blog | werkgroep caraïbische letteren

Balans: Arubaans letterkundig leven (10)

door Wim Rutgers

02.1 Nydia Ecury: verliefd op het Papiaments
Nydia M. Ecury (Aruba 1926 – Curaçao 2013) is een zuster van de op Aruba bekende ‘Boy’ Ecury. Ze werkte voor Aruba Esso News en studeerde Engels in Canada. Sinds 1957 woont ze op Curaçao, waar ze Engels doceerde.
Ze begon relatief laat een rol te spelen op cultureel terrein, maar werd daar zeer bekend en populair als dichteres en voordrachtskunstenares. Ze publiceerde een handvol gedichtenbundels en diverse voorbeelden van kinderliteratuur. Daarnaast vertaalde, speelde en regisseerde ze toneelstukken voor Thalia. Haar ‘One woman show’ bracht haar in 1980 veel waardering. Ze schrijft in het Papiamento en Engels.

 

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Nydia Ecury

Nydia Ecury werd gezien als vrouwelijke auteur in een tijd dat vrouwen nog niet veel gepubliceerd hadden. Vanuit die gedachte schreef de Amigoe in 1972 over het debuut Tres rosea:

Men moet over een behoorlijke dosis moed beschikken om in deze kleine gemeenschap waar iedereen zich geroepen voelt zich met de meest intieme aangelegenheden van anderen te bemoeien gedichten te schrijven waarin men vaak zijn diepste innerlijk blootlegt. Zeker als vrouw.

Een gesprek
Ik ‘maak’ geen gedichten. Ze komen als vanzelf, ik schrijf ze slechts op. De aanleidingen tot een gedicht zijn heel verschillend. Beelden die ik zie tussen waken en slapen, emoties die ik onderga of bepaalde gebeurtenissen. Bijvoorbeeld, een goede vriendin van mij stierf. Ik had er veel verdriet van. Ze deed me altijd denken aan een kolibrie. Dat beeld wordt dan het uitgangspunt voor een gedicht. Daar werk ik mee.
Ik schrijf het op zoals het zich manifesteert in een voorlopige vorm. Daarna ga ik erover nadenken en dan komt het verfijnen, het kritisch evalueren van elk woord.

Papiaments en Engels zijn de talen waarin ik schrijf. Soms komt een gedicht in beide talen in mij op, als een tweeling. Het is echter geen eeneiige tweeling. Elke taal drukt een eigen stempel op het gedicht. Het is dus geen kwestie van vertalen.
Een duidelijk voorbeeld hiervan is ‘Stroisto’ naast ‘Flower¬boy’.

Stroisto Flowerboy

Ai, Richie, Unknown to you,
sin bo sa, a hundred times per day
shen bes pa dia your precious little hand
bo man chikitu, bindishoná strews my path with joy,
ta stroisto mi kurason as though you were
ku alegria a flowerboy.
manera ta brůit e ta, My heart:
mi kurason… the blushing bride.

Als ik uitgenodigd word om mijn gedichten voor te dragen in Nederland, dan wordt er een Nederlandse vertaling geëist. Daar waag ik me echter niet aan. Daarvoor heb ik goede contacten met de Nederlandse dichteres Esther Jansma. Zij vertaalt mijn gedichten; zij is niet alleen heel goed, maar gelukkig ook zeer kritisch. Maar hoe dan ook: mijn moedertaal is Papiaments. Het Papiaments is zo ritmisch, zo klankrijk, zo beeldend! Ik ben constant verliefd op het Papiaments. Ik ontdek er steeds nieuwe dingen in. Dit is zo stimulerend.
Het is natuurlijk een feit dat ons taalgebied klein is. Daarom ben ik zo blij dat ik me ook in het Engels kan uitdrukken. Telkens als mijn gedichten verschijnen in het buitenland, staat er naast het Papiaments mijn Engelse versie of een vertaling in de taal van het land. Op deze manier kan ik een bijdrage leveren aan de verspreiding van mijn moedertaal.
Wel vraag ik me steeds af: Is mijn niveau goed genoeg, hanteer ik de juiste criteria, kan ik de mensen nog boeien op mijn leeftijd? Zo blijft een tweede one-woman-show uit, hoewel er vaak genoeg om gevraagd wordt. Ik wil noch herhalen noch dalen.

In 1992 was er op Curaçao een Caribbean Women Writers’ Conference. Een docente van de International University of Florida kwam bij me en vroeg naar mijn ‘editor’. Ik antwoordde: ‘Dat ben ik zelf. Ik ben de schrijver, de redacteur, de uitgever, de distributeur. In een kleine gemeenschap is er geen ruimte voor specialisatie. Ze kocht 35 exemplaren van Kantika pa Mama Tera / Song for Mother Earth en gaf mij een plaats in haar cursus ‘Regional Literature’. Dat deed mij deugd, dat mijn gedichten goed genoeg bleken om op de universiteit van Florida gelezen te worden.
Tijdens deze zelfde conferentie heeft de deelneemster uit Venezuela een paper gepresenteerd, getiteld: ‘Nydia Ecury, la poeta de la forteleza’. Al luisterend schoot mij een uitdrukking door mijn hoofd die mijn vader placht te gebruiken, namelijk: ‘Obligashon prome ku deboshon’. Dat betekent dat je je verplichtingen tegenover jezelf en je medemens boven alles gaan. Ik denk dat hij gelijk had, want als iemand dat klaarspeelt wordt hij sterk, juist omdat het zo moeilijk is.

Oranjestad-1400x385

 

Ik heb mijn plek gevonden op Curaçao. Mijn voornaamste hobby’s – toneel en literatuur – heb ik hier kunnen ontwikkelen en ik geniet er steeds van. Mijn kinderen zijn hier geboren en grootgebracht.
Bovendien is Aruba zo veranderd, dat ik er met moeite mijn weg kan vinden. Die valse gevels in het centrum van Oranjestad hebben een scheur in mijn hart veroorzaakt. Er moet een grens zijn voor wat je prijs geeft om toeristen aan te trekken. Ondertussen zijn er op Aruba verscheidene mensen van wie ik houd overleden. En daarom is er aan elk bezoek aan Aruba een zekere nostalgie verbonden.

In 1959 heb ik samen met Jacques Penso Knecht van twee meesters van Goldoni vertaald. Dat stuk werd onder regie van de Sticusa-regisseurs Elly en Piet Kamerman in Roxy gebracht. Daarna volgde uit het Spaans Cosas de Mama y Papa van Alfonso Paso. De titel in het Papiaments was Gai bieu ta traha sòpi sterki. Voor de opening van Centro Pro Arte in 1968 heb ik een vertaling van De leugenaar van Goldoni verzorgd. Van Tennessee Williams heb ik The Rose Tattoo vertaald. Verder De meiden van Jean Genet en Romeo & Juliet van Shakespeare.

 

Carlo Goldoni

Carlo Goldoni

Mijn eerste gedicht ‘Sekura’ heb ik in 1957 geschreven. Het werd pas in 1972 gepubliceerd in Tres rosea. Soms moeten gedichten een poos blijven liggen, net als wijn. Ik voel me niet verwant aan andere auteurs, want uiteindelijk, zoals ik al eerder zei, schrijf ik de gedichten slechts op. Wel lees ik vaak gedichten, waarbij ik dan denk: Ja, zo heb ik het ook ervaren. Of ik denk: Ja, dezelfde emoties zijn om dezelfde redenen bij mij ontstaan.

Iedere bundel geeft min of meer weer in welke fase van het leven ik mij in een gegeven periode bevind. Tres rosea van 1972 had veel te maken met de alleenstaande vrouw en moeder. Geen sinecure, dagelijkse uitdagingen, maar ook veel voldoening en genoegen als het lukte. De kinderen waren bronnen van kracht en vreugde. Maar soms wil je alleen maar slapen, soms wil je in een kuil gaan liggen en alles overlaten aan Mama Tera.
Met Bos di sanger van 1976 ga ik terug naar mijn geboorte-eiland en naar de verschillende rassen waarvan ik afstam. Ik ontmoette bij het voordragen op Habaai een mevrouw die mijn overgrootmoeder Francisca gekend had. Van Rosalinda Leonora kwam ik te weten dat Francisca Ecury uit Venezuela naar Aruba was overgekomen als bevrijde huisslavin. Ze begon meteen voor de hele buurt brood te bakken. Als klein meisje stond mevrouw Leonara om drie uur ‘s nachts op om samen met mijn overgrootmoeder het deeg te kneden dat had staan rijzen. Ik werd jaloers op haar, ik had dat meisje willen zijn. Als ik mijn ogen dicht deed, kon ik de koele ochtendlucht van Aruba voelen, kon ik de hanen horen kraaien, kon ik het brood ruiken. Die gevoelens hebben geleid tot Bos di sanger – Stem van mijn bloed. Bij de presentatie van de bundel was mevrouw Leonora mijn eregast.
In Na mi kurason mará van 1978 was ik blij met het leven. Ik zat goed in mijn vel. ‘Awor ku mi ta birando grandi, e mundu loko akí ta na mi kurason mará.’ Ik reken hierin ook af met een heleboel zaken uit het verleden.
In de tweetalige bundel Kantika pa Mama tera / Song for Mother Earth die in 1984 verscheen, doorbrak ik de taalbarrière. Enkele reeds eerder in het Papiaments verschenen gedichten manifesteerden zich nu ook in het Engels, naast nieuwe inspiraties vanuit een breder perspectief. De prachtige illustraties van José Maria Capricorne onderstrepen dit nog. Ik ben nu erg trots op deze bundel. De uitvoering is erg mooi. Een kaft van linnenpapier en de pagina’s van ‘coral’.

José Capricorne

José Capricorne

Het heeft elf jaar geduurd voordat Un sinta den bientu verscheen, maar ik had ondertussen niet stil gezeten. In opdracht van het eilandgebied heb ik kinderboeken geschreven en kinderverhalen vertaald. Dit in verband met het invoeren van Papiaments als vak op de basisscholen. Daarna moest ik wegens mijn leeftijd uit eilandsdienst. Voor zo’n nieuwe fase in je leven heb je ook weer tijd nodig om te wennen en je draai te vinden.

Een hoogtepunt in deze periode was de geboorte van mijn kleinzoon. Aan hem heb ik mijn bundel Un sinta den bientu dan ook opgedragen. Maar net daarvoor had de dood van mijn zus Mimi, mijn eigen sterfelijkheid dichterbij gebracht. Tussen dit dieptepunt en het hoogtepunt – Richie – beweegt zich deze bundel.

Bij ons is poëzie tevens theater. Het leeft! Bij anderen is het een kwestie van poetry reading. Hier is het een performance. Bij voorkeur ken je je gedichten van buiten, zodat je eye contact hebt met je publiek.
Bij het multiculturele Dunya-festival in Rotterdam in mei 1995 lieten ze alle dichters achter een hoge, zwarte katheder staan. Met mijn een meter tweeënzestig kwam ik er amper bovenuit. Toen heb ik heel beleefd om een eenvoudig tafeltje gevraagd, zodat ik contact zou kunnen maken met het publiek. Body language is erg belangrijk voor een performance.

 

[wordt vervolgd, voor deel 11 klik hier]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter