blog | werkgroep caraïbische letteren

Back to my Indian roots

5 juni 2021: 148 jaar hindostaanse immigratie uit India

door Cherida Adamah-De Ziel

Inleiding

Dit jaar 2021 moet ik er aan geloven. Meer dan tien jaar was ik op zoek naar mijn Indiase roots en die vond ik op 25 mei 2021 in het Nationaal Archief (1). Een heuglijke dag voor mij, omdat ik waarlijk de namen en afkomst van mijn hindostaanse familie van mijn vaders’ zijde terugvond. Met name kreeg ik informatie over mijn grootvader (dádá) genaamd Mohi Uddin, die als contractarbeider uit India kwam.

Mijn vaders’ voornaam is George en de voornaam van mijn Indiase grootvader is Mohi Uddin. Mijn grootvader is als contractarbeider vanuit India naar Suriname gekomen in het jaar 1898. Het vinden van mijn Indiase familie in het Nationaal Archief, is mij mede gelukt, omdat ik reeds van mijn hindostaanse familie in Nederland een kopie van het familieboekje had ontvangen waarin belangrijke namen en (geboorte)data aanwezig waren.

Brits-Indisch meisje

Het vinden van je familie in de archieven is waarschijnlijk voor vele Hindoestanen in Suriname of Nederland niets nieuws.  Maar indien je op zoek bent en een bevestiging ontvangt via de archieven, ben je toch blij en overtuigd geraakt dat er op één van die 64 zeilschepen die vanaf 1873 van India naar Suriname vertrokken, ook mijn grootvader aanwezig was.

Culturele antropologie; twee geschiedenissen ontmoeten elkaar!

Als cultureel antropologe heb ik in 2013 een boekje geschreven over 150 jaar geleden Afschaffing van de Slavernij in Suriname, vanuit het perspectief van de tot-slaaf-gemaakten. Dit educatieve boekje werd op de lagere en voortgezette school van mijn kinderen behandeld. Buiten dit historisch moment, had ik ook interesse in mijn Afro-Creoolse roots. Via mijn moeders’ lijn, zijn mijn voorouders hoogstwaarschijnlijk uit West-Afrika afkomstig – mogelijk uit het huidige Ghana. In het Nationaal Archief heb ik namelijk de namen van mijn (bet)overgrootmoeders gevonden met de naam ‘De Ziel’, een naam gegeven door Nederlandse kolonisten.

Cherida de Ziel

Zoals bekend is, is er een belangrijk causaal verband tussen de datum van de afschaffing van de slavernij in Suriname, officieel op 1 juli 1863, maar officieus op 1 juli 1873 (2) en de nieuwe toevoer van goedkope arbeidscontracten uit India, eveneens in het jaar 1873 met de komst van het zeilschip de Lalla Rookh.
De Hollandse plantage-eigenaren voorzagen dat vanaf 1873 de tot-slaaf-gemaakten, niet meer op de plantages zouden blijven werken, daarom begon men uit te kijken naar nieuwe goedkope arbeidskrachten om hun plantage-opbrengsten veilig te stellen. Naar het voorbeeld van de Britse koloniën Guyana en Trinidad, importeerden de Hollandse plantage-eigenaren vanaf 1873, eveneens Indiase contractarbeiders uit Brits-Indië om hun plantage-economie te redden van de ondergang. Dat is daadwerkelijk gebeurd met de komst van het eerste zeilschip de Lalla Rookh dat met 399 Indiase arbeidscontracten aan boord, in 1873 in Suriname aankwam. Dus er was een naadloze aansluiting tussen het einde van de slavernij in 1873 en de komst van goedkope arbeidscontracten uit India, eveneens in 1873.

De Lalla Rookh
Het eerste schip met Brits-Indische contractarbeiders legde op 5 juni 1873 niet in Paramaribo aan, maar bij het Fort Nieuw-Amsterdam vanwege de diepgang van het schip. Dat  legendarische schip heette de Lalla Rookh, wat letterlijk de Tulpenwangige betekent (lalla = tulp en rukh = wang). De scheepsreis duurde circa drie maanden. De werving en selectie van de contractarbeiders vond plaats in de districten Uttar Pradesh en Bihar (en minder frequent ook elders), vaak buiten hun eigen dorpen. Hierover sloot de Nederlandse overheid ‘tractaten’ af met de Britse overheid, die zorgde voor de aanvoer van Brits-Indische contractarbeiders. Deze contractanten werden dan – per boot of trein – naar Calcutta vervoerd, vanwaar een zeilschip hen naar Suriname vervoerde.

Eenmaal in Fort Nieuw-Amsterdam aangekomen, werden de contractarbeiders toebedeeld aan de verschillende plantages o.a. in het district Commewijne. Velen kwamen te werken op de grote suikerplantage De Resolutie gelegen tegenover Nieuw-Amsterdam.

Feiten

  • De emigratie van India naar Suriname heeft 44 jaar geduurd (van 1873 tot 1916). De contractperiode omvatte maximaal 48 jaar (van 1873 tot 1920). Dus bijna een halve eeuw kwamen er constant schepen vanuit India (via Calcutta) naar Suriname. Overigens waren er al vijf jaar eerder Brits-Indiërs op een contract naar Suriname gekomen, niet rechtstreeks uit India, maar via (ei)landen in het Caraïbisch gebied. De eerste Brits-Indiër is al vóór 1873 in Suriname geboren. (3)
  • In die periode waren er 64 scheepstransporten waarbij 34.304 Hindoestaanse contractarbeiders zijn geëmigreerd. In de contractperiode (1873-1920) hebben zich 25.000 hindostanen permanent gevestigd in Suriname; ca. 12.000 zijn teruggekeerd naar India.
  • Een contractperiode duurde 5 jaar, daarna kreeg de contractarbeider de kans te remigreren naar India of zijn contract te verlengen met 5 jaar.
  • De religieuze achtergrond van de hindostaanse contractarbeiders was: 82% hindoe-geloof en 17% moslim-geloof. Het aantal christenen was heel klein. Wat opmerkelijk is, is dat zowel de moslims als hindoes grotendeels uit hetzelfde gebied afkomstig waren, namelijk uit Uttar Pradesh, Bengalen en W-Bihar.

Archiefgegevens over mijn grootvader (= vader van mijn vader – dádá).

Mijn oma Hamidem

Het blijkt dat mijn grootvader Mohi Uddin Imam Bux op 19-jarige leeftijd op 25 januari 1898 met het zeilschip de Avon vanuit Calcutta is vertrokken. Hij had nog geen kinderen en was geboren in Brits-Indië (India). Hij kwam uit het district Karpa, uit het dorp Kichchimpait. Wervingsinstantie: Koloniaal gouvernement. Het schip kwam op 13 april 1898 aan in Paramaribo, wat tevens de startdatum werd van zijn arbeidscontract. Zijn contract heeft precies 5 jaar geduurd tot 13 april 1903 afgelopen (onduidelijk is of hij zijn contract verlengd heeft). Zijn huidskleur was donkerbruin. Zelfs de naam van de plantage-eigenaar was bekend, namelijk dhr. J.F. Green. Hij werkte op de plantage Alliance (Cottica). Hij was een ‘Moosulman’, d.w.z. een islamiet. Hij huwde gehuwd met Hamidem Afzalali (mijn oma – dádi) op 6 april 1932 te Paramaribo en uit dit huwelijk werden 9 kinderen gewettigd, onder wie mijn vader George (in 1916 geboren te Paramaribo).

Mijn persoonlijk verhaal

Mijn vader George Imambaks

Van mijn moeders’ zijde heb ik een creoolse afkomst en van mijn vaders’ zijde een hindostaanse (moslim) achtergrond. In Suriname zou men mij een dogla (Helman, 1978: 40) noemen. Ik ben door mijn moeder opgevoed en grootgebracht en draag ook haar achternaam. Mijn vader George had mijn moeder in Suriname ontmoet; twee prachtige bloemen. Hij had een zaak in Paramaribo, La Confianza. Het was de bedoeling dat mijn vader mijn moeder zou volgen naar Nederland. Nadat mijn moeder de bootreis over de Atlantische oceaan met mij had gemaakt, werd ik in 1959 in Amsterdam geboren. Ik kreeg de voornaam van mijn vader namelijk Cherida en de achternaam van mijn moeder: De Ziel. Mijn vader heeft zich echter niet meer verenigd met mijn moeder, mede omdat er sprake was van een andere vrouw. Dat is uiteindelijk de reden waarom ik meer creools, dan hindostaans ben opgevoed. Natuurlijk wist ik wel het een en ander over mijn vader en heb hem ook eenmaal ontmoet.

Mijn moeder Hilda de Ziel

Maar toen ik mij meer bewust werd van mijn hindostaanse, culturele etnische achtergrond, ben ik ongeveer 15 jaar geleden met de broer van mijn vader Jozef in contact gekomen, die mij meer kon vertellen over mijn vader George. Inmiddels blijk ik een grote moslimfamilie te hebben, waar ik heel trots op ben. Dat zijn voor mij persoonlijk de wonderen en verassingen die een mens ten deel kunnen vallen van God, ondanks dat ik niet ben opgegroeid met mijn vader en hem niet goed heb gekend. Een gemis waar ik mij toen niet van bewust was.

Tot slot: van twee belangrijke gebeurtenissen in de 19e eeuw (de afschaffing van de slavernij en de hindostaanse immigratie) ben ik (in)direct historisch-cultureel en etnisch een nakomeling. Daarom vier ik jaarlijks 1 juli Keti Koti (de afschaffing van de slavernij), maar dit jaar ga ik voor de eerste keer op: 5 juni de Hindostaanse Immigratie vieren, gedenken en beleven!

__________________________________________________________________________

Geraadpleegde literatuur

Chan E.S. Choenni, Hindoestaanse contractarbeiders 1873-1920 van India naar de plantages in Suriname. Volendam: LM Publishers, 2016.
Albert Helman (red.), Cultureel mozaïek van Suriname. Zutphen: De Walburg Pers, 1978.
Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Paramaribo: Okopipi, 2002. (5 dln.)
Michiel van Kempen, Herinneren, verbeelden, begrenzen. 150 jaar Hindostanen hier en daar. Eerste Jit Narain Lezing. Den Haag: Curatorium Jit Narain Lezing en Jit Narain Cultuurprijs, 2018.
Cherida de Ziel, 150 jaar Afschaffing Slavernij in Suriname. Amsterdam: Eigen beheer, 2013.


Voetnoten

1) Link: https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/index/nt00345?searchTerm=
2) Na 1 juli 1863 moesten de slaven nog tien jaar onder het zgn. Nederlands Staatstoezicht op de Surinaamse plantages doorwerken tegen een hongerloon, waardoor zij pas op 1 juli 1873 daadwerkelijk hun vrijheid kregen.
3) Zie Van Kempen 2018.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter