blog | werkgroep caraïbische letteren

Badal van Anil Ramdas als plaats delict

door Astrid H. Roemer

Hoe is het Karin Amatmoekrim toch gelukt om op een gegeven moment los te komen van LEVEN & WERK van Anil Ramdas?! Hoe omzeil je een ‘zwart gat’  zelfs als je lichtvoetig door het leven gaat zoals zij. Haar promotie is succesvol geweest en zelfs zo dat er van het proefschrift een populaire publieksversie in de boekhandel ligt. In wat voor land leef ik eigenlijk? is niet zo comfortabel als ik eerst dacht niet wetend wat mij te wachten stond. Ik ken Anil Ramdas niet persoonlijk, had niet echt belangstelling voor zijn krantenstukjes, kijk zelden televisie, ben een radiofreak maar vond hem ook op dat medium een aansteller. Maar omdat hij in hetzelfde land geboren is als ik, vergaf ik hem alles. Zelfs toen hij in zijn eerste essaybundel 1992 De Papegaai zoiets, mij zonder schroom wegzette als ‘gestoorde vrouw’; ik vergaf hem het feit dat hij niet in staat bleek te zijn zelfs een goed fictief kortverhaal te schrijven maar brutaal de Surinaamse Literatuur verwierp alsof het kleuterwerk was van laagbegaafde landgenoten van hem, het soort met krullend haar welteverstaan.

En toen mij het bericht bereikte, dat hij op zijn verjaardag een eind had gemaakt aan zijn leven, dacht ik met tranen in de ogen: ik vergeef je ook dit Ramdas, dat je onze Surinaamse Literatuurgeschiedenis opzadelt met een ernstig delict. Onze auteurs en dichters raken extreem verarmd, hopeloos verward soms, slaan weleens op de vlucht voor landgenoten en moederland-Holland, blijven steken in een schrijversblock, maar nog nooit heeft een van ons een moord gepleegd en zeker geen zelfmoord!

In welk land leef ik eigenlijk is een omvangrijke biografie, overzichtelijk verdeeld in behapbare hoofdstukken en opgevrolijkt met prachtige zwartwit fotoportretten. Om eerlijk te zijn: de eerste helft van Amatmoekrims opstapeling van Ramdas zijn opmerkelijke bijdragen aan ‘iets’ wat hijzelf ‘beschaving’ noemde deed mij huiveren van ergernis. Waar in godesnaam haalde zij het lef vandaan om deze Hindoestaanse-Surinaamse-Journalist uit een kast te halen waar hij volgens mij en zoveel anderen nooit in had gezeten! Niet dat mijn favoriete publiciste dan ook meteen van haar voetstuk viel maar: ik ging dagelijks uren voor het raam staan staren naar de vier kokospalmen die mijn horizon markeren ergens in Paramaribo, mij afvragend of ik misschien in winterslaap gevallen was in een ‘Anil Ramdas Tijdperk’. De jaren negentig misschien? Rond de eeuwwisseling wellicht waarbij ikzelf door het maandagblad Opzij was gekozen als een van drie belangrijkste vrouwen, dat wil zeggen ‘top-feministen’ van de afgelopen tijd! En ook al werd ik niet gefeliciteerd door Joan Ferrier, de directeur van het instituut in Den Haag waar ik overuren maakte noch door de dames die er eveneens werkten: iedereen vond dat ik die nominatie waar had gemaakt in twintig afgelopen jaren van hard werken. Kortom: waar haalde Karin Amatmoekrim al de medailles vandaan om die Ramdas, desnoods postuum, op de borst te spelden? In mijn creoolse kringen stond Ramdas bekend als een ‘seksueel onaantrekkelijk kereltje met een grote mond’. Mannen vonden hem een ‘haantje de voorste’ die altijd weer een manier vond om weg te pikken wat anderen, soms met pijn en moeite, ergens aan de orde hadden gesteld om dat dan met bravoure onder de aandacht van zijn intellectuelen in Amsterdam en omgeving te brengen, als een gouden ei dat hij had gelegd. Hij werd daar bewonderd. Hij kon zelfs opscheppen onder ons, dat hij 1 gulden per woord vroeg voor alles wat kwam uit hem! En precies als toentertijd Edgar Cairo, droomde hij breed lachend van het ‘grote geld’ dat hem als royalties jaarlijks zou worden uitgekeerd. Bevoorrecht en beroemd?! Ramdas mocht zich verguld dromen maar dat zo’n nuchtere romanschrijver en essayist als Karin Amatmoekrim, nota bene wetenschappelijk, zou trappen in zoveel stoerdoenerij kon ik maar niet geloven. Er kwam niets origineels uit die jongen. Al de beroemdheden die hij naar zijn televisietafel haalde waren precies als zijn beste homovriend, gewoon kapstokken voor zijn eigen colberts die altijd twee maten te groot waren. Hij had een ‘mooie pen’, absoluut: maar goed kunnen omgaan met ‘naald en draad’ maakt van een kleermaker nog geen modeontwerper. Ik droomde dat ik uit de wolken viel om Ramdas uit het water te halen en om hem te vertellen dat hij helemaal niks waardevols had toegevoegd aan de Surinaamse Literatuur en voor straf niet dood mocht zijn maar eeuwig door moest gaan met schrijven en babbelen in Amsterdam! Huilend werd ik wakker.

Ik ging op reis. Vanuit Suriname. Naar Den Haag. New York. Kwam in contact met het Nederlands zoals ik het graag hoor. En het Engels dat uit mijn eigen vertaalde debuutroman opsteeg inspireerde mij. Boekenliefhebbers overal waar ik kwam. Crossing Borders. Two Lines Press. American Book Award Nominations. Uitgevers. Boekverkopers. Vertalers. Auteurs. Dichters. Zangers. In het vliegtuig uit Suriname kwam ik te zitten naast een heer die onophoudelijk op fluistertoon sprak. Ik vroeg met wie hij zo in gesprek was. Hij zei zacht: Spirits! Ik liet hem zijn ding doen, at ontzettend lekker van drie boordgangen, nam een gin-tonic en viel maar niet in slaap. Zachte landing in Amsterdam. Taxi naar Den Haag. Werd heerlijk overvallen in de hofstad door herinneringen aan de drie kinderen van Patsy, mijn zus. Ik liet mij rijden naar de Noordzee bij Kijkduin. Liet Indo-gerechten naar mijn hotelkamer brengen. At. Alleen. In het vliegtuig naar New York was alles anders in mij. Ik had Karin Amatmoekrim ontmoet op Crossing Borders. Zij was met haar geliefde en hij keek steeds naar haar. Zij ging op een Haags podium in gesprek met mij. Kalm en indringend. Zij eindigde met een moeder-gedicht van mij en ik viel stilletjes in. Het publiek was hartelijk en aandachtig. Ik houd van Karin sinds ik haar bijdrage zag bij de P.C. Hooftprijs 2016 aan mij. Ik zat erg comfortabel in het Amerikaanse vliegtuig onderweg naar de stad van mijn online-lover-singer SKC en ik dacht aan hoe Karin Amatmoekrim haar uiterste best heeft gedaan om de wereld waarin ook ik woon te laten ervaren hoe Anil Ramdas, een Hindoe-man geboren in het rijstdistrict van het geboorteland van haar moeder en mij, zich uiteindelijk manifesteert in het hoogontwikkelde en rijke Nederland. Misschien wil ze dat ook ik trots op hem ben. Zij heeft dat innig voor mij gewild in 2016. Emma van Meyeren die meereist met mij treft mij slapend aan en merkt op dat ik er zo vredig bij lag urenlang en hemelhoog.

Terug in Paramaribo begon ik opnieuw te lezen in In wat voor land leef ik eigenlijk? met in gedachten de krachttoer die Amatmoekrim moet hebben uitgevoerd om ons te laten ervaren hoe Ramdas zich heeft gepresenteerd in al zijn hoedanigheden. Zij had zich kunnen beperken tot zijn gepubliceerde essays in de vorm van zeven boeken. Ze had zijn bijdragen aan allerlei media kunnen verzamelen en met hem kunnen pronken alsof hij is een soort kunstdiamant. Karin Amatmoekrim is afgedaald tot in het meest intieme van Ramdas’ bestaan. Zijn persoonlijke agenda, kanttekeningen en brieven aan nabije relaties en anderen; zijn meest intieme vrienden werden ondervraagd, zijn nabije bloedverwanten, zijn geliefde vrouw! Hoever kun je gaan om een volledige en waarachtige biografie te schrijven? Zover als je wilt! Zover als je kunt! De tweede helft van het boek doet daarom verslag van anekdotes die vaak zo intiem zijn, dat ik mij bevreesd afvroeg of de kinderen van Anil Ramdas te jong waren om een grens te stellen. Ik wilde niet weten hoe gefragmenteerd zijn familie is en hoeveel hartzeer Ramdas voortdurend bij zich droeg. Noch wilde ik zwart op wit worden geconfronteerd met wat steeds werd gefluisterd namelijk, dat die ‘welbespraakte Hindoestaan’ met die ‘mooie pen’ in werkelijkheid een hufter is, een opschepper, een racist. In de biografie is hij een zoon die zich te pletter werkt en een familieman die veel ijzers in het vuur houdt. Het uithoren van anderen, wat specifieke informatie oplevert, is uiteraard bedoeld om een delict te begrijpen. Welk delict?! Hoe het steeds moeilijker werd om je verbonden te voelen met Ramdas. Hoe cultuurfilosofen als Said, Fanon, Hall en zijn grote voorbeeld romanauteur Naipaul fungeerden als zijn visitekaartjes in conflicten die hij persoonlijk publiekelijk uitvocht over kwesties die het debat op straat, in de kroeg, in de krant en in de Tweede Kamer beheersten. DE ISLAM in Nederland. DE MULTICULTURELE samenleving. NIEUWE VLUCHTELINGEN & MIGRANTEN uit het buitenland. DE AUTONOMIE van een scheppend kunstenaar. RACISME. Disputen die mede door hem bleven steken in ressentimenten. Er kwam geen vrouw aan te pas. Mannenwerk. Politiek is mentaal maar overschrijdt de pijngrens kom je uit een gekoloniseerd land. Ramdas voerde een strijd die elk debat oversteeg en die zijn onuitwisbare etnisch-culturele geschiedenis tot de bodem raakte. Bloed. Zweet. Tranen. Suriname onafhankelijk maar kapot door militaire interventies. Hij had het zien gebeuren. In India kwam hij nog meer tot de slotsom dat hij bezig was een weg af te leggen die geen uitweg bood. Hij, hindoestaanse man in Amsterdam met goede manieren en goede papieren had wellicht verder kunnen komen had hij een ander pad gekozen. Voorbeelden genoeg. Hoogleraar had hij kunnen zijn. Het zat immers niet in zijn levensplan om de ‘morsige buitenwereld’ als een toddenman af te struinen zoekend naar ‘opmerkelijk nieuws’. Had hij zich echter humaner verdiept in de levens van de mannen aan wie hij zich optrok, dan zou hij begrijpen dat het ook bij hen niet gemakkelijk was gegaan. Afwijzing. Echtscheiding. Ontslag. Alimentatie. Eenzaamheid. Drank. Hoeren. Hij vocht tegen alles wat hem tot man had gemaakt in de ‘beschaafde wereld’ en in het ‘vrolijkste land’ van de wereld, Suriname. Geen raad wist hij zich met de ‘botsende belangen’. Hij mocht niet jammeren zoals vrouwen doen. Hij mocht geen terugtrekkende bewegingen maken als een angstig kind. Hij gaf bruikbare adviezen aan meisjes en dames die vastliepen in het rad van de mannenwereld. In wezen vocht hij tegen armoede ook al noemde hijzelf het liever ‘onrechtvaardigheid’ en ‘domheid’ en ‘onbehoorlijk bestuur’. Hij wist dat hij het gevecht tegen ‘bijtende armoede’ niet zou winnen en daarmee zijn geliefden zou kwijtraken. Hij was bang. Volgens zijn vrouw: bang om haar, zijn kinderen en zijn huis te verliezen. Hij dronk. Drank verdooft. Hij dronk zich kalm.

Het lukt Karin Amatmoekrim om mij mee te krijgen. Ik beweeg mee met de verbanden die zij legt en met de conclusies die zij trekt. Ik negeer de dwarsliggers in mij. Ik wil niet blijven roepen dat Ramdas gewoon te hoog gegrepen had en te veel met zichzelf was ingenomen om meer ruimte te maken voor anderen die niet zijn standpunten onderschreven. En blind was hij voor een realiteit die als aanwakkerend vuur ook in zijn eigen nek brandde. En dat wie zuipt steeds meer verdoofd raakt. En dat hij steeds meer ging geloven in zijn eigen uitvluchten. Want wat had hij werkelijk te bieden dan de doorwrochte maar starre modellen van andere mannen. En hij kreeg in eigen vakgebied maar geen voet aan de grond. In Holland mogen vrouwen positief gediscrimineerd worden. Als buitenlandse man kwam hij achter in de rij te staan zodra de spoeling dun wordt. Toen hij ook voor zakenrelaties, kennissen, vrienden en familie niet meer geloofwaardig was en waardevast trok hij zich moedig op aan zijn laatste uitvlucht: Anil Ramdas zal de beste Surinaamse roman schrijven en zich als de meest begenadigde Surinaamse auteur manifesteren. Het stond in zijn levensplan gedrukt reeds toen hij op de Algemene Middelbare School in Paramaribo de boeken van de schoolbieb negeerde en naar de stadsbibliotheek toog voor wereldliteratuur. Basta.  

Badal als plaats delict

Zijn uitgever had het koord met de lus kunnen hebben zien hangen. Zijn vrienden hadden hem kunnen aanmoedigen zijn academische opleiding alsnog met een spraakmakende promotie af te ronden. Zijn vrouw had hem kunnen beloven onvoorwaardelijk aan zijn zijde te zullen staan. Misschien was er ergens ook een romanauteur die hem zou afraden zoveel vertrouwen te hebben in een debuutroman. Ramdas had de roman nodig om zijn eigen waarheid onder ogen te kunnen zien. En dat geeft enorm veel vertrouwen. Hij kon een man maken naar zijn beeld en gelijkenis en hem het eeuwige leven inblazen. Het universum werd gevormd door de habitats waarin Ramdas had verkeerd. Nergens gevonden wat hij zocht om hem beroemd en bevoorrecht te maken?! Badal moest en zou daarvoor boeten. Niet alleen Badal maar ieder ‘weldenkend mens’ zou ooit blijven steken waar Ramdas was verdwenen: in een romanfiguur.  Hij wist het, Anil Ramdas. Hij wist dat hij op was. En ook ik wist het nadat ik zijn roman uitgelezen had. Overal sporen in de tekst die verwezen naar een ‘vroegtijdig sterven’: een delict. Zelfdoding is het geworden. En toen het bericht kwam heb ik wakker gelegen een nacht lang. Gedacht. Hij heeft niet van ons gehouden. Wij hebben zijn werk niet gewaardeerd. Hij wou niet wonen op ons grondgebied. Wij hebben hem straal genegeerd. In India heeft hij met weerzin gestaard naar het dorp Bihar waar zijn etnische wortels zitten. Hij noteerde daarover: (…) In de trein vroeg een oud vrouwtje waar ik vandaan kwam. Suriname, zei ik. Welke trein ernaar toe ging. Geen enkel gaf ik toe. Zij keek mij met diep mededogen aan. Zo’n onbelangrijke plaats, niet eens een treinstation.

Charles Darwin heeft het bijna precies voor ons uitgezocht: als je gunstig wilt overleven zul je gunstige keuzes moeten maken die ook jouw eventuele nageslacht een gunstige start bezorgen. Ben je in Suriname geboren en kies je ervoor om in Nederland tot wasdom te komen dan zul je er rekening mee moeten houden dat tremors van het kolonialisme je zullen verrassen. Niemand komt los van haar levensfeiten. Losraken van je achtergrond kan maar het litteken blijft. Op zijn verjaardag in wat het laatste jaar van zijn bestaan werd, is er niemand die het feit dat hij het heeft volgehouden, vallend en opstaand, met hem viert. Ook zijn vrouw niet. Geen vriend. Hij drinkt zich laveloos en verdrinkt zich in zijn eigen badkuip. Ik herhaal. Hij heeft niet van ons gehouden. Wij hielden niet van hem. Hij wou niet wonen op ons grondgebied maar in Nederland en zelfs in India vond hij geen vaste grond onder de voeten. En hij liet een verklaring achter: IK KAN NIET MEER.

Karin Amatmoekrim heeft een biografie gepubliceerd gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. En ja, wie de zelfmoordboeken van Jeroen Brouwers heeft gelezen kan net als ik de conclusie trekken, dat schrijvers met de teksten die zij produceren en publiceren sporen achterlaten, die bij nader onderzoek, het delict dat zich aan het voltrekken is, verklaren. Dankzij het overzichtelijke werk van Amatmoekrim is de tragiek van Anil Ramdas haast net zo rationeel te verklaren als zijn eigen reacties op derdewereldpijn: hij was niet intelligent genoeg voor Europa om zijn eigen bestaan op de rails te kunnen houden! Ik kan dat ook niet goed. Moet schrikbarend hard werken om het hoofd boven water te houden als vrouw alleen. Een bekende schrijfster had in India tegen hem gezegd toen hij de humane verworvenheden van het westen triomfantelijk opsomde: Europa is de wereld niet! Hij wist ook dat hij Europees kon denken maar nooit Europees zou ogen. Hij had niets om op terug te vallen dan herinneringen aan betere tijden. Toen een vertrouwelinge hem erop wees dat hij in een crises verkeerde mailde hij terug naar haar: (…) ik heb verdomme zeven boeken geschreven. Mooie tv-programma’s gemaakt. Zomergasten, ik was 32. Edward Said en Ben Anderson geïnterviewd en de Dalai Lama, ik heb het voor mekaar gekregen dat V.S. Naipaul mij nadrukkelijk uitnodigt voor een weekend samen met hem in kasteel Neemrana (voor een Nobelprijs-viering in India. AHR), ik heb de Nederlandse cultuurminister geadviseerd en op 34-jarige leeftijd de Den Uyl-lezing gehouden ten overstaande van het voltallige kabinet (…) en dan denk je dat je het als Hindoestaans jochie wel hebt gehad, word je zeven jaar later gevraagd om de Van der Leeuw lezing te doen (…) Ik heb de reputatie dat men geen neen zegt als ik iemand voor de radio uitnodig: iedereen komt onmiddellijk braaf alsook voor televisie. (…) ik kan vertellen dat ik Prins Claus persoonlijk ken en een keer ergens in een hoek stond en dat Beatrix naar mij toekwam met de hand uitgestoken: Meneer Ramdas, hoe gaat het met u? En de opsomming gaat zo door. Zijn Hindoestaanse mailvriendin wist meer. Hij had geen verzameld kapitaal. Geen kapitale villa. Niet eens een behoorlijke automobiel. Ramdas wist ook dat hij verzweeg wat hem opvrat. Alles wat hij nog had was gegoten in zijn romanpersonage Badal. En zijn Badalroman werd geen kaskraker.

Ik voeg eraan toe als troost voor iedereen die hem mist: volgens de studie van Doctor Karin Amatmoekrim is Ramdas met Badal de schrijver geworden die hij wou zijn. In de biografie is mijn naam eenmaal vermeld om aan te duiden wie Julian With is die zich manifesteerde als ruwe kiezel in de schoen van Ramdas. Maar wie mijn werk kent herkent mij doorheen de biografie als de ‘donkere materie’ die mogelijk heeft gemaakt wat Karin Amatmoekrim aan het licht kon brengen over een Surinaamse auteur. Niet hoe hij gescharreld heeft als journalist heeft hem groot gemaakt: het is de serene biografie van een romanauteur en essayist met Surinaamse ouders, een dame die mijn werk door en door kent, die hem voorgoed betekenis heeft geven. Zij heeft hem opnieuw ter wereld gebracht. Met pijn en moeite. RUST IN VREDE ANIL RAMDAS…

ASTRID H. ROEMER PARAMARIBO DECEMBER 2023

5 comments to “Badal van Anil Ramdas als plaats delict”

  • Opnieuw een artikel op de site van Caribisch Uitzicht dat te bestempelen is als onwaardig onfatsoenlijk en niet op juistheid gecheckt.

    Wanneer gaat deze site zich serieus nemen en haar verantwoordelijkheid inzien.

    Dit soort artikelen domweg plaatsen zonder enige vorm van redactie geeft ruimte en voeding aan racistische gedachten en feitelijke onjuistheden de wereld in sturen.

  • @ Cornelis Luckhardt / Naar mijn stellige overtuiging heeft Astrid Roemer een uitmuntende beschouwing geschreven over de biografie die Karin Amatmoekrim schreef over Anil Ramdas. Roemer legt zonder meer de vinger op enkele opmerkelijke tekortkomingen in de biografie en zodoende – ongetwijfeld – op een vertekend beeld van Ramdas. Roemer presteert het bovendien om in deze beschouwing haar waardering voor Amatmoekrim te verwerken en de pijnlijke inspanningen die het kostte om te schrijven wat zij meende dat publiekelijk kenbaar gemaakt moest worden.
    De redactie van Caraïbisch Uitzicht – en zijn lezers – mogen zich gelukkig prijzen de beschouwing van Roemer te hebben ontvangen en te kunnen plaatsen (en zeur niet over ‘racisme’ wanneer iets je niet bevalt).

  • Meneer Luckhardt, u heeft helemaal gelijk. De redactie had wat meer verantwoordelijkheid moeten tonen en mevrouw Roemer tegen zichzelf moeten beschermen. Het is toch duidelijk dat ze die hulp nodig heeft?

  • Dit verhaal is niet racistisch, maar het had wel wat minder gekund.

    ‘Liever dood dan een neger,’ schreef Anil Ramdas in een column in een landelijke krant. Het was een reactie op een kort commentaar dat ik had geschreven op iets dat niet op hem betrekking had.

    Of het was weer, ‘kroeshaar en dikke lippen’, als iemand zijn Indiaas uiterlijk niet associeerde met Suriname.

    En zo bleef het maar doorgaan met Ramdas, neger dit, neger dat. En als ik Roemer mag geloven ook nog referenties naar ‘laagbegaafde landgenoten’, lees domme negers.

    Maar ondanks alle opmerkingen kon hij in progressief Nederland lekker vrijuit babbelen over alles wat te maken had met Surinamers en allochtonen. Links in Nederland, maar rechts in Suriname.

    Wat het verhaal betreft, Roemer verwijst af en toe naar die racistische sentimenten, maar ze vergroot het niet uit. Integendeel, ze vergeeft hem zijn opmerkingen. Misschien was Anil Ramdas een racist, maar het was wel ‘onze’ racist, lijkt ze te zeggen. Maar dat is die relativerende Surinaamse houding waar de huidige BLM-generatie in Nederland geen boodschap meer aan heeft.

    Jammer is dat er niet veel van Ramdas overblijft. Mocht je beelden hebben van de scherpe analyticus, dan heeft ze met dit verhaal wel alle mystiek weggehaald.

    Interessant is te lezen hoe de verhoudingen lagen in die Surinaamse elitaire kringen. Ik wist niet dat Joan Ferrier zo afgunstig was ten opzichte van haar eigen mensen. Ik herinner me alleen haar maatschappelijk engagement, maar dat beeld zou ik dus moeten bijstellen.

    Ter afsluiting, ik zat jaren geleden naast Bernardine Evaristo, nog voor ze de Booker Prize had gewonnen. Leuk mens en zo ‘down to earth’. Ze had een scherpe mening, maar ze wist het te verwoorden zonder iemand of iets te devalueren. Ik denk dat veel schrijvers daar iets van kunnen leren.

    • [Anonieme commentaren worden niet gepubliceerd – red. CU.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter