaats op het eiland, maar ook een familiegeschiedenis over vier generaties.
Borris (Borrah) Croes kwam van Nederland en trouwde met de Curaçaose Emely en ging als weduwnaar met zijn dochter Maria Elizabeth (Mita) op Aruba wonen en verwierf daar de plantage Fontein en zijn bron. Mita trouwde een Gravenhorst die echter al vroeg overleed, waarna zij hertrouwde met Jean Oduber en drie dochters kreeg, van wie de middelste Susanna Clementina (Chancha) zich na een ongelukkig huwelijk met Gustaf Adolf Hubles alleen op Fontein vestigde en vervolgens de plantage tot bloei bracht. Ze kreeg een dochter Maria Graciëla bij haar majordomo Dochi waardoor de plantage een erfgenaam verwierf en in familie eigendom bleef. Ma Chancha overleed in 1914, waarna de plantage in 1924 voor Fl. 2100,- verkocht werd.

Naast de familiegeschiedenis vertelt Dañe talrijke bijzonderheden van cultureel-historisch belang, zoals de gronduitgifte en hoe de familie de plantage en de zeldzame zoetwaterbron in bezit kreeg. Er wordt verteld hoe de plantage werd afgebakend en ingericht, het planten en activiteiten van kunstnijverheid en de opbrengsten daarvan die aan de stad geleverd werden of aan schepen die de haven van San Nicolas aandeden in de tijd van de fosfaat en later de olieraffinaderij. Maar ook over de relatieve eenzaamheid met maar twee buren: Ramona van Vader Piet en Malena van Rooi Dwars.
Dochi Dañe vertelt over feesten op de plantage met bezoekers uit Playa, zoals Henchi Croes en Nina Schwengle uit Savaneta, waarbij muziek gespeeld werd op het Caha di orgel van Benito Arends, met zijn dans, zijn eten en drinken. Ook hoogwaardigheidsbekleders, gasten van de commandeurs brachten een bezoek, evenals ingenieurs die in de mijnen en bij de raffinaderij werkten, zoals Jenny, Woolmer, Tregony, Fits Simon, Baxcon Taylor en Tomas. Een spannend fragment is het bezoek aan de grotten van Fontein waarin je in het pikdonker makkelijk kan verdwalen, de angst en opluchting van weer buiten te zijn.

De auteur schrijft in de stijl van een orale verteller, fragmentarisch, waarbij het verhaal heen en weer springt tot de draad weer wordt opgepakt, met zijn herhalingen, maar ook met grote informatiedichtheid. Zo ontstaat een beeld van Fontein van de koloniale tot de moderne tijd. Het is interessant op verschillende niveaus: als verhaal met zijn orale structuur en stijl, maar ook om gegevens en wetenswaardigheden over oude volkswijsheid, over traditionele geneeskunde en gewoontes.

“Tur esaki nan a tuma lugar na fontein. Tur esaki, mi a tuma hopi dia pa skirbi, dia cu mi molestia mi manan un poco ja mi no por skirbi, mi ta tembla, na manan. Ta pesei tin leter cu mi no por pone bon,” aldus het einde van het relaas over Fontein, zijn bewoners en zijn eigen plaats in de Arubaanse cultuurhistorie, opgeschreven naar aanleiding van de talrijke verhalen van Machi Chea, die maar niet kon ophouden over Fontein en zijn geschiedenis te vertellen.

 

[wordt vervolgd, klik hier voor deel 19]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter