Autobiografische schets van Antoine Maduro
Over het leven van Antoine J. Maduro
Op de dag van zijn tachtigste verjaardag schrijft Antoine Maduro dat zijn autobiografische aantekeningen wellicht kunnen dienen als raad voor onze jongeren -want ‘Wie niet hoort naar goede raad, beklaagt het te laat.’ Hij schrijft aan Daphne M. van Schendel-Labega die hem een paar jaar eerder om deze eigen levensbeschrijving had gevraagd.
Beide mensen zijn inmiddels niet meer onder de levenden, maar nu is het moment dan aangebroken dat het autobiografisch relaas in boekvorm is verschenen, een zeer belangrijk document humain, dankzij de enorme inspanning van Sidney Joubert van Fundashon Instituto Raúl Römer. Di kita sombré.
door Jeroen Heuvel
Het boek zou in het beginstadium van het te verwezenlijken plan op voorstel van Maduro in het Nederlands worden geschreven, maar later is dat veranderd, wat een belangrijke aanwinst is voor de schaarse schat aan publicaties in goed Papiamentu op niveau, en al helemaal op het gebied van de biografie. De titel luidt Bida, remordementu, konfeshon i krítika, wat te vertalen valt als ‘Leven, gewetensknaging, biecht en beoordeling’. Vanaf de kaft kijkt de geknielde tengere mansfiguur, getekend door Elis Juliana in diens herkenbare stippeltechniek, als een in een soort harnas geklede vernuftige edelman, zich beschermend met een schild van de spelling en gewapend met een vervaarlijke spies waaraan spelfouten zijn geregen, vanonder een koddige schaduwhoed en met vermetele blik ons aan: ‘Wie doet me wat?’ Een rake karikatuur voor deze man die een grote bijdrage heeft geleverd aan het cultureel en sportief leven in Curaçao.
In het beginstadium, namelijk in een brief van 29 januari 1986, schrijft Antoine nog aan Daphne dat hij stelt dat niet hij de auteur zal zijn, maar dat hij notities zal aanleveren die zij zal aanwenden voor een soort historische roman. In de loop van de jaren daarna, hij blijft tot augustus 1994 aantekeningen sturen, vond Daphne dat zijn bijdragen zo uniek waren, verzorgd wat betreft spelling en weloverwogen in woordkeus en gebruik van het Papiamentu, het idioom van Antoine zo voorbeeldig, dat ze besloot af te zien van het herschrijven ervan tot een roman, maar zijn teksten te gebruiken als basis voor zijn biografie. Haar taak werd die van ghostwriter en redacteur.
Het stevig uitgegeven boek beslaat driehonderd bladzijden, ruim tweederde deel is de biografie met als nawoord een In Memoriam en verantwoording van de totstandkoming, het andere gedeelte bestaat uit bijlagen bij sommige hoofdstukken. Naast voor- en nawoord zijn er 12 hoofdstukken verspreid over 6 afdelingen.
De afdelingen met de respectievelijke hoofdstukken gaan over kindertijd en jeugd, het werkzame leven, zijn ontspanningen in de natuur, voetbal en zang en muziek, zijn onderzoekingen, het privé-leven, en als laatste afdeling godsdienst en levensfilosofie. Ik citeer enkele, willekeurig gekozen, fragmenten.
Antoine zat in de vierde klas bij de fraters op de St.Jozefschool te Pietermaai. De Maduro’s woonden toen op Kleine Berg -waar vader op de politiepost werkte- en de jongen moest te voet naar school. Dat is ongeveer drie en een halfuur gaans. Zijn vader liep altijd samen met hem van huis tot aan Plantersrust en dan liep de ongeveer tienjarige jongen alleen verder via de Roodeweg naar de pontjesbrug en Pietermaai tot aan het huis van oma in Montebèrdè, waar hij gedurende de schoolweek inwoonde. Vrijdag ‘s middags liep hij, in zijn eentje, terug naar huis. Vader zat dan op een rots bij het begin van Kleine Berg verlangend naar hem uit te zien. Wat een vreugde beleefde de jongen aan de zoenen van zijn moeder en dat hij zijn zusje Yeta een kus op de wang mocht drukken! De vader van Antoine Maduro (naar wie hij vernoemd is) is op 38 jarige leeftijd plotseling aan hartklachten overleden. Na het overlijden van papa, ging het kleine gezin, de Sabaanse moeder met twee kinderen, bij de ouders van vaders zijde in Montebèrdè inwonen. In dat huisje dat niet in al te beste staat verkeerde, woonden al zes mensen. Daar kwamen nu dus drie bij. Het weduwepensioen waar moeder mee moest zien rond te komen bedroeg het schamele bedrag van 22,50 gulden per maand. Na een paar verhuizingen kwam het gezinnetje van de weduwe te wonen in wat toen Den Perret heette, een buurt -zonder elektriciteit- die in 1979 is neergehaald toen de weg langs het joodse kerkhof van Berg Altena verbreed werd.
Antoine beschrijft de onvergetelijke tijd in de vijfde klas waar frater August Biemans heel veel aan voetbal deed en aan zang. Er stond zelfs een orgel in de klas waarop de frater alle liederen begeleidde. De jongens zongen tweestemmig, de niet-kerk liedjes, zoals ‘t Zonnetje gaat van ons scheiden, Hef de riemen hoog, plas ze neer in ‘t water, Vlug ter been snel ik heen, Weet gij hoeveel sterren gloeien. Antoine heeft ze tot op hoge leeftijd nog vaak gezongen, onder andere tijdens het bereiden van de maaltijd. Een lied dat hij prijsgeeft aan het papier om het te onttrekken aan de vergetelheid is Het lied van Kòrsou. Hierbij het eerste van de drie coupletten:
Fier rijst uit wilde golven
Mijn klein en lief Kòrsou,
Het land waar ik wil wonen,
waar ik zoveel van hou.
Ik heb U lief, Uw zee, Uw strand,
Uw rotsen en Uw heuvelland.
Fier rijst uit wilde golven
Mijn klein en lief Kòrsou.
Een heerlijke tijd is dat geweest, zo -veel- op school te mogen zingen. Wat een verarming in het onderwijs dat dat tegenwoordig nauwelijks tot helemaal niet meer gebeurt.
Het gezinnetje leefde in grote armoede, de huur bedroeg 6 gulden per maand en toen Antoine de vraag van frater Dionysius kreeg of hij na de lagere school naar het St. Thomascollege wilde, was dat een gewetensvraag, omdat hij eigenlijk als oudste kind en zoon mama moest helpen de kost te verdienen. Wat een opluchting toen de frater moeder op het hart kon drukken dat voor een ijverige, intelligente leerling als Antoine geen schoolgeld zou worden gevraagd. Aan het eind van zijn middelbareschooltijd helpen de fraters hem aan een aanstelling bij de oliemaatschappij.
Antoine uit zijn dankbaarheid naar de fraters en hun onderwijs in het Nederlands, maar dat wil niet zeggen dat hij alle Nederlanders over één kam scheert.
C.P.I.M.
In augustus 1926 gaat hij op de correspondentieafdeling van het hoofdkantoor van de Curaçaosche Petroleum Industrie Maatschappij c.q. Shell werken, in het begin als typist, waar hem een salaris wordt geboden van 50 gulden per maand. Enkele maanden later werd dat met 30% verhoogd. Een en ander was een grote opluchting voor het bestedingspatroon van zijn moeder. Hij doet in 1928 en het jaar daarna, ditmaal op aandringen van frater Gerontius, examen correspondentie in respectievelijk Engels en Spaans bij de Vereeniging van Leeraren In Talen En Handelscorrespondentie (L.I.T.E.H.) te Amsterdam. En ongeveer 30 jaar later, tegen het eind van zijn loopbaan bij de Shell, in 1957, slaagt hij voor het examen tolk-vertaler Spaans. Hij deed dit examen op aanraden van collega Theo van de Mortel die voor hetzelfde examen, maar dan voor de Engelse taal was geslaagd.
Maar tijdens zijn 34 dienstjaren bij de Shell liep niet alles van een leien dakje. Nee, hij heeft veel momenten van weerzin en verontwaardiging beleefd en zelfs van toorn. Het was overduidelijk dat de werknemers uit Nederland veel meer privileges waren toegekend dan aan de mensen uit Curaçao. Adjunct directeur W. van Eijck verwoordde het aldus: we zijn een Nederlands bedrijf dus het is logisch dat mensen uit Nederland beter worden bejegend.
In 1943 konden er wegens de oorlog geen werknemers uit Nederland overkomen en moest er dus een groter beroep worden gedaan op de yu di tera (landskinderen). Dus werd besloten om een aantal ‘maandgelders’ (waaronder Antoine Maduro) te promoveren als ’employé’. Zijn baas, Koenraad van Gogh, had hem vlak voor diens vakantie, in december, toevertrouwd dat hij Antoine op de bewuste lijst had gezet en dat hij alleen Antoine op die lijst had gezet en om dat tussen hen twee te houden. Van Gogh ging op vakantie (in die tijd deden de Nederlandse werknemers dat naar Costa Rica). Toen op 3 januari bekend werd wie er werden verheven tot employé, zat Maduro er niet bij. Wel een aantal dames uit Jamaica en Trinidad. Nu was Antoine via een loopjongen op de hoogte gebracht van het bestaan van een soort evaluatieschrift van de werknemers dat op de afdeling Algemene Zaken werd bijgehouden door F.A. Vromans, chef personeelszaken. Op slinkse wijze was het hem gelukt daarin af en toe een blik te werpen. Achter zijn naam stonden slechts adjectieven van waardering, zoals nauwgezet en keurig. Maar achter de naam van een van de dames uit Trinidad, Antoine zet voor alle duidelijkheid haar initialen erbij, stonden de vreselijkste eigenschappen, bijvoorbeeld. Nazimethode. Besef wat voor een gewicht zo’n benaming midden in de oorlog had. Ondanks de belofte van Antoine zijn directe baas en beoordelingen als keurigheid en nauwgezetheid, bleef hij gewoon maandgelder. Antoine protesteerde en ging die dag niet aan de slag. Op de vraag van de vervangend chef wat er aan de hand was, legt hij het uit. De chef is het eens en stelt een hoofd van de afdeling personeel op de hoogte, en die verklapte dat afdelingshoofd G. Troost -wat een ironie, die naam- had gesjoemeld met de namenlijst en daarop de vrouw met de Nazimethode had geplaatst. Het was te begrijpen. Het afdelingshoofd kon het erg goed vinden met en bij enkele van die ‘troostmeisjes’. Vanwege dit onrecht groeide de antipathie van Antoine voor enkele Nederlanders.
Hij liet het hier niet bij. Hij stapte naar Vromans en wreef die onder de neus wat hij wist over het evaluatieschrift en de beoordelingen voor de betreffende ‘dame’. Terwijl hij te keer ging zakte Vromans dieper weg in zijn zetel. Hij moest toegeven dat Maduro beslagen ten ijs was gekomen. Vromans probeerde Maduro te sussen, Antoine geeft toe dat Vromans een welgemanierde gentleman was. Ze kenden elkaar van het voetbalveld, als tegenstanders. Vromans was back bij Asiento en Antoine was linksback bij de Trappers. Vromans beloofde dat voordat de maand om was, alles geregeld zou zijn. Zo gezegd, zo gedaan. Op 1 februari werd Antoine employé.
De mensen uit Curaçao werden in die tijd door de Shell zeer slecht betaald. Eind 1942 zat Antoine, gehuwd en met drie kinderen -hij en zijn vrouw zouden er later nog vier krijgen- aan zijn plafond van 250 gulden per maand. En dat voor een 47 urige werkweek. Er was zelfs een tijd dat zij van de correspondentieafdeling ‘s avonds extra moesten werken van 19.00 tot 22.00 uur, zonder enige compensatie voor dit overwerk.
Antoine heeft weinig goede woorden over voor de Shell als werkgever. Bij zijn 25-jarig jubileum had de directeur, J. Noorduyn -van die weg naar Julianadorp- van de ene op de andere dag maar besloten om de gratificatie van 500 gulden te schrappen. Vijf jaar later weer geen gratificatie en gedurende al de 34 jaar bij Shell nooit een kerstgratificatie of dertiende maand. Toen hij met pensioen ging kreeg hij maar de helft uitbetaald en daar werd vanwege een integratiebepaling ook nog eens maandelijks 40 gulden van ingehouden.
Degenen die hoog opgaven van de Shell toen die in 1985 zijn hielen lichtte, zouden volgens Antoine eens moeten weten hoe de Shell hem en de andere landskinderen had behandeld. Ben benieuwd wie bij de komende viering of herdenking van 100 jaar Shell/Isla dit onrecht van de geschiedenis durft te belichten.
Deze bespreking is te kort om recht te doen aan al de daden van Antoine Maduro. Hij stond bijvoorbeeld aan de wieg van verschillende voetbalverenigingen, waarvan het bekendste elftal SUBT is, hij heeft het mannenkoor van de kerk van Steenrijk jarenlang geleid en hij is wellicht nog wel het allerbekendst vanwege zijn academische kennis van zijn moedertaal, het Papiamentu, waarover hij meer dan dertig publicaties heeft geschreven. In de autobiografie wijdt hij tientallen bladzijden aan deze geschiedenissen, in deze bespreking wordt het afgedaan in amper drie zinnen.
Het boek is een absolute aanrader voor iedereen die meer wil weten over een onderwerp dat hier al dan niet iets uitgebreider besproken is, of over zijn vaste katholieke overtuigingen, levensfilosofie, zijn beleving van seksualiteit, het huwelijk en het weduwnaarschap of de ouderdom, kortom Bida, remordementu, konfeshon i krítika is het belangrijkste document humain in het Papiamentu over het Curaçao van ongeveer 1914 tot 1994 dat tot nu toe in de 21ste eeuw is verschenen.
verschenen in Antilliaans Dagblad 23 januari 2016
Hallo,
Ik ben de zuster van Daphne van Schendel-Labega. Waar kan ik het boek over Antoine Maduro bestellen?
Hartelijk bedankt. Aida Bon
Goedemorgen,
Antoine Maduro is mijn grootvader en ik wil graag weten waar ik het boek kan bestellen.
Hartelijk bedankt, Dorina Maduro.